Numeri 16
BasisBijbel
Korach, Datan en Abiram komen in opstand tegen Mozes en Aäron
16 Korach, de zoon van Jizhar, die een zoon was van Kehat, uit de stam van Levi, kwam tegen Mozes in opstand. Datan en Abiram (zonen van Eliab), en On (de zoon van Pelet), alle drie uit de stam van Ruben, deden met hem mee. 2 Er sloten zich nog 250 andere mannen bij hen aan. Het waren allemaal leiders van het volk, belangrijke mannen. Met z'n allen gingen ze naar Mozes en Aäron. 3 Ze dromden bij hen samen en zeiden tegen hen: "We hebben er genoeg van dat jullie vinden dat jullie onze leiders zijn. Want het hele volk is van God, en niet alleen maar jullie. De Heer woont bij het hele volk. Waarom moeten jullie dan zo nodig onze leiders zijn?" 4 Toen Mozes dat hoorde, liet hij zich voor de Heer op de grond vallen. 5 En hij zei tegen Korach en alle mannen die met hem meededen: "Morgenvroeg zal de Heer laten weten wie Hij heeft uitgekozen om Hem te dienen. En alleen hij zal Hem mogen dienen. 6 Doe het volgende: breng allemaal een vuurpan, jij, Korach, en iedereen die met je is meegekomen. 7 Doe daar vuur in en leg er wierook voor de Heer op. Dan zal de Heer aanwijzen wie Hem mag dienen. Wees hier tevreden mee, Levieten!"
8 Verder zei Mozes: "Luister, Levieten! 9 Zijn jullie dan niet tevreden met de speciale taak die God jullie heeft gegeven? Hij heeft jullie uit het volk Israël uitgekozen om bij Hem te mogen komen. Jullie mogen Hem dienen bij de tent van ontmoeting. Jullie staan daar namens het volk. 10 Vinden jullie dat niet genoeg? Hij heeft jullie en alle andere Levieten uitgekozen om bij Hem te mogen komen! Willen jullie nu óók nog allemaal priester zijn? 11 Wat jullie hier doen, is een opstand tegen de Heer Zelf. Want jullie mopperen wel tegen Aäron, maar eigenlijk mopperen jullie tegen de Heer. Want wie is Aäron nu eigenlijk?"
12 Toen stuurde Mozes iemand om Datan en Abiram, de zonen van Eliab, te halen. Maar ze zeiden: "We komen niet. 13 Je doet alsof het niet erg is dat jij ons hebt weggehaald uit een prachtig en vruchtbaar land, om ons te laten sterven in de woestijn. En nu wil je ons ook nog bevelen geven? 14 Je hebt ons helemaal niet naar een prachtig en vruchtbaar land gebracht. Je hebt ons helemaal geen akkers en wijngaarden gegeven. Je kan ons niets meer wijsmaken. We komen niet." 15 Toen werd Mozes woedend en hij zei tegen de Heer: "Let morgen niet op hun offer, Heer! Ik heb nog nooit één ezel van hen gestolen, of iemand van hen kwaad gedaan en toch durven ze zó tegen mij te spreken!"
16 En Mozes zei tegen Korach: "Kom morgen met alle mannen die bij je horen bij de Heer. Jij, zij en Aäron! 17 Kom allemaal met je eigen vuurpan. Leg er wierook in en bied het de Heer aan. Iedereen moet de Heer zijn eigen vuurpan aanbieden: 250 vuurpannen. Jullie komen allemaal met je eigen vuurpan. Ook Aäron zal met zijn eigen vuurpan komen." 18 Toen kwamen ze allemaal met hun eigen vuurpan. Ze deden er vuur in en legden er wierook op. Daarmee gingen ze bij de ingang van de tent van ontmoeting staan, bij Mozes en Aäron. 19 Toen Korach met al zijn mannen naar Mozes en Aäron was gekomen bij de tent van ontmoeting, verscheen de stralende aanwezigheid van de Heer. Het hele volk zag Hem. 20 En de Heer zei tegen Mozes en Aäron: 21 "Ga ver bij dit volk vandaan staan, want Ik zal hen in één ogenblik verbranden." 22 Toen lieten ze zich voor God op de grond vallen en zeiden: "Heer, God van alle mensen, U wil toch niet het hele volk straffen omdat één man ongehoorzaam is?" 23 De Heer zei tegen Mozes: 24 "Zeg dan tegen het volk: Ga weg bij de tenten van Korach, Datan en Abiram."
25 Toen ging Mozes met de leiders van het volk naar de tenten van Datan en Abiram. 26 En hij zei tegen het volk: "Ga weg bij de tenten van deze mannen die zich niets van God aantrekken. Raak niets aan wat van hen is. Anders sterven jullie ook, door hún ongehoorzaamheid." 27 Toen gingen de mensen weg uit de buurt van de tenten van Korach, Datan en Abiram. Datan en Abiram kwamen naar buiten en gingen bij hun tenten staan, met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen. 28 Toen zei Mozes: "Nu zullen jullie weten dat ik er niet zelf voor heb gekozen om jullie leider te worden, maar dat de Heer wil dat ik al deze dingen doe. 29 Als deze mensen op dezelfde normale manier sterven als alle andere mensen, heeft de Heer mij niet gestuurd. 30 Maar als de Heer iets zal doen wat nog nooit is gebeurd, dan weten jullie dat deze mensen de Heer woedend hebben gemaakt. Dan zal de grond opengaan en hen opslokken met alles wat ze hebben. Ze zullen levend naar het dodenrijk gaan." 31 Hij had dit nog maar net gezegd, of de grond scheurde onder hen open 32 en slokte de drie mannen op met hun gezinnen en met alles wat ze bezaten. 33 Zo gingen ze levend naar het dodenrijk. En de aarde ging boven hen dicht en ze waren verdwenen. 34 De Israëlieten die om hen heen stonden, vluchtten weg toen ze hen hoorden schreeuwen. Want ze waren bang dat zij óók door de aarde opgeslokt zouden worden. 35 Daarna kwam er vuur van de Heer op de 250 mannen die de schalen met wierook hadden geofferd en verbrandde hen allemaal.
De vuurpannen
36 Toen zei de Heer tegen Mozes: 37 "Zeg tegen Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat hij de vuurpannen uit het vuur moet halen. Het vuur en de wierook daarin moet hij ver weg gooien, maar de pannen zijn voor Mij. 38 Want omdat het offer aan Mij aangeboden was, zijn de pannen nu van Mij. De mannen die tegen Mij in opstand kwamen, hebben er met hun leven voor betaald. Sla de pannen tot dunne platen. Bedek daarmee het altaar. Zo zijn die pannen een waarschuwing voor de Israëlieten." 39 Toen nam de priester Eleazar de koperen vuurpannen van de mannen die verbrand waren. Hij maakte er dunne platen van en bedekte daarmee het altaar. 40 Dat was om de Israëlieten te helpen onthouden dat, behalve de familie van Aäron, niemand anders een wierook-offer bij de Heer mag brengen. Want dan zou hun hetzelfde overkomen als Korach en de mannen die met hem meededen.
God straft het volk met een ziekte omdat het blijft mopperen
41 Maar de volgende ochtend mopperde het hele volk van de Israëlieten tegen Mozes en Aäron: "Jullie hebben het volk van de Heer gedood."[a] 42 Toen de mensen naar Mozes en Aäron dromden bij de tent van ontmoeting, daalde de wolk van de Heer neer. Zijn stralende aanwezigheid bedekte de tent. 43 Mozes en Aäron gingen naar de ingang van de tent van ontmoeting. 44 En de Heer zei tegen Mozes: 45 "Ga weg bij dit volk, want Ik ga hen in één ogenblik doden." Toen lieten ze zich voor de Heer op de grond vallen. 46 En Mozes zei tegen Aäron: "Neem snel een vuurpan, doe er vuur van het altaar in, leg er wierook op en ga snel naar het volk. Vraag daar aan de Heer om vergeving voor hen. Want de Heer is vreselijk boos op hen geworden en straft hen al. Want er is een gevaarlijke ziekte uitgebroken." 47 Aäron nam een vuurpan en ging er haastig mee tussen de mensen staan. Want er was een vreselijke ziekte onder de mensen uitgebroken. Hij legde er wierook op en vroeg daarmee aan de Heer om vergeving voor het volk. 48 Toen hij zo tussen de levenden en doden stond, hield de ziekte op. 49 Er waren 14.700 mensen aan de ziekte gestorven. De mannen die samen met Korach waren gedood, waren daar niet bij meegeteld. 50 Toen Aäron terugkwam bij Mozes bij de ingang van de tent van ontmoeting, was de ziekte opgehouden.
Footnotes
- Numeri 16:41 Met 'het volk van de Heer' worden de Levieten bedoeld.
民數記 16
Chinese Contemporary Bible (Traditional)
可拉之亂
16 可拉是利未的曾孫、哥轄的孫子、以斯哈的兒子。他跟呂便支派以利押的兩個兒子大坍和亞比蘭以及比勒的兒子安心中狂妄, 2 聯合二百五十名在以色列會眾中有聲望的首領反叛摩西, 3 一起攻擊摩西和亞倫,說:「你們太過分了!全體會眾都是聖潔的,有耶和華住在他們當中,你們憑什麼將自己置於耶和華的會眾之上?」 4 摩西聽了這話,就俯伏在地, 5 對可拉一夥人說:「到了明天早上,耶和華必顯明誰是屬於祂的,誰是聖潔的。祂必讓祂所揀選的人到祂面前。 6 可拉啊,你們要這樣做,你和你的同夥明天帶香爐來, 7 在耶和華面前點火添香。耶和華揀選誰,誰就是聖潔的。你們利未人太過分了!」 8 摩西又對可拉說:「利未人啊,你們聽我說! 9 以色列的上帝把你們從以色列會眾中分別出來,使你們可以到祂面前,在祂的聖幕裡司職,替會眾辦事,你們還不滿足嗎? 10 可拉啊,耶和華使你和其他利未人事奉祂,你們還不滿足,還要貪求祭司的職分嗎? 11 其實你和你的同夥合謀反叛的是耶和華,而不是亞倫。」 12 摩西派人去召以利押的兒子大坍和亞比蘭,他們卻說:「我們不去! 13 你帶我們離開奶蜜之鄉,要讓我們死在曠野,這還不夠嗎?你還想自立為王管轄我們嗎? 14 你並沒有領我們到奶蜜之鄉,也沒有給我們田地和葡萄園作產業,你還想繼續矇騙我們嗎?我們不去!」
15 摩西非常憤怒,就對耶和華說:「求你不要接納他們的祭物。我沒有取過他們一頭驢,也沒有害過他們任何人。」 16 摩西對可拉說:「明天你和你的同夥要跟亞倫一起站在耶和華面前。 17 每人要拿一個香爐,放上香,帶到耶和華面前,共二百五十個。你和亞倫也要各拿一個香爐。」 18 於是,他們都拿著香爐,盛著火和香,跟摩西和亞倫一起站在會幕門口。 19 可拉把全體會眾招聚到會幕門口,要對付摩西和亞倫。這時,耶和華的榮光向會眾顯現。
20 耶和華對摩西和亞倫說: 21 「你們離開這些會眾,我好在頃刻之間消滅他們。」 22 摩西和亞倫就伏在地上說:「上帝啊,賜人生命的上帝啊!一人犯罪,你就要向全體會眾發怒嗎?」 23 耶和華對摩西說: 24 「你叫會眾離可拉、大坍和亞比蘭的帳篷遠一點。」
25 於是,摩西起來去大坍和亞比蘭那裡,以色列的長老也跟著他。 26 他對會眾說:「你們離這些惡人的帳篷遠一點,不要碰他們的任何東西,免得你們因他們的罪而受牽連,同遭毀滅。」 27 會眾便離開可拉、大坍和亞比蘭的帳篷。大坍和亞比蘭帶著妻小出來,站在自己的帳篷門口。 28 摩西對會眾說:「你們很快就知道,我所做的事都是奉耶和華之命而行,並非出於私意。 29 如果這些人像常人一樣死去,遭遇跟世人無異,我就不是耶和華派來的。 30 但如果耶和華做一件前所未有的事,使地裂開,吞下他們和屬於他們的一切,使他們活生生地墜入陰間,你們就知道這些人藐視耶和華了。」
31 摩西的話剛說完,這些人腳下的地就裂開, 32 吞下了他們和他們的家眷及所有可拉一夥的人和財物。 33 他們和屬於他們的一切就這樣活活地墜入陰間,地在他們上面合攏起來,他們就從會眾中滅亡了。 34 他們四圍的以色列人聽到他們的喊叫聲,紛紛逃跑,生怕自己也被吞下去。 35 耶和華又降下烈火,燒死了那二百五十個獻香的人。
36 耶和華對摩西說: 37 「你叫亞倫祭司的兒子以利亞撒去從火中把香爐撿起來,把炭火撒在遠處,因為那些香爐是聖潔的。 38 要把那些因犯罪而喪命之人的香爐打成薄片,用來包祭壇,因為那些香爐曾被獻在耶和華面前,是聖潔的,並且可讓以色列人引以為戒。」 39 於是,以利亞撒祭司取來被燒死之人所獻的銅香爐,叫人打成薄片用來包祭壇, 40 讓以色列人引以為戒,使亞倫子孫以外的人不致到耶和華面前燒香,以免像可拉及其同夥一樣滅亡。這是按照耶和華藉摩西的吩咐做的。
41 第二天,以色列全體會眾都埋怨摩西和亞倫說:「你們害死了耶和華的子民。」 42 會眾聚集起來反對摩西和亞倫,他們向會幕觀看,忽然有雲彩遮蓋了會幕,耶和華的榮光顯現了。 43 摩西和亞倫來到會幕前, 44 耶和華對摩西說: 45 「你們離開這些會眾,我好在頃刻之間消滅他們。」他們二人就俯伏在地。 46 摩西對亞倫說:「取香爐來,裡面放些壇上的火,添上香,趕快帶到會眾那裡為他們贖罪,因為耶和華發怒了,瘟疫已經開始。」 47 亞倫就照著摩西的吩咐取來香爐,跑到會眾當中。那時瘟疫已經在人群中蔓延起來。他就在爐中放上香為民眾贖罪。 48 他站在活人和死人中間,瘟疫就止住了。 49 除了在可拉事件中死亡的人以外,當天有一萬四千七百人死於瘟疫。 50 瘟疫止住後,亞倫便回到在會幕門口的摩西那裡。
Numeri 16
Het Boek
De opstand tegen Mozes
16 1,2 Op een dag kwamen Korach—de zoon van Jishar en kleinzoon van Kehat uit de stam Levi—Datan en Abiram, zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet—alle drie uit de stam Ruben—in opstand tegen Mozes. Tweehonderdvijftig leiders van het volk die zitting hadden in de volksvergadering, deden aan deze opstand mee. 3 Zij verzamelden zich voor Mozes en Aäron en zeiden: ‘Wij hebben er genoeg van dat u de baas over ons speelt. U bent niet meer dan een van ons, want de Here heeft ons hele volk geheiligd en is met ons allen. Welk recht heeft u om u boven ons te verheffen en van ons gehoorzaamheid te eisen? U doet alsof u meer bent dan iemand anders uit het volk van de Here.’
4 Toen Mozes dit hoorde, wierp hij zich met zijn gezicht op de grond. 5 Toen zei hij tegen Korach en zijn metgezellen: ‘Morgenochtend zal de Here bekend maken wie van Hem zijn en wie heilig is en Hem als priester mag dienen. 6,7 U, Korach en allen die bij u zijn, moeten morgenochtend vuurpannen nemen, deze aansteken en er reukwerk op verbranden voor de Here. Dan zullen wij weten wie door de Here is aangewezen. Laat dat genoeg zijn voor u, Levieten.’ 8,9 En Mozes vervolgde tegen Korach: ‘Is het u te weinig dat de God van Israël u uit zijn volk heeft gekozen om dicht bij Hem te zijn wanneer u in de tabernakel van de Here werkt en voor het volk staat om het te dienen? 10 Is het u te min dat Hij die taak alleen aan u als Levieten heeft gegeven? Wilt u nu ook nog het priesterschap erbij hebben? 11,12 Want dat is uw opzet! Daarom bent u opgestaan tegen de Here. En wat heeft Aäron misdaan dat u ontevreden over hem bent?’ Toen ontbood Mozes Datan en Abiram bij zich, maar zij weigerden te komen. 13 ‘Is het niet genoeg,’ zeiden zij, ‘dat u ons uit een land hebt geleid dat overvloeide van melk en honing om ons in de woestijn te laten sterven en dat u zichzelf als heerser over ons hebt opgeworpen? 14 U hebt ons zelfs niet eens dat mooie land binnengebracht dat u ons had beloofd. U hebt ons geen akkers en wijngaarden gegeven. Denkt u ons voor de gek te kunnen houden? Wij komen niet.’
15 Toen werd Mozes woedend en zei tegen de Here: ‘Aanvaard hun offers niet! Ik heb nooit een ezel van hen gestolen! Nooit heb ik iemand van hen ook maar een haar gekrenkt!’ 16 En Mozes zei tegen Korach: ‘Kom met uw hele aanhang morgen hier voor de Here. Aäron zal er ook zijn. 17 Neem de vuurpannen met reukwerk erop mee, voor elke man één, tweehonderdvijftig bij elkaar. Aäron zal hier ook zijn met zijn vuurpan.’ 18 En zo gebeurde het. Zij kwamen met hun vuurpannen, staken deze aan en legden er reukwerk op. Zo stonden zij met Mozes en Aäron bij de ingang van de tabernakel. 19 In de tussentijd had Korach het hele volk tegen Mozes en Aäron opgezet en iedereen stond op een afstand toe te kijken.
Toen verscheen de heerlijkheid van de Here aan het hele volk 20 en de Here zei tegen Mozes en Aäron: 21 ‘Ga bij die mensen uit de buurt, zodat Ik ze in één slag kan vernietigen.’ 22 Maar Mozes en Aäron vielen op de grond voor de Here. ‘O God, God van het leven van alle mensen,’ smeekten zij, ‘laat U uw toorn los op het hele volk als slechts één man heeft gezondigd?’
23,24 De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg het volk dan dat het uit de buurt blijft van de tenten van Korach, Datan en Abiram.’ 25 Mozes rende naar de tenten van Datan en Abiram, op de voet gevolgd door de leiders van het volk. 26 ‘Snel,’ riep hij tegen de mensen, ‘ga uit de buurt van de tenten van deze slechte mannen en raak niets aan dat van hen is. Anders zullen jullie wegens hun zonden met hen worden vernietigd.’ 27 De mensen deinsden terug van de tenten van Korach, Datan en Abiram. Datan en Abiram kwamen naar buiten en stonden bij de ingang van hun tenten met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen. 28 Mozes zei: ‘Hierdoor zullen jullie weten dat de Here mij heeft opgedragen deze dingen te doen en dat het niet mijn eigen verzinsels zijn. 29 Als deze mannen een natuurlijke dood sterven of overlijden door een gewoon ongeluk of een ziekte, heeft de Here mij niet gestuurd. 30 Maar als de Here een wonder doet en de grond hen zal opslokken met hun hele hebben en houden en zij levend het dodenrijk ingaan, dan zullen jullie weten dat deze mannen de Here hebben gelasterd.’ 31 Hij was nog maar nauwelijks uitgesproken of de grond scheurde onder hen open. 32 De aarde opende zich en verzwolg hen met hun tenten, gezinnen, vrienden en alles wat zij bezaten. 33 Zo gingen zij levend het dodenrijk in en de aarde sloot zich boven hen. Zij waren verdwenen. 34 De Israëlieten vluchtten alle kanten op toen zij hun gegil hoorden, want zij waren bang dat de aarde ook hen zou verzwelgen. 35 Toen kwam vuur van de Here naar beneden en doodde de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk hadden geofferd.
36,37 De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aärons zoon Eleazar dat hij die vuurpannen van het vuur haalt, want zij zijn heilig en aan de Here gewijd. Het brandende reukwerk 38 van de vuurpannen van hen die hebben gezondigd ten koste van hun eigen leven, moet hij ergens ver weg uitstrooien. Daarna zal hij van de vuurpannen een plaat maken die als mantel voor het altaar zal dienen. Want deze vuurpannen zijn heilig, omdat zij voor de Here zijn gebracht. De altaarmantel zal een gedenkteken voor het volk Israël zijn.’ 39 Zo nam de priester Eleazar de tweehonderdvijftig vuurpannen en sloeg hen plat tot een metalen plaat, waarmee het altaar werd afgedekt. 40 Het werd een gedenkteken voor het volk Israël dat een onbevoegde—iemand die geen afstammeling van Aäron is—niet voor de Here mag verschijnen om reukwerk te verbranden. Zo iemand zou dezelfde straf krijgen als Korach en zijn metgezellen. Zo werden de opdrachten van de Here aan Mozes uitgevoerd.
41 Maar de volgende ochtend beklaagden de Israëlieten zich bij Mozes en Aäron en zeiden: ‘Jullie hebben het volk van de Here gedood!’ 42 Er liep een boze menigte te hoop tegen Mozes en Aäron, in de richting van de tabernakel en plotseling zagen zij de wolk daarop neerdalen en de heerlijkheid van de Here verscheen aan hen. 43,44 Mozes en Aäron gingen naar de ingang van de tabernakel en de Here zei tegen Mozes: 45 ‘Ga bij die mensen uit de buurt, zodat Ik ze in één slag kan vernietigen.’ Maar Mozes en Aäron wierpen zich voor de Here op de grond. 46 Mozes zei tegen Aäron: ‘Snel, pak een vuurpan en doe er vuur uit het altaar in. Leg er reukwerk op en begeef je tussen de mensen om verzoening over hen te doen. Gods toorn heeft zich tegen hen gekeerd: de plaag is al begonnen.’ 47 Aäron volgde Mozesʼ bevel op en begaf zich snel onder de mensen, want de plaag was inderdaad al begonnen. Hij legde het reukwerk op het vuur en deed verzoening over hen. 48 Zo stond hij tussen de levenden en de doden en de plaag stopte, 49 maar pas nadat 14.700 mensen waren omgekomen (de doden die door Korachs zonde waren gevallen, niet meegerekend). 50 Toen ging Aäron terug naar Mozes bij de ingang van de tabernakel, de plaag was opgehouden.
民数记 16
Chinese Contemporary Bible (Simplified)
可拉之乱
16 可拉是利未的曾孙、哥辖的孙子、以斯哈的儿子。他跟吕便支派以利押的两个儿子大坍和亚比兰以及比勒的儿子安心中狂妄, 2 联合二百五十名在以色列会众中有声望的首领反叛摩西, 3 一起攻击摩西和亚伦,说:“你们太过分了!全体会众都是圣洁的,有耶和华住在他们当中,你们凭什么将自己置于耶和华的会众之上?” 4 摩西听了这话,就俯伏在地, 5 对可拉一伙人说:“到了明天早上,耶和华必显明谁是属于祂的,谁是圣洁的。祂必让祂所拣选的人到祂面前。 6 可拉啊,你们要这样做,你和你的同伙明天带香炉来, 7 在耶和华面前点火添香。耶和华拣选谁,谁就是圣洁的。你们利未人太过分了!” 8 摩西又对可拉说:“利未人啊,你们听我说! 9 以色列的上帝把你们从以色列会众中分别出来,使你们可以到祂面前,在祂的圣幕里司职,替会众办事,你们还不满足吗? 10 可拉啊,耶和华使你和其他利未人事奉祂,你们还不满足,还要贪求祭司的职分吗? 11 其实你和你的同伙合谋反叛的是耶和华,而不是亚伦。” 12 摩西派人去召以利押的儿子大坍和亚比兰,他们却说:“我们不去! 13 你带我们离开奶蜜之乡,要让我们死在旷野,这还不够吗?你还想自立为王管辖我们吗? 14 你并没有领我们到奶蜜之乡,也没有给我们田地和葡萄园作产业,你还想继续蒙骗我们吗?我们不去!”
15 摩西非常愤怒,就对耶和华说:“求你不要接纳他们的祭物。我没有取过他们一头驴,也没有害过他们任何人。” 16 摩西对可拉说:“明天你和你的同伙要跟亚伦一起站在耶和华面前。 17 每人要拿一个香炉,放上香,带到耶和华面前,共二百五十个。你和亚伦也要各拿一个香炉。” 18 于是,他们都拿着香炉,盛着火和香,跟摩西和亚伦一起站在会幕门口。 19 可拉把全体会众招聚到会幕门口,要对付摩西和亚伦。这时,耶和华的荣光向会众显现。
20 耶和华对摩西和亚伦说: 21 “你们离开这些会众,我好在顷刻之间消灭他们。” 22 摩西和亚伦就伏在地上说:“上帝啊,赐人生命的上帝啊!一人犯罪,你就要向全体会众发怒吗?” 23 耶和华对摩西说: 24 “你叫会众离可拉、大坍和亚比兰的帐篷远一点。”
25 于是,摩西起来去大坍和亚比兰那里,以色列的长老也跟着他。 26 他对会众说:“你们离这些恶人的帐篷远一点,不要碰他们的任何东西,免得你们因他们的罪而受牵连,同遭毁灭。” 27 会众便离开可拉、大坍和亚比兰的帐篷。大坍和亚比兰带着妻小出来,站在自己的帐篷门口。 28 摩西对会众说:“你们很快就知道,我所做的事都是奉耶和华之命而行,并非出于私意。 29 如果这些人像常人一样死去,遭遇跟世人无异,我就不是耶和华派来的。 30 但如果耶和华做一件前所未有的事,使地裂开,吞下他们和属于他们的一切,使他们活生生地坠入阴间,你们就知道这些人藐视耶和华了。”
31 摩西的话刚说完,这些人脚下的地就裂开, 32 吞下了他们和他们的家眷及所有可拉一伙的人和财物。 33 他们和属于他们的一切就这样活活地坠入阴间,地在他们上面合拢起来,他们就从会众中灭亡了。 34 他们四围的以色列人听到他们的喊叫声,纷纷逃跑,生怕自己也被吞下去。 35 耶和华又降下烈火,烧死了那二百五十个献香的人。
36 耶和华对摩西说: 37 “你叫亚伦祭司的儿子以利亚撒去从火中把香炉捡起来,把炭火撒在远处,因为那些香炉是圣洁的。 38 要把那些因犯罪而丧命之人的香炉打成薄片,用来包祭坛,因为那些香炉曾被献在耶和华面前,是圣洁的,并且可让以色列人引以为戒。” 39 于是,以利亚撒祭司取来被烧死之人所献的铜香炉,叫人打成薄片用来包祭坛, 40 让以色列人引以为戒,使亚伦子孙以外的人不致到耶和华面前烧香,以免像可拉及其同伙一样灭亡。这是按照耶和华借摩西的吩咐做的。
41 第二天,以色列全体会众都埋怨摩西和亚伦说:“你们害死了耶和华的子民。” 42 会众聚集起来反对摩西和亚伦,他们向会幕观看,忽然有云彩遮盖了会幕,耶和华的荣光显现了。 43 摩西和亚伦来到会幕前, 44 耶和华对摩西说: 45 “你们离开这些会众,我好在顷刻之间消灭他们。”他们二人就俯伏在地。 46 摩西对亚伦说:“取香炉来,里面放些坛上的火,添上香,赶快带到会众那里为他们赎罪,因为耶和华发怒了,瘟疫已经开始。” 47 亚伦就照着摩西的吩咐取来香炉,跑到会众当中。那时瘟疫已经在人群中蔓延起来。他就在炉中放上香为民众赎罪。 48 他站在活人和死人中间,瘟疫就止住了。 49 除了在可拉事件中死亡的人以外,当天有一万四千七百人死于瘟疫。 50 瘟疫止住后,亚伦便回到在会幕门口的摩西那里。
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Chinese Contemporary Bible Copyright © 1979, 2005, 2007, 2011 by Biblica® Used by permission. All rights reserved worldwide.