Add parallel Print Page Options

Jezus over echtscheiding

10 Jezus verliet Kafarnaüm en ging naar het bergland van Judea en naar de andere zijde van de Jordaan. Er liepen weer veel mensen met Hem mee en Hij vertelde hun, net als altijd, over God. Er kwamen enkele Farizeeën naar Hem toe. Om Hem uit zijn tent te lokken, vroegen zij: ‘Mag een man van zijn vrouw scheiden?’ Hij vroeg: ‘Wat staat daarover in de wet van Mozes?’ ‘Dat het mag,’ antwoordden zij, ‘maar hij moet haar wel een brief meegeven, waarin staat dat zij niet langer zijn vrouw is.’ ‘Dat staat zo geschreven,’ zei Jezus, ‘omdat uw hart van steen is. Maar vanaf het begin van de schepping heeft God de mens gemaakt als man en vrouw. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, zich bij zijn vrouw voegen en werkelijk één met haar worden. Zij zijn niet langer twee, maar één. En geen mens mag scheiden wat God heeft samengebracht.’ 10 Later, toen Hij met zijn leerlingen weer thuis was, begonnen die er ook over. 11 Hij zei: ‘Als een man zijn vrouw verlaat en met een ander trouwt, pleegt hij overspel. 12 En als een vrouw haar man verlaat en met een ander trouwt, pleegt ook zij overspel.’

Jezus zegent de kinderen

13 Enkele moeders brachten hun kinderen bij Jezus. Zij wilden graag dat Hij ze zou aanraken, maar de leerlingen traden daartegen op. 14 Jezus zag het en nam hun dat kwalijk. ‘Laat die kinderen toch bij Mij komen,’ zei Hij. ‘Houd ze niet tegen, want het Koninkrijk van God is juist voor wie is zoals zij. 15 Het is zelfs zo dat wie niet als een kind in het Koninkrijk van God gelooft, er nooit kan komen.’ 16 Hij nam de kinderen in zijn armen, legde zijn handen op hun hoofd en zegende hen.

De rijke man

17 Toen Hij weer verder ging, kwam er een man aanrennen. Hij viel voor Jezus op de knieën en zei: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 18 ‘Waarom noemt u Mij goed?’ vroeg Jezus. ‘Alleen God is toch goed? 19 U kent de geboden: U mag niemand doodslaan. U mag geen overspel plegen. U mag niet stelen. U mag anderen niet vals beschuldigen. Heb eerbied voor uw vader en moeder.’ 20 ‘Daar heb ik mij altijd aan gehouden,’ zei de man. 21 Het was duidelijk zichtbaar dat Jezus genegenheid had voor deze man. Hij keek hem aan en zei: ‘Er is één ding dat u niet hebt gedaan. Ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen. Kom dan terug en volg Mij. Dan zult u rijk zijn in de hemel.’ 22 Het gezicht van de man betrok. Verdrietig ging hij weg, want hij was erg rijk. 23 Jezus keerde Zich om en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het voor rijke mensen moeilijk om in het Koninkrijk van God te komen.’ 24 De leerlingen waren hoogst verbaasd. Daarom zei Jezus: ‘Ja, het is verschrikkelijk moeilijk om in het Koninkrijk van God te komen. 25 Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26 De leerlingen wisten niet meer wat zij ervan moesten denken. ‘Maar wie kan er dan ooit gered worden?’ vroegen zij. 27 Jezus keek hen aan en zei: ‘Menselijk gezien, niemand! Maar bij God is alles mogelijk.’ 28 ‘Wij hebben alles achtergelaten om U te volgen,’ merkte Petrus op. 29 Jezus antwoordde: ‘Ieder die zijn huis, broers, zusters, vader, moeder, kinderen of bezittingen uit liefde voor Mij verlaat en andere mensen over het plan van God vertelt, 30 krijgt honderd keer zoveel terug. Hier en nu. Huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en bezittingen, dat staat vast. Maar hij zal ook worden vervolgd. 31 En in de komende wereld krijgt hij het eeuwige leven. Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’

Op weg naar Jeruzalem

32 Zij waren op weg naar Jeruzalem en Jezus liep voorop. De mensen die met Hem meeliepen, waren verbijsterd en bang. Jezus nam de twaalf nog eens apart. Hij vertelde hun wat Hem in Jeruzalem te wachten stond. 33 ‘Ik, de Mensenzoon, zal daar in de handen van de leidende priesters en bijbelgeleerden vallen,’ zei Hij. ‘Zij zullen Mij ter dood veroordelen en uitleveren aan de Romeinen. 34 Ze zullen Mij bespotten, bespugen, geselen en ten slotte vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’ 35 Jakobus en Johannes kwamen naast Hem lopen. ‘Meester,’ zeiden zij, ‘wij willen U iets vragen. U moet iets voor ons doen.’ 36 ‘Wel?’ vroeg Jezus, ‘wat kan Ik voor jullie doen?’ 37 ‘Mogen wij in uw Koninkrijk naast U op de troon zitten?’ vroegen zij, ‘de één links en de ander rechts van U?’ 38 Jezus antwoordde: ‘Je weet niet wat je vraagt! Kunnen jullie de beker drinken die Ik moet drinken? Of de vreselijke dingen doorstaan die Ik moet doorstaan?’ 39 ‘Ja,’ zeiden zij. ‘Jullie zullen inderdaad uit dezelfde beker drinken als Ik,’ zei Hij, ‘en dezelfde vreselijke dingen meemaken. 40 Maar wie in mijn Koninkrijk naast Mij zullen zitten, maak Ik niet uit. Dat bepaalt God.’

41 Toen de tien andere leerlingen hoorden wat Jakobus en Johannes hadden gevraagd, namen zij het hen erg kwalijk. 42 Jezus riep hen bij Zich en zei: ‘Jullie weten dat de machthebbers in de wereld de bevolking onderdrukken. Zij maken misbruik van hun macht. 43 Maar onder jullie moet het anders gaan. Wie groot wil zijn, moet jullie dienaar worden. 44 En wie de voornaamste wil zijn, moet ieders slaaf worden. 45 Want zelfs Ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Nee, Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor velen.’

46 Zij kwamen in Jericho aan. Later, toen Hij met zijn leerlingen uit de stad vertrok, liepen er heel veel mensen met hen mee.

47 Langs de weg zat een blinde bedelaar, Bartimeüs. Zodra deze hoorde dat Jezus van Nazareth eraan kwam, begon hij te schreeuwen: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 48 ‘Houd je mond!’ snauwden de mensen. Maar Bartimeüs trok er zich niets van aan en schreeuwde nog harder: ‘Zoon van David, heb toch medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan: ‘Roep hem eens hier,’ zei Hij. Zij riepen de blinde man. ‘Je boft,’ zeiden ze. ‘Kom, Hij roept je!’ 50 De man gooide zijn jas neer, sprong op en liep naar Jezus toe. 51 ‘Wat kan Ik voor u doen?’ vroeg Jezus. ‘Och, Here,’ antwoordde de blinde man, ‘ik wil zo graag kunnen zien!’ 52 ‘Dat kan,’ zei Jezus. ‘Omdat u op Mij vertrouwt, bent u genezen.’ Op datzelfde moment kon de man weer zien. En hij ging met Jezus mee naar Jeruzalem.

Jesus Goes Into Judea. The Crowds Come To Him And He Teaches Them

10 And having arisen, He goes from there into the districts[a] of Judea and beyond the Jordan. And crowds again are coming-together to Him. And as He was accustomed, He again was teaching them.

Pharisees Test Jesus With a Question About Divorce. Divorce Is Not God’s Plan

And Pharisees having come to Him were asking Him if it is lawful for a husband to send-away[b] a wife— testing Him. And the One, having responded, said to them, “What did Moses command you?” And the ones said, “Moses permitted us to write a certificate[c] of divorce and send her away”. But Jesus said to them, “He wrote this commandment to you because-of your hardness-of-heart. But from the beginning of creation, ‘He made them male and female’ [Gen 1:27]. ‘For this[d] reason, a man will leave-behind his father and mother and will be joined[e] to his wife. And the two will be one flesh’ [Gen 2:24]. So then, they are no longer two, but one flesh. Therefore what God paired-together[f], let a person[g] not separate”. 10 And the disciples were questioning Him again about this in the house, 11 and He says to them, “Whoever sends-away his wife and marries another is committing-adultery against her. 12 And if she, having sent-away her husband, marries another, she is committing-adultery”.

Jesus Blesses The Children. Of Such Is The Kingdom of God

13 And they were bringing children to Him in order that He might touch them. But the disciples rebuked them[h]. 14 But Jesus, having seen it, was indignant and said to them, “Permit the children to be coming to Me. Do not be forbidding them. For the kingdom of God is of [i] such ones. 15 Truly I say to you, whoever does not receive the kingdom of God like a child will never[j] enter into it”. 16 And having taken them in His arms, He was blessing[k] them, while laying His hands on them.

A Rich Man Asks What To Do To Enter Heaven. Sell Everything And Follow Me

17 And while He was proceeding out on the road[l], one having run up and knelt-before Him was asking Him, “Good Teacher, what should I do in order that I may inherit eternal life?” 18 And Jesus said to him, “Why do you call Me good? No one is good except One— God. 19 You know the commandments: ‘Do not murder, do not commit-adultery, do not steal, do not give-false-testimony, do not defraud, be honoring your father and mother’” 20 And the one said to Him, “Teacher, I kept these all from my youth”. 21 And Jesus, having looked at him, loved him. And He said to him, “One thing is lacking as to you: Go, sell all-that you have and give it to the poor, and you will have treasure in heaven. And come, be following Me”. 22 But the one, having become downcast at His word, went away grieving. For he was having many properties.

It Is Hard For The Rich To Enter. But All Who Leave Anything Will Inherit More

23 And having looked around, Jesus says to His disciples, “How difficultly the ones having wealth[m] will enter into the kingdom of God”. 24 And the disciples were astonished at His words. But Jesus, having responded again, says to them, “Children, how difficult it is to enter into the kingdom of God. 25 It is easier that a camel go through the hole of the needle[n] than[o] that a rich one enter into the kingdom of God”. 26 And the ones were even more astounded, saying to themselves, “Who indeed can be saved?” 27 Having looked at them, Jesus says, “With humans it is impossible, but not with God. For all things are possible with God”. 28 Peter began to say to Him, “Behold— we left everything, and have followed You”. 29 Jesus said, “Truly I say to you, there is no one who left house or brothers or sisters or mother or father or children or fields for the sake of Me and for the sake of the good-news 30 except he receive[p] a hundred-fold now in this time— houses and brothers and sisters and mothers and children and fields, along-with persecutions— and in the coming age, eternal life. 31 But many first ones will be last, and the last ones, first”.

Jesus Predicts His Death And Resurrection For The Third Time

32 And they were on the road going up to Jerusalem, and Jesus was going-ahead-of them. And they were astonished. And the ones following were fearing. And having again taken aside the twelve, He began to tell them the things going-to happen to Him, 33 that “Behold— we are going up to Jerusalem. And the Son of Man will be handed-over to the chief priests and the scribes. And they will condemn Him to death, and will hand Him over to the Gentiles. 34 And they will mock Him and spit-on Him and whip Him and kill Him. And after three days, He will rise-up”.

Two Disciples Jockey For Position In The Kingdom. He Says, It Is Not Mine To Give

35 And James and John, the sons of Zebedee, approach Him, saying to Him, “Teacher, we want You to do for us whatever we ask You”. 36 And the One said to them, “What do you want Me to do for you?” 37 And the ones said to Him, “Grant to us that we may sit one on Your right side and one on the left side in Your glory”. 38 But Jesus said to them, “You do not know what you are asking. Are you able to drink the cup which I drink, or to be baptized the baptism which I am baptized?” 39 And the ones said to Him, “We are able”. And Jesus said to them, “You will drink the cup which I drink. And you will be baptized the baptism which I am baptized. 40 But the sitting on My right side or on the left side is not Mine to give, but it is for whom it has been prepared”.

Whoever Wants To Be First Shall Be Your Slave. Even I Came To Serve

41 And having heard-of it, the ten began to be indignant about James and John. 42 And having summoned them, Jesus says to them, “You know that the ones having-the-reputation-of [q] being rulers of the Gentiles are lording-over[r] them, and their great ones are exercising-authority-over[s] them. 43 But it is not so among you. But whoever wants to become great among you shall be your servant, 44 and whoever wants to be first among you shall be slave of all. 45 For even the Son of Man did not come to be served, but to serve, and to give His life as a ransom for many”.

Blind Bartimaeus Calls Upon The Messiah To Heal Him

46 And they come to Jericho. And while He and His disciples and a considerable crowd are proceeding-out from Jericho, Bartimaeus, the son of Timaeus, a blind beggar, was sitting beside the road. 47 And having heard that it was Jesus from-Nazareth, he began to cry-out and say, “Son of David, Jesus, have-mercy-on me”. 48 And many were rebuking him in order that he might keep-silent. But the one was crying-out by much more, “Son of David, have mercy on me”. 49 And having stopped, Jesus said, “Call him”. And they call the blind one, saying to him, “Take-courage, arise, He is calling you!” 50 And the one, having thrown-off his cloak, having jumped-up, came to Jesus. 51 And having responded to him, Jesus said, “What do you want Me to do for you?” And the blind one said to Him, “Rabboni[t]— that I may see-again!” 52 And Jesus said to him, “Go. Your faith has restored[u] you”. And immediately he saw-again. And he was following Him on the road.

Footnotes

  1. Mark 10:1 Or, boundaries.
  2. Mark 10:2 That is, divorce.
  3. Mark 10:4 This certificate was to protect the woman and allow her to remarry.
  4. Mark 10:7 That is, because God made them to be a complimentary pair.
  5. Mark 10:7 Or, united, adhered, glued.
  6. Mark 10:9 Or, yoked-together, joined as a pair.
  7. Mark 10:9 Or, a human, man (generically speaking). The wife is included in v 12.
  8. Mark 10:13 That is, the ones bringing the children.
  9. Mark 10:14 That is, made up of.
  10. Mark 10:15 Or, by no means.
  11. Mark 10:16 Or, calling-down-blessing-on.
  12. Mark 10:17 Or, journey.
  13. Mark 10:23 Or, money. This was a shocking statement, since wealth was often viewed as a sign of God’s blessing.
  14. Mark 10:25 Lit, perforation of the sewing-needle.
  15. Mark 10:25 In other words, it is impossible, as Jesus says next. Another shocking statement.
  16. Mark 10:30 That is, who will not receive.
  17. Mark 10:42 Or, being-recognized-as.
  18. Mark 10:42 Or, domineering-over, ruling as masters over.
  19. Mark 10:42 That is, they lead by authority.
  20. Mark 10:51 That is, my rabbi, my teacher.
  21. Mark 10:52 Or, saved (from this ailment).