Add parallel Print Page Options

De stam van Levi

Op het moment dat de Here met Mozes sprak op de berg Sinaï, had Aäron de volgende zonen: Nadab, de oudste, Abihu, Eleazar en Itamar. Zij waren allemaal tot priester gezalfd en zo afgezonderd om dienst te doen in de tabernakel. Maar Nadab en Abihu stierven in de woestijn van de Sinaï toen zij bij het altaar van de Here onheilig vuur gebruikten. Omdat Nadab en Abihu geen kinderen achterlieten, waren alleen Eleazar en Itamar overgebleven om hun vader Aäron te assisteren in de tabernakel.

Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Roep de stam Levi bijeen en stel hen aan Aäron voor als zijn assistenten. 7-9 Zij moeten zijn instructies opvolgen en de heilige taken in de tabernakel uitvoeren namens het hele volk Israël. Want zij zijn aangewezen als vertegenwoordigers van het volk Israël. Zij zijn verantwoordelijk voor alle voorwerpen in de tabernakel en voor het onderhoud van de tabernakel. 10 Maar alleen Aäron en zijn zonen mogen het priesterambt uitoefenen. Onbevoegden die dit denken te kunnen doen, zullen ter dood worden gebracht.’ 11,12 En de Here zei tegen Mozes: ‘Ik heb de Levieten aanvaard als plaatsvervangers voor alle oudste zonen van het volk Israël. De Levieten behoren Mij toe 13 in ruil voor alle oudste zonen. Sinds de dag dat Ik alle eerstgeborenen van de Egyptenaren doodde, nam Ik alle eerstgeborenen van mens en dier in Israël voor Mijzelf! Zij zijn mijn eigendom, Ik ben de Here.’

14,15 De Here sprak opnieuw tegen Mozes in de woestijn op het schiereiland Sinaï en zei: ‘Tel de zonen van Levi, ieder ingedeeld naar zijn familie, tel ieder mannelijk persoon van één maand en ouder mee.’ 16-24 En Mozes deed dat volgens Gods bevel. De zonen van Leviʼs zoon Gerson heetten Libni en Simi. De families die hun namen droegen, omvatten 7500 man en hun leider was Eljasaf, de zoon van Laël. Hun kampplaats was aan de westkant van de tabernakel. 25-30 Deze twee families waren verantwoordelijk voor het onderhoud van de tabernakel: de dakbedekking, het gordijn voor de ingang van de tabernakel, de gordijnen rond de voorhof en het gordijn voor de ingang van de voorhof die de tabernakel en het altaar omringde en de scheerlijnen die werden gebruikt om de tabernakel op te zetten.

De zonen van Leviʼs zoon Kehat heetten Amram, Jishar, Hebron en Uzziël. Hun stammen telden 8600 mannen en hun leider was Elisafan, de zoon van Uzziël. Zij hadden de zorg voor het heilige. Hun kampplaats was aan de zuidkant van de tabernakel. 31-35 Deze vier families waren verantwoordelijk voor de ark, de tafel, de kandelaar, de altaren, de verschillende voorwerpen die bij de dienst werden gebruikt, het gordijn voor het Heilige der Heiligen en alle reparaties die noodzakelijk waren voor elk van deze voorwerpen.

Eleazar, de zoon van Aäron, was het hoofd van de Levieten en was verantwoordelijk voor alles wat in het heiligdom gebeurde.

De zonen van Leviʼs zoon Merari heetten Machli en Musi. Hun geslachten telden 6200 mannen en hun leider was Suriël, de zoon van Abichaël. Hun kampplaats was aan de noordkant van de tabernakel. 36,37 Deze twee families waren verantwoordelijk voor het onderhoud van de panelen van de tabernakel, de pilaren, de voetstukken van de pilaren en al het gerei, dat nodig was voor hun gebruik, de pilaren rond de voorhof en hun voetstukken, de grondpennen en de scheerlijnen. 38 De oostkant van de tabernakel was gereserveerd voor de tenten van Mozes en Aäron en zijn zonen, die de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de tabernakel droegen namens het volk Israël. Iemand die niet tot de priesters of Levieten behoorde, maar toch in de tabernakel kwam, moest worden gedood.

39 Het aantal Levieten dat in opdracht van de Here door Mozes en Aäron werd geteld, bedroeg tweeëntwintigduizend mannen van één maand en ouder. 40 Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Tel nu alle oudste zonen in Israël van één maand en ouder en noteer hun namen. 41 De Levieten zullen Mij toebehoren—Ik ben de Here—als vervangers voor de oudste zonen van Israël, en het vee van de Levieten is van Mij als vervanging van de eerstgeborenen van het vee van het hele volk.’ 42,43 Dus hield Mozes een telling onder de oudste zonen in Israël van één maand en ouder, zoals de Here hem had opgedragen. Hij kwam op een totaal van 22.273.

44 Daarop zei de Here tegen Mozes: 45 ‘Geef Mij de Levieten in plaats van de oudste zonen van het volk Israël, en geef Mij het vee van de Levieten in plaats van de eerstgeborenen van het vee van de Israëlieten. Ja, de Levieten zullen Mij toebehoren, Ik ben de Here. 46 Om de 273 oudste zonen los te kopen die boven het aantal Levieten uitgaan, 47,48 moet u per persoon 55 gram zilver betalen aan Aäron en zijn zonen.’ 49 Zo ontving Mozes het losgeld voor de 273 oudste zonen die het aantal Levieten te boven gingen. 50 Het totale losgeld bedroeg vijftien kilo zilver. 51 Mozes gaf dat aan Aäron en zijn zonen, zoals de Here hem had opgedragen.

利未人的职分

以下是耶和华在西奈山与摩西说话期间亚伦和摩西的后代。

亚伦的长子是拿答,其他儿子还有亚比户、以利亚撒和以他玛。 亚伦的儿子都是受膏的祭司,从摩西那里承受圣职做祭司。 拿答和亚比户在西奈旷野用凡火向耶和华献祭,因而被击杀。他们没有后裔,因此只剩下以利亚撒和以他玛在父亲亚伦身边担任祭司。

耶和华对摩西说: “你去叫利未支派来协助亚伦祭司。 他们要为亚伦和全体会众在会幕司职,办理圣幕的事务, 也要负责看守会幕里面的器具,为以色列人办理圣幕的事务。 你要把利未人交给亚伦父子们,因为他们是从以色列人中选出来协助亚伦的。 10 你要指派亚伦父子们尽祭司的职分,其他人若走近圣幕,必被处死。” 11 耶和华又对摩西说: 12 “我从以色列人中拣选利未人代替以色列人所有的长子。利未人要属于我, 13 因为所有头生的都属于我。我杀死埃及人所有的长子和头生的牲畜那天,已把以色列人所有的长子和头生的牲畜都分别出来,使之圣洁,归给我,我是耶和华。”

14 耶和华在西奈旷野对摩西说: 15 “你要按利未人的宗族和家系统计他们的人口,登记所有年龄在一个月以上的男性。” 16 于是,摩西照耶和华的吩咐统计利未人。 17 利未的儿子是革顺、哥辖和米拉利。 18 革顺的儿子依次是立尼和示每。 19 哥辖的儿子依次是暗兰、以斯哈、希伯仑和乌薛。 20 米拉利的儿子依次是抹利和姆示。他们按家系都属于利未人的宗族。

21 革顺宗族有立尼和示每两个家族, 22 其中年龄在一个月以上的男性共七千五百人。 23 革顺宗族的人要在圣幕的后面,即西面安营, 24 拉伊勒的儿子以利雅萨做首领。 25 他们负责看守会幕,即圣幕、圣幕的罩棚、顶盖和门帘、 26 围绕圣幕和祭坛的院子的帷幔、门帘、绳索及一切相关的物品。

27 哥辖宗族有暗兰家族、以斯哈家族、希伯仑家族和乌薛家族, 28 其中年龄在一个月以上的男性共有八千六百人,他们负责看守圣所。 29 哥辖宗族的人要在圣幕南面安营, 30 乌薛的儿子以利撒反做首领。 31 他们负责照管约柜、桌子、灯台、两座坛、圣所里面的器具、幔子等一切物品。 32 亚伦祭司的儿子以利亚撒是利未人的最高首领,负责监督在圣所工作的人。

33 米拉利宗族有抹利和姆示两个家族, 34 其中年龄在一个月以上的男性共六千二百人, 35 亚比亥的儿子苏列做首领。他们要在圣幕的北面安营, 36 负责照管圣幕的木板、横闩、柱子、带凹槽的底座和圣幕的一切器具, 37 以及院子四周的柱子、带凹槽的底座、橛子和绳索。

38 摩西、亚伦和亚伦的儿子们要在圣幕东面、朝日出的方向安营,为以色列人在圣所司职。凡擅自走近圣所的人,都要被处死。 39 摩西和亚伦照耶和华的吩咐,按宗族统计利未人,年龄在一个月以上的男性共两万二千人。

利未人代替长子的地位

40 耶和华对摩西说:“你要统计以色列人中年龄在一个月以上的长子,登记他们的姓名。 41 我是耶和华,你要把利未人归给我,代替以色列人所有的长子,也要把利未人的牲畜献给我,代替以色列人所有头生的牲畜。” 42 摩西就照耶和华的吩咐统计了以色列人的长子, 43 年龄在一个月以上的共两万二千二百七十三人。 44 耶和华又对摩西说: 45 “你要用利未人代替以色列人所有的长子,用利未人的牲畜代替以色列人所有头生的牲畜。利未人是属于我的,我是耶和华。 46 以色列人所有长子的人数比利未人总数多二百七十三人,这些多出来的人需要被赎回, 47 每人折合五十五克银子,要以圣所的秤为准,即一舍客勒[a]是二十季拉。 48 要把赎银交给亚伦父子们。” 49 摩西就收取了那二百七十三人的赎银, 50 以圣所的秤计算,共十五公斤银子, 51 照耶和华的吩咐,将赎银交给亚伦父子们。

Footnotes

  1. 3:47 一舍客勒约合十一克。
'民 數 記 3 ' not found for the version: Chinese New Testament: Easy-to-Read Version.

De taken van de Levieten

Dit is de familie van Aäron en Mozes in de tijd dat de Heer met Mozes sprak op de berg Sinaï. Dit zijn de zonen van Aäron. De oudste zoon heette Nadab. Verder Abihu, Eleazar en Itamar. Zij waren door Mozes gezalfd om priesters te zijn. Nadab en Abihu waren door de Heer gedood in de Sinaï-woestijn, toen ze onheilig vuur bij de Heer hadden gebracht. Maar Eleazar en Itamar waren priesters bij hun vader Aäron die hogepriester was. Nadab en Abihu hadden geen kinderen.

En de Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Laat de mannen van de stam van Levi bij Aäron komen. Zij moeten hem voortaan helpen. Ze moeten Aäron en het volk dienen bij de tent van ontmoeting. Ze moeten zorgen voor alle dingen die bij de tent van ontmoeting horen. En ze moeten Mij namens het volk dienen bij de tent van ontmoeting. Alle Levieten zullen Aäron en zijn zonen helpen. Hen heb Ik daarvoor uit het volk Israël uitgekozen. 10 Maar alleen Aäron en zijn zonen mogen priesters zijn. Als iemand anders de taken van een priester doet, zal Ik hem doden."

11 En de Heer zei tegen Mozes: 12 "Ik neem uit het volk Israël de Levieten in plaats van alle oudste zonen. 13 De Levieten zullen van Mij zijn, net zoals alle oudste zonen en alle eerstgeboren dieren van Mij zijn. Sinds de dag dat Ik alle oudste zonen en alle eerstgeboren dieren van Egypte doodde, zijn alle oudste zonen en alle eerstgeboren dieren van Israël voor Mij. Ik ben de Heer."

14 En de Heer zei tegen Mozes in de Sinaï-woestijn: 15 "Tel alle Levieten volgens de families waar ze bij horen. Tel alle mannen van één maand oud en ouder." 16 Toen telde Mozes hen, zoals de Heer bevolen had.

17 De zonen van Levi waren Gerson, Kehat en Merari.

18 De zonen van Gerson waren Libni en Simeï.

19 De zonen van Kehat waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël.

20 De zonen van Merari waren Mali en Musi.

Dat zijn de families van de Levieten.

De taken van de families van Gerson, Kehat en Merari

21 Uit Gerson ontstond de familie van Libni en de familie van Simeï. Zij zijn de Gersonieten. 22 Er waren bij hen 7500 mannen van één maand en ouder. 23 Ze moesten hun tenten opzetten langs de achterkant van de tent van ontmoeting, dus aan de westkant. 24 Ze werkten onder leiding van het familiehoofd Eljasaf, de zoon van Laël. 25 Ze moesten zorgen voor de tentkleden van de tent van ontmoeting, voor het gordijn van de ingang van de tent, 26 voor de doeken van de omheining, voor het gordijn van de ingang van de omheining, en voor de touwen van de omheining. Ze moesten daaraan alles doen wat er zoal aan gebeuren moet.

27 Uit Kehat ontstonden de families van Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël. Zij zijn de Kehatieten. 28 Er waren bij hen 8600 mannen van één maand en ouder. Ze moesten zorgen voor de heilige voorwerpen in de tent van ontmoeting. 29 Ze moesten hun tenten opzetten langs de zuidkant van de tent van ontmoeting. 30 Ze werkten onder leiding van het familiehoofd Elizafan, de zoon van Uzziël. 31 Ze moesten zorgen voor de kist van het verbond, de tafel, de kandelaar, de altaren, de heilige voorwerpen die gebruikt werden in de tent van ontmoeting, en voor het gordijn vóór de allerheiligste kamer. Ze moesten daaraan alles doen wat er zoal aan gebeuren moet.

32 De leider van alle Levieten was Eleazar, de zoon van de priester Aäron. Hij had het opzicht over de mannen die dienst moesten doen in het heiligdom.

33 Uit Merari ontstonden de families van Mali en Musi. Zij zijn de Merarieten. 34 Er waren bij hen 6200 mannen van één maand en ouder. 35 Ze werkten onder leiding van het familiehoofd Zuriël, de zoon van Abihaïl. Ze moesten hun tenten opzetten langs de noordkant van de tent van ontmoeting. 36 Ze moesten zorgen voor de planken van de tent van ontmoeting, de dwarsbalken, de palen, de voetstukken, en alle dingen die daarbij horen. Ook moesten ze daar alles aan doen wat er zoal aan gebeuren moet. 37 Verder moesten ze zorgen voor de palen van de omheining, de voetstukken van die palen, de pinnen en de touwen.

38 Mozes, Aäron en de zonen van Aäron moesten vóór de tent van ontmoeting, dus aan de oostkant, hun tenten opzetten. Zij moesten namens de Israëlieten de Heer dienen in het heiligdom. Als iemand anders de tent binnen zou gaan, zou hij gedood worden.

39 Het aantal Levieten van één maand en ouder dat Mozes en Aäron op bevel van God telden, was 22.000 mannen.

De oudste zonen worden vrijgekocht

40 Toen zei de Heer tegen Mozes: "Tel alle mannen van de Israëlieten die de oudste zoon van hun gezin zijn en die één maand of ouder zijn. 41 Koop hen vrij door in hun plaats de Levieten te nemen. Verder moet je de eerstgeboren dieren van het vee van de Israëlieten vrijkopen met het vee van de Levieten. Ik ben de Heer." 42 Toen telde Mozes alle oudste zonen van de Israëlieten, zoals de Heer hem bevolen had. 43 Het waren in totaal 22.273 mannen.

44 Toen zei de Heer tegen Mozes: 45 "Koop met de Levieten alle oudste zonen vrij. En koop met het vee van de Levieten het vee van de Israëlieten vrij. Want de Levieten zijn van Mij. Ik ben de Heer. 46 Maar er zijn 273 méér oudste zonen dan dat er Levieten zijn. 47 Als losgeld voor die 273 oudste zonen moet je per persoon 5 sikkels zilver (55 gram) geven. Je moet die afmeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Die sikkel is 20 gera (11 gram). 48 Dat geld moet je aan Aäron en zijn zonen geven. Zo koop je het aantal mannen vrij dat er méér is dan Levieten." 49 Toen haalde Mozes het losgeld op voor de mannen die er méér waren dan Levieten. 50 Het werd betaald door de oudste zonen van de Israëlieten. Het was 1365 sikkels zilver (15 kilo), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. 51 Mozes gaf dat losgeld aan Aäron en zijn zonen, zoals de Heer het Mozes bevolen had.