Add parallel Print Page Options

23 zorgde God ervoor dat er moeilijkheden ontstonden tussen Abimelech en de bewoners van Sichem. Daardoor werden de bewoners van Sichem ontrouw aan Abimelech. 24 Zo wilde God Abimelech straffen voor de moord op zijn broers, de 70 zonen van Gideon. En Hij wilde de bewoners van Sichem ervoor straffen dat zij hem daarbij hadden geholpen. 25 Om Abimelech dwars te zitten, begonnen benden uit Sichem de bergen onveilig te maken. Vanuit hinderlagen beroofden ze iedereen die voorbij kwam. Dit werd aan Abimelech verteld.

Read full chapter

22,23 Nadat Abimelech drie jaar over Israël had geregeerd, stuurde God een boze geest die moeilijkheden veroorzaakte tussen Abimelech en de burgers van Sichem, waardoor zij hem ontrouw werden. 24 Tijdens de gebeurtenissen die volgden, kregen zowel Abimelech als de burgers van Sichem, die samen met hem de zeventig zonen van Gideon hadden vermoord, voor deze bloedschuld hun verdiende loon. 25 Dit ging als volgt: de burgers van Sichem legden hinderlagen voor Abimelech langs de weg die over de toppen van de bergen leidt. Terwijl zij wachtten tot Abimelech voorbij zou komen, beroofden zij iedereen die langs kwam. Maar iemand waarschuwde Abimelech voor hun samenzwering.

Read full chapter

23 And God sent an evil spirit between Abimelech and the lords of Shechem, and the lords of Shechem dealt treacherously with Abimelech, 24 so that the violence done to the seventy brothers of Abimelech would be avenged and their blood be placed on Abimelech their brother, who killed them, and on the lords of Shechem, who helped[a] to kill his brothers. 25 And the lords of Shechem set for him ambushes on the top of the mountains, and they robbed all who passed by them along the road; and it was reported to Abimelech.

Read full chapter

Footnotes

  1. Judges 9:24 Literally “who strengthened his hands”

23 then God sent an evil spirit between Abimelech and the men of Shechem, and the men of Shechem dealt treacherously with Abimelech

24 that the cruelty done to the seventy sons of Jerubbaal and their blood might come to be laid upon Abimelech their brother who slew them and upon the men of Shechem, who aided him in the killing of his brethren.

25 And the men of Shechem set ambushers for him in the top of the mountains, and they robbed all that came along that way by them; and it was told Abimelech.

Read full chapter