Add parallel Print Page Options

Graan plukken op de heilige rustdag

Op een keer liep Jezus op de heilige rustdag met zijn leerlingen door een korenveld. De leerlingen plukten graan, wreven met hun handen de korrels eruit en aten die op. Een paar Farizeeërs zeiden: "Waarom doen jullie iets wat niet mag op de heilige rustdag?"[a] Jezus antwoordde: "Hebben jullie dan niet gelezen wat David vroeger heeft gedaan toen hij en zijn mannen honger hadden? Hij ging Gods heiligdom binnen en nam de heilige broden mee. Die at hij met zijn mannen op. Dat mocht helemaal niet, want daar mogen alleen de priesters van eten." En Hij zei: "De Mensenzoon is ook Heer over de heilige rustdag."

Jezus geneest een man op de heilige rustdag

Op een andere heilige rustdag was er iemand met een verlamde rechterhand in de synagoge waar Jezus les gaf. De wetgeleerden en de Farizeeërs letten goed op Hem. Ze wilden zien of Hij op de heilige rustdag iemand zou genezen. Want dan zouden ze iets hebben om Hem te beschuldigen. Maar Hij wist wat ze dachten. Daarom zei Hij tegen de man met de verlamde hand: "Kom eens hier in het midden staan." De man stond op en kwam. En Jezus zei tegen de Farizeeërs en wetgeleerden: "Ik heb een vraag voor jullie. Mag je op de heilige rustdag goed doen, of kwaad doen? Mag je een mensenleven redden, of moet je hem laten sterven?" 10 Hij keek de mensen rondom Zich aan en zei toen tegen de man: "Strek je hand uit." De man strekte zijn hand uit en de hand werd net zo gezond als de andere. 11 Maar de wetgeleerden en de Farizeeërs werden woedend. Ze gingen met elkaar overleggen wat ze met Jezus zouden doen.

Jezus kiest de twaalf leerlingen uit

12 Op een keer ging Jezus naar de bergen om te bidden. De hele nacht lang bad Hij tot God. 13 Toen het weer dag was geworden, riep Hij zijn leerlingen bij Zich. Hij koos er twaalf uit. Die noemde Hij apostelen.[b] 14 Het waren Simon, die Hij ook Petrus noemde, Petrus' broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, Bartolomeüs, 15 Matteüs (= Levi), Tomas, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon die de bijnaam 'de Zeloot' had, 16 Judas de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die Hem later verraden heeft.

17 Hij daalde met hen de berg weer af en bleef staan op een vlakte. Daar was een grote groep mensen samengestroomd: een groot aantal van zijn leerlingen, maar ook andere mensen uit heel Judea en uit Jeruzalem. Ook uit de steden Tyrus en Sidon, die aan de zee liggen. 18 Ze waren gekomen om Hem te horen spreken en om door Hem te worden genezen. Ook mensen die last hadden van duivelse geesten werden genezen. 19 En iedereen probeerde Hem aan te raken. Want er ging kracht van Hem uit en Hij maakte iedereen gezond.

Lessen en waarschuwingen

20 En Jezus keek zijn leerlingen aan en zei: "Het is heerlijk voor je als je niet veel hebt, want het Koninkrijk van God is voor jou. 21 Het is heerlijk voor je als je honger hebt, want God zal je honger stillen. Het is heerlijk voor je als je nu huilt, want je zal lachen. 22 Het is heerlijk voor je als de mensen je haten omdat je in de Mensenzoon gelooft. Wees er blij over als ze niet met je willen omgaan, je uitschelden en lelijke dingen van je zeggen die niet waar zijn. 23 Wees er blij over en wees vrolijk! Want je krijgt er een grote beloning voor in de hemel. Want hetzelfde hebben hun voorouders met de profeten gedaan.

24 Maar pas op, rijke mensen! Want jullie hebben je troost al. 25 Pas maar op, jullie die nu zoveel te eten hebben! Want jullie zullen honger hebben. Pas maar op, jullie die nu plezier hebben en lachen! Want jullie zullen verdriet hebben en huilen. 26 Pas maar op als alle mensen goede dingen van jullie zeggen. Want hetzelfde hebben hun voorouders met de leugen-profeten gedaan."

Wees goed voor je vijanden

27 Jezus zei: "Luister naar wat Ik zeg: houd van je vijanden en wees goed voor de mensen die je haten.[c] 28 Zegen de mensen die je vervloeken, en bid voor de mensen die je slecht behandelen. 29 Als iemand je op je linkerwang slaat, draai dan ook je rechterwang naar hem toe. Als iemand je mantel afpakt, geef hem dan ook je hemd. 30 Als iemand iets van je wil lenen of van je afpakt, geef het hem dan en vraag het niet terug. 31 Behandel andere mensen op dezelfde manier als je zelf behandeld zou willen worden.

32 Als je alleen houdt van je vrienden, wat is daar dan voor bijzonders aan? Want ook slechte mensen houden van hun vrienden. 33 En als je iets goeds doet voor iemand die iets goeds doet voor jou, wat is daar dan voor bijzonders aan? Ook slechte mensen doen dat. 34 En als je alleen iets wil uitlenen aan iemand van wie je het ook weer terug zal krijgen, wat is daar dan voor bijzonders aan? Ook slechte mensen lenen aan andere slechte mensen om weer evenveel terug te willen krijgen. 35 Nee, houd van je vijanden en wees goed voor hen. Leen iets uit zonder te verwachten dat je het terug zal krijgen. Dan zul je een grote beloning krijgen en een kind van de Allerhoogste God zijn. Want Hij is óók goed voor de ondankbare en slechte mensen.

36 Wees vriendelijk, net zoals jullie Vader vriendelijk is. 37 Oordeel niemand. Dan zul jij ook niet geoordeeld worden. Veroordeel niemand. Dan zul jij ook niet veroordeeld worden. Laat los, dan zul jij ook losgelaten worden. 38 Geef, dan zal er ook aan jou gegeven worden: een goed gevulde, aangedrukte, geschudde, overlopende maatbeker zullen de mensen je geven. Want de maat waarmee jij andere mensen meet, daarmee zul jij ook gemeten worden."

Verschillende voorbeelden

39 En Jezus vertelde hun een aantal voorbeelden, om dingen duidelijk te maken. Hij zei: "Iemand die blind is kan toch niet een andere blinde leiden? Ze zullen samen in een kuil vallen!

40 En een leerling is niet beter dan zijn leermeester. Maar iemand die alles heeft geleerd, is net zo goed als zijn leermeester.

41 Hoe kan het dat je wel ziet dat er een splinter in het oog van een ander zit, maar zie je niet dat er in je eigen oog een hele balk zit? 42 Hoe kun je tegen die ander zeggen: 'Vriend, laat mij die splinter uit je oog halen,' als je niet eens ziet dat er een balk in je eigen oog zit? Wat zijn jullie toch schijnheilig! Haal eerst de balk uit je eigen oog. Dan kun je goed scherp zien. Pas dan kun je de splinter uit het oog van de ander halen.

43 Ook groeien er geen slechte vruchten aan een goede boom. En er groeien ook geen goede vruchten aan een slechte boom. 44 En elke boom kun je herkennen aan de vruchten die er aan groeien. Want aan doornstruiken groeien geen vijgen, en aan een braamstruik geen druiven. 45 Net zo haalt een goed mens goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. Want iemands woorden verraden wat er in zijn hart is."

Het fundament van je leven

46 Jezus zei: "Waarom zeggen jullie 'Heer, Heer' tegen Mij, als jullie toch niet doen wat Ik zeg? 47 Als je naar Mij toe komt, lúister dan niet alleen naar wat Ik zeg, maar dóe het ook. 48 Dan lijk je op een man die bij het bouwen van zijn huis eerst een diep gat groef. Want hij wilde het fundament van zijn huis op de rots leggen. Toen er een overstroming kwam en het water tegen het huis sloeg, bleef het huis stevig staan. Want het was op de rots gebouwd. 49 Maar als je wel hoort wat Ik zeg maar het niet doet, lijk je op een man die een huis bouwde zonder fundament. Toen de overstroming kwam en het water tegen het huis sloeg, spoelde het zand weg en stortte het huis in. Er bleef helemaal niets van over."

Footnotes

  1. Lukas 6:2 Ze vonden dat dat 'werken' was, en God had gezegd dat er op de heilige rustdag helemaal niet gewerkt mocht worden. Lees Exodus 20:8-11. De Farizeeërs hadden hele strenge regels gemaakt over wat er wel en niet mocht op die dag.
  2. Lukas 6:13 'Apostelen' zou je ook kunnen vertalen met 'zendelingen'. Ze worden 'uitgezonden' om het goede nieuws aan de mensen bekend te gaan maken. In de BasisBijbel worden zij vaak 'boodschappers van God' genoemd. Want ze brengen Gods boodschap naar de mensen.
  3. Lukas 6:27 Dit zei Jezus in een tijd dat Israël overheerst werd door de Romeinen!

Shabbat in the Grain Fields

Now during Shabbat, Yeshua was passing through grain fields; and His disciples were picking and eating heads of grain, rubbing them in their hands. But some of the Pharisees said, “Why are you doing what is not permitted on Shabbat?”

Then answering them, Yeshua said, “Haven’t you read what David did when he was hungry, and those with him? How he entered into the house of God, took and ate the showbread which only the kohanim are permitted to eat, and even gave it to those with him?” [a] He said to them, “The Son of Man is Lord of Shabbat.”

Shabbat Controversy at the Synagogue

On a different Shabbat, Yeshua entered the synagogue and was teaching. A man was there, whose right hand was paralyzed. But closely watching Him were the Torah scholars and Pharisees, to see if He heals on Shabbat, so that they might find grounds to accuse Him. But He knew their opinions and said to the man with the paralyzed hand, “Get up and stand in our midst.” And getting up, the man stood.

Yeshua said to them, “I ask you, is it permitted on Shabbat to do good or to do evil, to save or to destroy a life?” 10 Then looking around at everyone, He said to the man, “Stretch out your hand.” The man did, and his hand was restored. 11 But they were filled with fury and discussed among themselves what they might do to Yeshua.

Appointing the Twelve

12 And it was during these days that Yeshua went out to the mountain to pray, and He spent all night in prayer to God. 13 When day came, He called His disciples, choosing from among them twelve whom He also named emissaries— 14 Simon, whom He also named Peter, and Andrew his brother; and Jacob and John; and Philip and Bartholomew; 15 and Matthew and Thomas; Jacob the son of Alphaeus; Simon who was called the Zealot; 16 Judah the son of Jacob; and Judah from Kriot, who became a traitor.

The Sermon on the Plain

17 Then Yeshua came down with them and stood on a level place. A large crowd of His disciples and a multitude of people, from all Judea, Jerusalem, and the coastal region of Tyre and Sidon, 18 had come to hear Him and to be healed of their diseases. Even those disturbed by defiling spirits were being healed. 19 Everyone in the crowd was trying to touch Him, because power flowed from Him and He was healing them all.

20 And looking up at His disciples, He said,

“Blessed are you who are poor,
    for yours is the kingdom of God.
21 Blessed are you who hunger now,
    for you shall be satisfied.
Blessed are you who weep now,
    for you shall laugh.
22 Blessed are you when people hate you,
    and when they exclude you, and revile you,
and spurn your name as evil on account
    of the Son of Man.

23 Rejoice in that day and jump for joy! For behold, your reward is great in heaven! For their fathers used to treat the prophets the same way.”[b]

24 But woe to you who are rich,
for you are receiving your comfort in full.
25 Woe to you who are full,
    for you shall be hungry.
Woe to you who are laughing now,
    for you shall mourn and weep.
26 Woe to you when all men speak well of you,
for their fathers used to treat the false prophets the same way.”[c]

27 “But I say to you who are listening: Love your enemies, do good to those who hate you, 28 bless those who curse you, pray for the ones who mistreat you. 29 To the one who strikes you on the cheek, offer the other also. And from the one who takes your cloak, do not hold back your shirt. 30 Give to every one who asks you; and whoever takes something of yours, make no demands upon him.

31 “Do to others as you would have them do to you. 32 If you love those who love you, what credit is that to you? For even sinners love those who love them. 33 And if you do good to those who are doing good to you, what credit is that to you? Even sinners do this. 34 And if you lend to those from whom you expect to take, what credit is that to you? Even sinners lend to sinners in order to receive back the same.

35 “But love your enemies, and do good, and lend, expecting nothing in return.[d] Then your reward will be great and you will be sons of Elyon, for He is kind to the ungrateful and evil ones. 36 Be compassionate, just as your Father is compassionate to you.”

37 Do not judge, and you will not be judged. Do not condemn, and you will not be condemned. Pardon, and you will be pardoned. 38 Give, and it will be given to you—a good measure, pressed down, shaken together, overflowing, will be given into your lap. For whatever measure you measure out will be measured back to you.”

39 He also spoke this parable to them: “The blind cannot show the way to the blind, can he? Won’t they both fall into a pit? 40 A disciple is not above his teacher, but everyone who is fully trained will be like his teacher.

41 “Why do you look at the speck in your brother’s eye, but do not notice the beam in your own eye? 42 How can you say to your brother, ‘Brother, let me take out the speck in your eye,’ when you yourself do not see the beam in your own eye? You hypocrite! First take the beam out of your own eye, and then you will see clearly the speck in your brother’s eye, to take it out.”

43 “For there is no good tree that produces rotten fruit, nor again does a rotten tree produce good fruit. 44 Each tree comes to be known by its own fruit. For figs are not gleaned out of briars; neither are bunches of grapes gathered from thorn bushes.

45 “Out of the good treasure of his heart the good man brings forth good, and out of evil the evil man brings forth evil. For from the overflow of the heart his mouth speaks.”

46 “Why do you call Me ‘Master, Master’ and do not do what I say? 47 Everyone who comes to Me and hears My words and does them, I will show you what he is like. 48 He is like a man building a house, who dug deep and laid a foundation on the rock. And when a flood came, the torrent burst against that house but could not shake it, because it had been well built.

49 “But the one who hears yet does not do is like a man who built a house upon land without a foundation. When the torrent burst against it, immediately it collapsed—and the destruction of that house was great!”