Add parallel Print Page Options

De vernietiging van de stad Babylon (vervolg)

19 Hierna hoorde ik in de hemel het luide roepen van een grote menigte. Ze riepen: "Prijs de Heer! De redding en de macht en majesteit en de eer zijn van onze God. Hij regeert. Want Hij is een eerlijke en rechtvaardige Rechter. Hij heeft de slechte vrouw veroordeeld en gestraft. Want met haar slechtheid heeft ze heel veel kwaad gedaan op aarde. Hij heeft haar gestraft voor het bloed van zijn dienaren die zij heeft gedood." En ze riepen voor de tweede keer: "Prijs de Heer! De stad zal voor eeuwig branden en de rook zal voor eeuwig opstijgen!"

De 24 gemeenteleiders en de vier wezens lieten zich in aanbidding op de grond vallen voor God op zijn troon. En ze riepen: "Amen! Zo is het! Prijs de Heer!" Toen zei een stem uit de troon: "Laten alle dienaren van God Hem prijzen. Laat iedereen die ontzag voor Hem heeft, Hem prijzen, iedereen van hoog tot laag!"

De bruiloft van het Lam

Toen hoorde ik een stem die leek op het geluid van een grote menigte, of van de zee, of van de donder. En die stem riep: "Prijs de Heer! Want de Almachtige Heer God is Koning! Laten we blij zijn en feestvieren en Hem prijzen! Want de bruiloft van het Lam begint. Zijn bruid heeft zich klaargemaakt." Ze had mooie kleren van fijn, wit linnen gekregen om aan te trekken. Dat fijne linnen is het geloof van de gelovigen. Door dat geloof zijn ze vrijgesproken van schuld.

De engel zei tegen mij: "Schrijf op: Het is heerlijk voor de mensen als ze zijn uitgenodigd voor de maaltijd op het bruiloftsfeest van het Lam." En hij zei tegen mij: "Dit is wat God zegt, en wat Hij zegt is waar." 10 Ik liet mij voor zijn voeten op de grond vallen om hem te aanbidden. Maar hij zei: "Doe dat niet! Ik ben een dienaar van God, net als jij en je broeders die in Jezus geloven. Aanbid God! Want elke profetie spreekt in feite over Jezus."[a]

De Ruiter op het witte paard

11 Ik zag de hemel opengaan en er kwam een wit paard tevoorschijn. De Ruiter op dat paard wordt 'Trouw' en 'Vol Waarheid' genoemd. Hij oordeelt en strijdt op een rechtvaardige manier. 12 Zijn ogen vlamden als vuur en op zijn hoofd stonden heel veel kronen. Daarop stond een naam geschreven die niemand weet. Alleen Hijzelf weet die naam. 13 Zijn kleren waren in bloed geverfd. Zijn naam is: 'Het Woord van God'. 14 En de hemelse legers, gekleed in schone, witte, linnen kleren, volgden Hem op witte paarden. 15 Uit zijn mond kwam een scherp zwaard, waarmee Hij de ongelovigen verslaat. Hij zal streng over de volken heersen, als met een ijzeren staf. Hij zal Zelf de druiven uitpersen in de druivenpers van de straf van de Almachtige God.[b] 16 Op zijn kleding staat bij zijn bovenbeen zijn naam geschreven: 'Hoogste Koning en machtigste Heer'.

17 En ik zag een engel in de zon staan. Hij riep luid tegen alle vogels: "Kom hier! Verzamel je voor de grote maaltijd van God! 18 Eet het vlees van koningen, legeraanvoerders, machtige mensen, paarden en ruiters, vrije mensen en slaven, belangrijke mensen en gewone mensen."

19 Toen zag ik het beest en de koningen van de aarde. Zij en hun legers waren bij elkaar gekomen om te strijden tegen de Ruiter op het witte paard en zijn leger. 20 Het beest werd gevangen genomen, samen met de leugen-profeet die namens het beest allerlei wonderen had gedaan. Met die wonderen en leugens had het beest de mensen verleid die zijn merkteken op hun voorhoofd hadden. Dat waren de mensen die zijn beeld aanbaden. Het beest en de leugen-profeet werden levend in een zee van brandende zwavel gegooid. 21 De anderen werden gedood door het zwaard dat uit de mond van de Ruiter kwam. En de vogels aten zich vol met hun vlees.

Footnotes

  1. Openbaring 19:10 Ook zou kunnen: Want wat Jezus wil zeggen, is de bron van elke profetie.
  2. Openbaring 19:15 Net als in Openbaring 14:18-20 worden met de druiven de ongelovige mensen bedoeld en met de druivenpers Gods straf.

Rejoicing in Heaven

19 After this I heard (A)what seemed to be the loud voice of a great multitude in heaven, crying out,

“Hallelujah!
(B)Salvation and glory and power belong to our God,
    for (C)his judgments are true and just;
for he has judged (D)the great prostitute
    who corrupted the earth with her immorality,
and (E)has avenged on her the blood of his servants.”

Once more they cried out,

“Hallelujah!
(F)The smoke from her goes up forever and ever.”

And (G)the twenty-four elders and the four living creatures fell down and worshiped God who was seated on the throne, saying, “Amen. Hallelujah!” And from the throne came a voice saying,

(H)“Praise our God,
    all you his servants,
(I)you who fear him,
    small and great.”

The Marriage Supper of the Lamb

Then I heard what seemed to be (J)the voice of a great multitude, like (K)the roar of many waters and (L)like the sound of mighty peals of thunder, crying out,

“Hallelujah!
For the Lord our God
    the Almighty (M)reigns.
Let us rejoice and exult
    and give him the glory,
for (N)the marriage of the Lamb has come,
    and (O)his Bride has made herself ready;
(P)it was granted her to clothe herself
    with fine linen, bright and pure”—

for the fine linen is (Q)the righteous deeds of the saints.

And the angel said[a] to me, “Write this: (R)Blessed are those who are invited to the marriage supper of the Lamb.” And he said to me, (S)“These are the true words of God.” 10 Then (T)I fell down at his feet to worship him, (U)but he said to me, “You must not do that! I am a fellow servant with you and your brothers who hold to (V)the testimony of Jesus. Worship God.” For the testimony of Jesus is the spirit of prophecy.

The Rider on a White Horse

11 Then I saw (W)heaven opened, and behold, (X)a white horse! The one sitting on it is called (Y)Faithful and True, and (Z)in righteousness he judges and makes war. 12 (AA)His eyes are like a flame of fire, and on his head are (AB)many diadems, and he has (AC)a name written that no one knows but himself. 13 He is clothed in (AD)a robe dipped in[b] blood, and the name by which he is called is (AE)The Word of God. 14 And the armies of heaven, (AF)arrayed in fine linen, white and pure, (AG)were following him on white horses. 15 (AH)From his mouth comes a sharp sword (AI)with which to strike down the nations, and (AJ)he will rule[c] them with a rod of iron. (AK)He will tread the winepress of the fury of the wrath of God the Almighty. 16 On his robe and on his thigh (AL)he has a name written, (AM)King of kings and Lord of lords.

17 Then I saw an angel standing in the sun, and with a loud voice he called to (AN)all the birds that fly directly overhead, (AO)“Come, gather for (AP)the great supper of God, 18 (AQ)to eat the flesh of kings, the flesh of captains, the flesh of mighty men, the flesh of horses and their riders, and the flesh of all men, both free and slave,[d] both small and great.” 19 And I saw (AR)the beast and the kings of the earth with their armies (AS)gathered to make war against him who was sitting on the horse and against his army. 20 And the beast was captured, and with it (AT)the false prophet (AU)who in its presence[e] had done the signs by which he deceived those who had received the mark of the beast and those who (AV)worshiped its image. These two were (AW)thrown alive into the lake of (AX)fire that burns with sulfur. 21 And the rest were slain by the sword (AY)that came from the mouth of him who was sitting on the horse, and (AZ)all the birds were gorged with their flesh.

Footnotes

  1. Revelation 19:9 Greek he said
  2. Revelation 19:13 Some manuscripts sprinkled with
  3. Revelation 19:15 Greek shepherd
  4. Revelation 19:18 For the contextual rendering of the Greek word doulos, see Preface
  5. Revelation 19:20 Or on its behalf