Financial Entanglements

My son, if you have put up security for your neighbor[a]
or entered into an agreement with[b] a stranger,[c](A)
you have been trapped by the words of your lips[d]
ensnared by the words of your mouth.
Do this, then, my son, and free yourself,
for you have put yourself in your neighbor’s power:
Go, humble yourself, and plead with your neighbor.
Don’t give sleep to your eyes
or slumber to your eyelids.(B)
Escape like a gazelle from a hunter,[e]
like a bird from a fowler’s trap.[f](C)

Laziness

Go to the ant,(D) you slacker!(E)
Observe its ways and become wise.
Without leader, administrator, or ruler,
it prepares its provisions in summer;
it gathers its food during harvest.(F)
How long will you stay in bed, you slacker?
When will you get up from your sleep?
10 A little sleep, a little slumber,
a little folding of the arms to rest,(G)
11 and your poverty will come like a robber,
your need, like a bandit.(H)

The Malicious Man

12 A worthless person,(I) a wicked man
goes around speaking dishonestly,(J)
13 winking(K) his eyes, signaling with his feet,
and gesturing with his fingers.
14 He always plots evil(L) with perversity in his heart—
he stirs up trouble.(M)
15 Therefore calamity will strike him suddenly;
he will be shattered instantly—beyond recovery.(N)

What the Lord Hates

16 The Lord hates six things;
in fact, seven are detestable to Him:
17 arrogant eyes,(O) a lying tongue,(P)
hands that shed innocent blood,(Q)
18 a heart that plots wicked schemes,(R)
feet eager to run to evil,(S)
19 a lying witness who gives false testimony,(T)
and one who stirs up trouble among brothers.(U)

Warning against Adultery

20 My son, keep your father’s command,
and don’t reject your mother’s teaching.(V)
21 Always bind them to your heart;
tie them around your neck.(W)
22 When you walk here and there, they will guide you;
when you lie down, they will watch over you;
when you wake up, they will talk to you.
23 For a command is a lamp, teaching is a light,(X)
and corrective discipline is the way to life.(Y)
24 They will protect you from an evil woman,[g]
from the flattering[h] tongue of a stranger.(Z)
25 Don’t lust in your heart for her beauty(AA)
or let her captivate you with her eyelashes.(AB)
26 For a prostitute’s fee is only a loaf of bread,[i]
but an adulteress[j] goes after a precious life.(AC)
27 Can a man embrace fire[k]
and his clothes not be burned?
28 Can a man walk on burning coals
without scorching his feet?
29 So it is with the one who sleeps with
another man’s wife;
no one who touches her will go unpunished.(AD)
30 People don’t despise the thief if he steals
to satisfy himself when he is hungry.(AE)
31 Still, if caught, he must pay seven times as much;(AF)
he must give up all the wealth in his house.
32 The one who commits adultery[l] lacks sense;
whoever does so destroys himself.(AG)
33 He will get a beating[m] and dishonor,
and his disgrace will never be removed.
34 For jealousy enrages a husband,(AH)
and he will show no mercy when he takes revenge.
35 He will not be appeased by anything
or be persuaded by lavish gifts.

Footnotes

  1. Proverbs 6:1 Or friend
  2. Proverbs 6:1 Lit or shaken hands for or with
  3. Proverbs 6:1 The Hb word for stranger can refer to a foreigner, an Israelite outside one’s family, or simply to another person.
  4. Proverbs 6:2 Lit mouth
  5. Proverbs 6:5 Lit hand
  6. Proverbs 6:5 Lit hand
  7. Proverbs 6:24 LXX reads from a married woman
  8. Proverbs 6:24 Lit smooth
  9. Proverbs 6:26 Or On account of a prostitute, [one is left with] only a loaf of bread
  10. Proverbs 6:26 Lit but a wife of a man
  11. Proverbs 6:27 Lit man take fire to his bosom
  12. Proverbs 6:32 Lit commits adultery with a woman
  13. Proverbs 6:33 Or plague

1,2 Mijn zoon, het kan gebeuren dat je je voor iemand borg stelt, dat je garant staat voor zijn schuld en dan aan je woord wordt gehouden.
Doe dan het volgende, mijn zoon: breng de zaak snel in het reine, want je naaste heeft een vordering op jou. Bezoek de schuldeiser en zeg hem dat je zult betalen en dwing de schuldenaar, voor wie je borg staat, alsnog het geld bijeen te brengen.
Slaap daar niet eerst een nachtje over, maar regel zulke zaken snel.
Want op dat moment ben je de prooi van de eiser, zoals hert en vogel prooi zijn van de jager. Dus breng jezelf in veiligheid.
Neem een voorbeeld aan de mieren, luiaard! Kijk eens naar hun nijvere arbeid en word wijs.
Want ook al hebben mieren dan geen leider,
toch leggen zij ʼs zomers voedselvoorraden aan en verzamelen zij hun eten in de oogsttijd.
Hoelang blijf je nog op je rug liggen, luiaard? Wanneer word je eindelijk eens wakker?
10 Nog even slapen, nog even soezen, nog even lekker liggen,
11 maar dan komt de armoede over je en maar al te snel zul je gebrek lijden.
12 Een nietsnut en dwarsligger kun je gemakkelijk herkennen, je hoeft hem alleen maar aan te horen.
13 Let maar op hoe hij kijkt, hoe hij met zijn voeten stampt en met zijn vinger wijst.
14 Waar zijn hart vol van is, loopt zijn mond van over. Hij heeft voortdurend kwaad in de zin en zorgt altijd voor onenigheid.
15 Daarom zal hij snel aan zijn einde komen; wat hem treft, is ongeneeslijk.
16 Er zijn veel dingen die de Here haat en zeker zeven waarvan Hij een afkeer heeft:
17 hoogmoed, liegen, moorden,
18 slechte plannen smeden, met plezier kwaad doen,
19 vals getuigen en verdeeldheid zaaien onder broeders.
20 Mijn zoon, houd je vast aan de geboden die je vader je gaf, aan de wet waarnaar je moeder leefde.
21 Berg ze diep in je hart en leef ernaar, zodat ze je zullen sieren.
22 Zij zijn een gids op je levensweg, een beschermer wanneer je slaapt en een raadgever wanneer je wakker wordt.
23 Want het gebod is een lamp en de wet een licht, en om de weg naar het leven te vinden, zijn wijze waarschuwingen nodig.
24 Zij beschermen je tegen de slechte vrouw en de gladde tong van een vreemdelinge.
25 Laat haar schoonheid niet doordringen tot je hart en pas op dat ze je niet vangt met haar verleidelijke ogen.
26 Want de omgang met een hoer heeft tot gevolg dat je droog brood eet en bij zoʼn overspelige vrouw is zelfs je ziel in het geding.
27 Zou iemand die met vuur speelt, zich niet branden?
28 Iemand die op kolen loopt, geen blaren op zijn voeten krijgen?
29 Dat geldt ook voor degene die zijn handen niet van andermans vrouw kan afhouden: die zal zijn straf zeker niet ontlopen.
30 Dan komt iemand die steelt omdat hij honger heeft, er beter vanaf.
31 Is hij eenmaal opgespoord, dan moet hij misschien zelfs met alles wat hij bezit, dubbel en dwars terugbetalen.
32 Maar iemand die overspel pleegt, heeft zijn verstand verloren, want daaraan gaat ook de ziel kapot.
33 Schade en schande zijn zijn deel, zijn wandaad wordt niet meer vergeten.
34 Jaloezie is een vuurgloed in een man en overspel wordt niet vergeven, wel gewroken.
35 Van verzoening wil hij niet weten, wat je hem ook aanbiedt.