Add parallel Print Page Options

Een maaltijd voor vierduizend mensen

Er waren veel mensen naar Jezus komen luisteren. Toen Hij zag dat zij geen eten meer hadden, riep Hij zijn leerlingen bij Zich. ‘Ik heb met die mensen te doen,’ zei Hij. ‘Zij zijn hier al drie dagen en hebben niets meer te eten. Ik kan ze zo niet naar huis laten gaan. Sommigen komen van heel ver. Ze zouden onderweg flauwvallen van de honger.’ ‘Waar halen we hier ooit brood vandaan?’ vroegen zijn leerlingen. ‘Voor al die mensen! Hier woont immers niemand!’ ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je?’ vroeg Hij. ‘Zeven,’ antwoordden zij. Hij zei dat iedereen op de grond moest gaan zitten. Daarna nam Hij de zeven broden, dankte God ervoor en brak ze in stukken. Zijn leerlingen brachten het brood naar de mensen. Er waren ook nog een paar visjes. Hij dankte God ervoor en zei tegen zijn leerlingen dat ze die ook aan de mensen moesten geven. Iedereen at tot hij genoeg had. Er bleef zelfs nog over. Zeven manden vol. En er waren wel zoʼn vierduizend mensen!

10 Jezus stuurde de mensen naar huis. Direct daarna stapte Hij met zijn leerlingen in de boot en stak over naar Dalmanuta. 11 Er kwamen Farizeeën naar Jezus toe en gingen met Hem in debat. ‘Kunt U God laten bewijzen dat Hij U heeft gestuurd?’ vroegen zij. Zij wilden Hem op de proef stellen. 12 Met een diepe zucht zei Jezus: ‘Waarom wilt u een bewijs hebben? Dat krijgt u niet!’ 13 Hij draaide Zich om en liet hen staan. Hij stapte in de boot en ging naar de overkant van het meer. 14 Maar zijn leerlingen hadden vergeten eten te kopen. Het enige wat zij bij zich hadden, was één brood.

15 Onderweg waarschuwde Hij hen: ‘Pas op voor de gist van Herodes en de Farizeeën!’ 16 Zij dachten dat Hij dit zei omdat zij geen brood bij zich hadden. 17 Jezus wist wel wat er in hen omging en zei: ‘Waarom maken jullie je zorgen over brood? Begrijpen jullie het dan niet? Heb je het nu nog niet door? 18 Jullie hebben nu al zoveel gezien en zoveel gehoord! Het lijkt wel of het jullie niets heeft gedaan. 19 Zijn jullie alweer vergeten wat er gebeurde toen Ik vijf broden uitdeelde aan die vijfduizend mensen? Hoeveel manden hadden jullie nodig om het overschot op te halen?’ ‘Twaalf,’ antwoordden zij. 20 ‘En toen Ik zeven broden aan die vierduizend mensen gaf? Hoeveel bleef er toen over?’ 21 ‘Zeven manden,’ was hun antwoord. Jezus zei: ‘Begrijpen jullie het nu nog niet?’

De genezing van een blinde man

22 Ze kwamen in Betsaïda. Enkele mensen brachten een blinde man bij Jezus en vroegen of Hij hem wilde aanraken. 23 Hij pakte de blinde man bij de hand en nam hem mee buiten het dorp. Hij spuugde hem in de ogen, legde zijn handen erop en vroeg: ‘Ziet u al iets?’ 24 De man keek om zich heen en zei: ‘Ja, ik zie de mensen lopen. Maar, wat raar, het lijken net bomen.’ 25 Jezus legde zijn handen nog eens op de ogen van de man. Hierna kon hij weer normaal zien. Hij was genezen en zag alles duidelijk. 26 Jezus stuurde hem naar huis en zei: ‘Ga het dorp niet in.’

27 Later gingen Jezus en zijn leerlingen naar de dorpen rondom de stad Caesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij: ‘Wat zeggen de mensen eigenlijk van Mij? Wie ben Ik volgens hen?’ 28 ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden de leerlingen. ‘Anderen dat U Elia bent of een andere profeet.’ 29 ‘En jullie dan?’ vroeg Hij. ‘Wat denken jullie van Mij? Wie ben Ik?’ 30 Petrus antwoordde: ‘U bent de Christus.’ Jezus zei dat zij dit aan niemand mochten vertellen. 31 Hij begon hun te vertellen over de verschrikkelijke dingen die Hij, de Mensenzoon, zou moeten doormaken. Hij zei dat de verantwoordelijke oudsten, priesters en bijbelgeleerden Hem zouden veroordelen, dat men Hem zelfs zou doden en dat Hij na drie dagen weer levend zou worden. 32 Omdat Hij hier ronduit met hen over sprak, nam Petrus Hem apart. ‘Zulke dingen moet U niet meer zeggen,’ zei hij. 33 Jezus keerde Zich om. Met zijn gezicht naar de andere leerlingen vermaande Hij Petrus: ‘Satan, maak dat je wegkomt! Jij bekijkt de zaak van de menselijke kant en niet van Gods kant!’

34 Hij riep zijn leerlingen en de vele mensen die waren toegestroomd bij Zich en zei: ‘Wie bij Mij wil horen, moet zichzelf niet belangrijk vinden. Hij moet zijn kruis opnemen en Mij volgen. 35 Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij en voor Gods plan verliest, zal het behouden. 36 Wat hebt u eraan de hele wereld te winnen en uw leven te verspelen? 37 Wat kan een mens geven in ruil voor zijn leven? 38 Wie zich in deze tijd van ontrouw en misdaad voor Mij en mijn woorden schaamt, voor hem zal Ik, de Mensenzoon, Mij ook schamen als Ik met de heilige engelen in de heerlijkheid van mijn Vader kom.’

Jezus geeft weer duizenden mensen te eten

Op een keer was er weer een heel grote groep mensen bij elkaar. Ze hadden niets te eten bij zich. Jezus riep zijn leerlingen naar Zich toe en zei tegen hen: "Ik heb medelijden met al die mensen. Ze zijn nu al drie dagen bij Mij en hebben niets meer te eten. Als Ik hen zonder eten naar huis stuur, zakken ze onderweg nog in elkaar van de honger. Want sommigen van hen komen van ver weg." Zijn leerlingen antwoordden Hem: "Hoe kunnen we hier aan genoeg brood komen voor al die mensen? Er woont hier helemaal niemand!" Jezus vroeg: "Hoeveel broden hebben jullie?" Ze zeiden: "Zeven." Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten. Hij nam de zeven broden en dankte God ervoor. Toen brak Hij de broden in stukken en gaf die aan de leerlingen om uit te delen. Ze deelden het brood uit aan de mensen. Ze hadden ook een paar visjes. Nadat Hij die had gezegend, zei Hij dat ze die ook moesten uitdelen. En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die overgebleven waren: zeven manden vol. Er waren ongeveer 4000 mensen. Na het eten stuurde Jezus hen naar huis. 10 Onmiddellijk daarna stapte Jezus met zijn leerlingen in de boot en voer naar het gebied van Dalmanoeta.

De Farizeeërs vragen Jezus om een teken

11 De Farizeeërs kwamen naar Jezus toe en begonnen ruzie met Hem te maken. Ze vroegen Hem om een teken van God te laten zien. Ze wilden dat Hij bewees wie Hij was. Dat vroegen ze om Hem uit te dagen. 12 Hij zuchtte diep en zei: "Waarom willen jullie zo graag een teken zien? Luister goed: jullie krijgen geen teken!" 13 En Hij liet hen daar staan, stapte weer in de boot en vertrok naar de overkant.

De slechte invloed van de Farizeeërs en Herodes

14 De leerlingen hadden vergeten om brood mee te nemen. Ze hadden maar één brood bij zich in de boot en verder niets. 15 Jezus waarschuwde hen: "Pas goed op voor de gist van de Farizeeërs en van Herodes." 16 De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Dat zegt Jezus vast omdat we geen brood hebben." 17 Toen Jezus dat merkte, zei Hij: "Waarom hebben jullie het er over dat jullie geen brood hebben? Zien jullie het dan nóg niet? Begrijpen jullie het nóg niet? Hebben jullie zo'n hard hart? 18 Hebben jullie ogen die niets zien en oren die niets horen? 19 Weten jullie niet meer wat er gebeurde toen Ik de vijf broden brak voor de 5000 mensen? Hoeveel manden vol brood hadden jullie toen over?" Ze antwoordden: "Twaalf." 20 "En bij de zeven broden voor de 4000 mensen? Hoeveel manden vol brood hadden jullie toen over?" 21 En ze zeiden: "Zeven." En Hij zei tegen hen: "Waarom begrijpen jullie het nog steeds niet?"

Jezus geneest een blinde man

22 Ze kwamen bij Betsaïda. Daar brachten de mensen een blinde man naar Jezus toe. Ze smeekten Hem om hem aan te raken. 23 Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Toen spuugde Hij in zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg hem: "Zie je iets?" 24 De man keek op en zei: "Ik zie de bomen. Nee, het moeten mensen zijn, want ze lopen." 25 Toen legde Jezus nog een keer zijn handen op de ogen van de man. Toen zag hij alles duidelijk en was gezond. 26 Jezus stuurde hem naar huis en zei: "Ga het dorp niet in en vertel niemand wat er gebeurd is."

Petrus begrijpt wie Jezus is

27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen van de streek Cesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan zijn leerlingen: "Wie ben Ik volgens de mensen?" 28 Ze antwoordden Hem: "Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent. Anderen dat U de profeet Elia bent.[a] Weer andere mensen zeggen dat U één van de profeten bent." 29 Hij vroeg hun: "En jullie? Wie ben Ik volgens jullie?" Petrus antwoordde Hem: "U bent de Messias."[b] 30 En Hij verbood hun streng om dit tegen andere mensen te zeggen.

Jezus vertelt over zijn dood

31 Jezus begon hun uit te leggen dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden. Dat Hij niet geloofd zou worden door de leiders van het volk, de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Dat Hij zelfs zou worden gedood. Maar ook dat Hij op de derde dag uit de dood zou opstaan. 32 Hij vertelde hun dat allemaal, zonder iets voor hen te verbergen.

Toen nam Petrus Hem apart. Hij begon Hem streng tegen te spreken. 33 Maar Jezus draaide Zich om naar zijn leerlingen en zei streng tegen Petrus: "Ga weg, duivel! Want jij wil niet wat God wil, maar wat de mensen willen."

Jezus volgen

34 Toen riep Jezus de grote groep mensen en zijn leerlingen bij Zich. Hij zei tegen hen: "Als je bij Mij wil horen, moet je stoppen met voor jezelf te leven. Je moet het kruis opnemen[c] en Mij volgen. 35 Want als je je leven voor jezelf wil houden, zul je je leven verliezen. Maar als je je leven opgeeft voor Mij en voor het goede nieuws, zul je je leven redden. 36 Wat heb je eraan als je alles hebt wat je hebben wil, maar het kost je je leven? 37 En wat kun je geven in ruil voor je leven?

38 Het is erg als je je voor Mij en voor mijn woorden schaamt tegenover deze ontrouwe en ongehoorzame mensen. Want dan zal de Mensenzoon Zich ook voor jou schamen op de dag dat Hij samen met de heilige engelen terugkomt met de hemelse macht en majesteit van zijn Vader." (lees verder)

Footnotes

  1. Markus 8:28 Elia was een profeet uit de tijd van koning Achab, ongeveer 850 jaar hiervóór. De profeet Maleachi had ruim 300 jaar na Elia gezegd dat God 'de profeet Elia' op een gegeven moment naar de aarde zou sturen. Lees Maleachi 4:5. Hij zei dat dus ruim 400 jaar vóór Jezus' geboorte.
  2. Markus 8:29 Het woord 'Messias' is Hebreeuws en betekent 'Gezalfde'. 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Grieks, de taal waarin het Nieuwe Testament is geschreven, werd hij de 'Christus' genoemd, wat hetzelfde betekent.
  3. Markus 8:34 De mensen die naar Jezus luisterden, kenden de Romeinse doodstraf door kruisiging. Iemand die gekruisigd ging worden, moest zelf zijn kruis dragen. Zij begrepen dus heel goed dat 'het kruis opnemen' verband hield met 'dood'. Het gaat hier over het opgeven van je eigen leven, om verder voor Jezus te leven.

給四千人吃飽的神蹟(A)

那些日子,又有一大群人聚集,他們沒有甚麼東西吃。耶穌叫門徒來,對他們說: “我憐憫這一群人,因為他們和我在一起已經有三天,沒有甚麼吃的了。 如果我叫他們散開,餓著肚子回家去,他們會在路上暈倒,因為有人是從很遠的地方來的。” 門徒回答:“在這曠野地方,從哪裡能找食物叫這些人吃飽呢?” 他問他們:“你們有多少餅?”他們說:“七個。” 耶穌吩咐群眾坐在地上;拿起那七個餅,祝謝了,擘開遞給門徒,叫他們擺開;門徒就擺在眾人面前, 他們還有幾條小魚,耶穌祝了福,就吩咐把這些也擺開。 眾人都吃了,並吃飽了。他們把剩下的零碎收拾起來,裝滿了七個大籃子。 當時人數約有四千。耶穌解散了群眾, 10 就立刻和門徒上了船,來到大瑪努他地區。

求耶穌顯神蹟(B)

11 法利賽人出來,跟耶穌辯論;他們想試探他,求他顯個從天上來的神蹟。 12 耶穌靈裡深深地歎息,說:“這世代為甚麼總是尋求神蹟?我實在告訴你們,決不會有神蹟顯給這個世代的!” 13 於是他離開他們,又上船往對岸去了。

提防法利賽人和希律的酵(C)

14 門徒忘了帶餅,船上除了一個餅,身邊沒有別的了。 15 耶穌囑咐他們說:“你們要小心,提防法利賽人的酵和希律的酵!” 16 門徒彼此議論說:“這是因為我們沒有餅吧?” 17 耶穌知道了,就說:“為甚麼議論沒有餅這件事呢?你們還不知道,還不明白嗎?你們的心還是這麼遲鈍嗎? 18 你們有眼不能看,有耳不能聽嗎?你們不記得嗎? 19 我擘開那五個餅給五千人吃,你們收拾的零碎裝滿了幾個籃子呢?”他們說:“十二個。” 20 “那七個餅分給四千人吃,你們收拾的零碎裝滿了幾個大籃子呢?”他們說:“七個。” 21 耶穌說:“你們還不明白嗎?”

治好伯賽大瞎眼的人

22 後來他們到了伯賽大,有人帶了一個瞎眼的人到他跟前,求耶穌摸他。 23 耶穌拉著他的手,領他到村外,吐唾沫在他的眼睛上,又用雙手按在他的身上,問他:“你看見甚麼沒有?” 24 他往上一看,說:“我看見人了!看見他們好像樹走來走去。” 25 於是耶穌再按手在他的眼睛上,他定睛一看,就復原了,樣樣都看得清楚了。 26 耶穌叫他回家去,說:“連這村子你也不要進去。”

彼得承認耶穌是基督(D)

27 耶穌和門徒出去,要到該撒利亞.腓立比附近的村莊。在路上他問門徒說:“人說我是誰?” 28 他們回答:“有人說是施洗的約翰;有人說是以利亞;還有人說是先知裡的一位。” 29 他又問他們說:“那麼你們呢?你們說我是誰?”彼得回答:“你就是基督。” 30 耶穌鄭重地囑咐他們,不要把他的事告訴人。

耶穌預言受難及復活(E)

31 於是他教導他們,人子必須受許多苦,被長老、祭司長和經學家棄絕、殺害,三天後復活。 32 耶穌坦白地說了這話,彼得就把他拉到一邊,責怪他。 33 耶穌轉過身來,望著門徒,斥責彼得說:“撒但,退到我後面去!因為你不思念 神的事,只思念人的事。” 34 於是把眾人和門徒都叫過來,對他們說:“如果有人願意跟從我,就應當捨己,背起他的十字架來跟從我。 35 凡是想救自己生命的,必喪掉生命;但為我和福音犧牲生命的,必救了生命。 36 人就是賺得全世界,卻賠上自己的生命,有甚麼好處呢? 37 人還能用甚麼換回自己的生命呢? 38 在淫亂罪惡的世代,凡把我和我的道當作可恥的,人子在他父的榮耀裡,和聖天使一起降臨的時候,也必把他當作可恥的。”