Lukas 24
BasisBijbel
Het lege graf
24 En op de eerste dag van de week[a] gingen ze al vroeg in de morgen naar het graf. Ze namen de zalf-olie mee die ze hadden klaargemaakt. Er gingen nog een paar vrouwen mee. 2 Toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen die voor het graf had gelegen, was weggerold. 3 Toen ze het graf in gingen, zagen ze dat het lichaam van de Heer Jezus er niet in lag. 4 Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Op dat moment stonden er opeens twee mannen in stralend witte kleren bij hen. 5 Ze schrokken hevig en durfden niet te kijken. Toen zeiden de mannen tegen hen: "Waarom zoeken jullie Hem bij de doden? Hij leeft! 6 Hij is hier niet. Hij is uit de dood opgestaan. Denk aan wat Hij tegen jullie heeft gezegd toen Hij nog in Galilea was. 7 Toen heeft Hij gezegd dat de Mensenzoon door slechte mensen gevangen genomen en gekruisigd zou worden. Maar ook dat Hij op de derde dag weer uit de dood zou opstaan."
8 Toen herinnerden ze zich die woorden weer. 9 Ze gingen weg van het graf en vertelden alles wat er was gebeurd aan de elf leerlingen en aan alle anderen. 10 Die vrouwen waren Maria Magdalena, Johanna, en Maria (de moeder) van Jakobus en nog een paar vrouwen. En ze vertelden het aan de elf leerlingen. 11 Maar die vonden het allemaal onzin en geloofden hen niet. 12 Maar Petrus stond op en liep snel naar het graf. Toen hij zich bukte om naar binnen te kijken, zag hij alleen de linnen doeken liggen. Hij ging weer weg en vroeg zich heel verbaasd af wat er gebeurd zou kunnen zijn.
Jezus ontmoet twee van zijn leerlingen
13 Twee van de leerlingen gingen juist op die dag naar het dorp Emmaüs. Dat ligt op 60 stadiën (18 km) van Jeruzalem. 14 Onderweg spraken ze met elkaar over alles wat er was gebeurd. 15 Terwijl ze daar zo over liepen te praten, kwam Jezus Zelf bij hen. Hij liep met hen mee. 16 Maar het was net alsof er iets met hun ogen was, want ze herkenden Hem niet. 17 Hij vroeg hun: "Waar hebben jullie het over? En waarom kijken jullie zo verdrietig?" 18 Eén van hen, Kleopas, antwoordde: "Bent U dan de enige in Jeruzalem die niet weet wat daar de afgelopen dagen is gebeurd?" 19 Hij vroeg: "Wat dan?" Ze zeiden: "Nou, wat er is gebeurd met Jezus uit Nazaret. Hij was een profeet. Hij deed en zei machtige dingen voor God en alle mensen. 20 De leiders van onze priesters en de leiders van ons volk hebben Hem gevangen genomen, de doodstraf gegeven en gekruisigd. 21 Maar wíj hoopten dat Hij het zou zijn die Israël zou redden. Het is nu al weer drie dagen geleden dat dit allemaal is gebeurd. 22 Maar nu hebben bovendien een paar vrouwen uit onze groep ons laten schrikken. Ze waren vanmorgen vroeg naar het graf gegaan. 23 Maar ze hebben zijn lichaam daar niet gezien. Toen kwamen ze ons ook nog vertellen dat ze engelen hadden gezien. Die engelen hadden gezegd dat Hij leeft. 24 En een paar van ons zijn naar het graf gegaan en zagen dat het waar was wat de vrouwen hadden verteld. Maar Hém hebben ze niet gezien."
25 Toen zei Hij tegen hen: "Wat hebben jullie toch een onverstandig hart en wat begrijpen jullie het toch langzaam. Want jullie geloven niet wat de profeten allemaal hebben gezegd! 26 De Messias móest dit allemaal lijden om zijn hemelse macht en majesteit te verkrijgen." 27 En Hij legde hun uit wat er in de Boeken allemaal over Hem geschreven staat. Hij begon bij Mozes en alle profeten.
28 Ze kwamen bij het dorp waarheen ze op weg waren. Hij deed alsof Hij verder wilde gaan. 29 Maar ze drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond. De dag is bijna om." Hij ging met hen mee naar binnen en bleef bij hen. 30 Toen Hij met hen aan tafel zat, nam Hij het brood, zegende het, brak het in stukken en deelde het aan hen uit. 31 Toen was het alsof hun ogen open gingen en ze herkenden Hem. Op dat moment verdween Hij zomaar. 32 En ze zeiden tegen elkaar: "Het was ook net alsof ons hart in brand stond toen Hij onderweg met ons praatte en ons uitlegde wat er in de Boeken staat!" 33 Ze stonden op en gingen onmiddellijk terug naar Jeruzalem.
Jezus ontmoet de andere leerlingen
Ze gingen naar de elf leerlingen en de mensen die bij hen waren. 34 Die zeiden tegen de twee: "De Heer Jezus is echt opgestaan! Simon heeft Hem gezien!" 35 Toen vertelden de twee mannen wat er onderweg was gebeurd, en dat ze Hem hadden herkend toen Hij het brood in stukken brak.
36 Terwijl ze hierover zaten te praten, stond Jezus Zelf opeens bij hen. Hij zei: "Ik wens jullie vrede toe!" 37 Ze schrokken vreselijk en dachten dat ze een geest zagen. 38 Maar Hij zei: "Waarom schrikken jullie zo? Waarom denken jullie dat? 39 Kijk naar mijn handen en voeten. Dan kunnen jullie zien dat IK het Zelf BEN.[b] Voel maar. Een geest heeft geen vlees en botten, maar Ik wel." 40 En Hij liet hun zijn handen en voeten zien. 41 Ze waren zó verbaasd en blij, dat ze het haast niet konden geloven. Daarom zei Hij tegen hen: "Hebben jullie hier iets te eten?" 42 Ze gaven Hem een stuk gebakken vis en wat honing. 43 Hij pakte het aan en ze zagen hoe Hij het op at. 44 Hij zei tegen hen: "Dit is wat Ik tegen jullie heb gezegd toen Ik nog bij jullie was. Alles wat er over Mij is opgeschreven in de Boeken van Mozes en van de profeten en in de Psalmen, moest gebeuren." 45 Toen zorgde Hij ervoor dat ze eindelijk de Boeken begrepen.
Jezus' opdracht aan zijn leerlingen
46 En Jezus zei tegen hen: "Het staat ook in de Boeken dat de Messias moest lijden. En dat Hij op de derde dag moest opstaan uit de dood. 47 Er staat ook dat namens Hem aan alle volken verteld moet worden dat ze moeten gaan leven zoals God het wil. En dat de mensen vergeving kunnen krijgen voor hun ongehoorzaamheid aan God. Jullie moeten beginnen in Jeruzalem. 48 Vertel alles wat jullie gezien en gehoord hebben. 49 En Ik zal jullie geven wat de Vader heeft beloofd. Maar jullie moeten in de stad blijven, totdat jullie kracht uit de hemel hebben gekregen."[c]
50 Hij nam hen mee naar buiten tot bij Betanië. 51 Hij hief zijn handen op en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, ging Hij bij hen vandaan, naar de hemel. 52 Ze aanbaden Hem en helemaal blij gingen ze naar Jeruzalem terug. 53 En ze waren aldoor in de tempel God aan het prijzen.
Footnotes
- Lukas 24:1 Dat is de dag na de heilige rustdag.
- Lukas 24:39 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.
- Lukas 24:49 Met de 'kracht uit de hemel' bedoelt Jezus de Heilige Geest. Lees hierover in Handelingen 2.
Lukas 24
Het Boek
Jezus leeft weer!
24 Op zondagmorgen vroeg gingen ze meteen naar het graf. Ze hadden de speciale kruiden bij zich. 2 Maar ze ontdekten dat de steen voor de ingang was weggerold. 3 Toen ze naar binnen stapten, zagen ze dat het lichaam van de Here Jezus er niet meer was. 4 Ze wisten niet wat ze daarmee aan moesten. Plotseling waren er twee mannen bij hen, in blinkende kleren. 5 De schrik sloeg de vrouwen om het hart en ze bogen zich diep neer. De mannen vroegen: ‘Waarom komt u in een graf zoeken naar de Levende? 6 Hij is hier niet. Hij leeft weer! Herinnert u zich niet wat Hij heeft gezegd toen u nog met Hem in Galilea was? 7 Hij zei immers dat Hij, de Mensenzoon, door verraad in de handen van slechte mensen zou vallen en door hen gekruisigd zou worden. Maar ook dat hij op de derde dag uit de dood zou opstaan.’ 8 Zij herinnerden zich dat Hij dat inderdaad had gezegd.
9 Ze holden terug naar Jeruzalem om aan de elf apostelen en al de anderen te vertellen wat er gebeurd was. 10 Maar toen de vrouwen—het waren Maria van Magdala, Johanna, Maria (de moeder van Jakobus) en verschillende anderen—het aan de apostelen vertelden, 11 wilden die het niet geloven. Ze zeiden dat het onzin was. 12 Petrus liep toch vlug naar het graf om eens te kijken. Hij bukte zich voorover, keek naar binnen en zag alleen de lege windsels liggen. Op weg terug vroeg hij zich verwonderd af wat er gebeurd kon zijn.
Jezus verschijnt aan zijn leerlingen
13 Diezelfde dag waren twee van Jezusʼ leerlingen op weg naar het dorp Emmaüs, tien kilometer buiten Jeruzalem. 14 Ze spraken met elkaar over alle gebeurtenissen. 15 Terwijl ze zo liepen te praten, haalde iemand hen in en liep met hen mee. Het was Jezus Zelf! 16 Maar zij herkenden Hem niet. Ze waren verblind. 17 ‘Waarover loopt u zo druk te praten?’ vroeg Hij. 18 Ze bleven stilstaan en een van hen, Kleopas, zei: ‘U bent zeker de enige in heel Jeruzalem die niet weet wat voor verschrikkelijke dingen er de afgelopen dagen zijn gebeurd!’ 19 ‘Wat voor dingen dan?’ vroeg Jezus. ‘Wel,’ zeiden ze, ‘wat ze hebben gedaan met Jezus van Nazareth. Die man was een profeet. Hij deed ongelooflijke wonderen en was een geweldige leraar. Hij stond hoog in aanzien bij God en de mensen. 20 Maar de hogepriesters en leiders van ons volk hebben Hem gevangengenomen en uitgeleverd aan de Romeinen. En die hebben Hem gekruisigd. 21 Wij dachten nog wel dat Hij de Christus was, de bevrijder van Israël. Maar het is nu al de derde dag sinds ze Hem hebben gedood. 22 Een paar vrouwen van onze groep kwamen vandaag met een wonderlijk verhaal. Ze vertelden dat ze vanmorgen vroeg bij Jezusʼ graf waren geweest 23 en dat zijn lichaam weg was. Ze hadden ook engelen gezien die zeiden dat Hij leeft. 24 Een paar van ons gingen er onmiddellijk heen om te kijken. En inderdaad, het lichaam was weg, zoals de vrouwen hadden gezegd. Maar Jezus zagen ze niet.’
25 Jezus zei tegen hen: ‘Wat bent u toch dom! Wat hebt u moeite om alles te geloven wat door de profeten is gezegd. 26 De Christus moest immers al die vreselijke dingen doormaken voor Hij zijn heerlijkheid zou binnengaan?’ 27 Hij herinnerde hen aan allerlei gedeelten uit de boeken van Mozes en de profeten. Hij legde hun uit wat ze betekenden en wat ze over de Christus zeiden.
28 Ondertussen waren ze bijna bij het dorp gekomen waar ze moesten zijn. 29 Jezus deed alsof hij verder wilde lopen, maar zij lieten Hem niet gaan en zeiden: ‘Blijf vannacht bij ons. Het is al te laat geworden om nog verder te reizen.’ 30 Hij ging met hen mee naar huis om er de nacht door te brengen. Terwijl ze met elkaar aan tafel zaten, nam Hij het brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het hun. 31 Plotseling gingen hun ogen open en herkenden zij Hem. Op hetzelfde moment was Hij verdwenen. 32 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Weet je nog hoe diep we in ons hart geraakt werden, toen Hij met ons liep te praten en ons een glasheldere uitleg gaf over wat in de Boeken staat?’
33 Ze stonden onmiddellijk op en liepen vlug terug naar Jeruzalem. Daar vonden ze de elf leerlingen van Jezus en zijn andere volgelingen allemaal bij elkaar. 34 Zodra die hen zagen, zeiden ze: ‘Het is toch waar! De Here is weer levend geworden! Simon heeft Hem gezien!’ 35 De twee mannen uit Emmaüs vertelden dat zij Jezus ook hadden gezien. Dat Hij met hen was meegelopen en dat ze Hem pas hadden herkend toen Hij het brood brak.
36 Terwijl zij nog aan het vertellen waren, stond Jezus plotseling bij hen. 37 Ze schrokken allemaal en dachten dat Hij een geest was. 38 ‘Waarom zijn jullie zo van streek?’ vroeg Hij. ‘Waarom twijfelen jullie eraan of Ik het werkelijk ben? 39 Kijk maar eens naar mijn handen en mijn voeten. Ik ben het echt. Voel maar, een geest heeft geen vlees en botten en ik wel, zoals jullie zien.’ 40 Terwijl Hij dit zei, liet Hij zijn handen en voeten zien. 41 Hoewel ze heel blij waren, leek hun dit te mooi om waar te zijn. Ze konden het gewoon niet geloven. Om hen te overtuigen, zei Hij: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ 42 Ze gaven Hem een stuk geroosterde vis 43 en zagen dat Hij het opat. 44 Hij zei: ‘Herinneren jullie je niet meer wat Ik heb gezegd, toen Ik nog bij jullie was? Ik heb gezegd dat alles wat over Mij in de boeken van Mozes en de profeten en in de Psalmen staat, werkelijkheid moet worden.’ 45 Hij legde hun uit wat in die boeken stond, zo duidelijk dat ze het ineens helemaal begrepen. 46 ‘Dus,’ zei Hij, ‘het was al lang voorzegd dat de Christus zou lijden en sterven. En op de derde dag zou Hij weer levend worden. 47 Van Jeruzalem uit zou dit bericht over de hele wereld uitgaan: “Ieder die zijn zonden aan Christus belijdt, krijgt vergeving.” 48 Jullie hebben nu zelf gezien dat deze woorden zijn uitgekomen.
49 Luister: Ik zal de Heilige Geest sturen. Hij zal over jullie komen, zoals mijn Vader heeft beloofd. Blijf hier in de stad wachten tot jullie kracht uit de hemel hebben ontvangen.’ 50 Toen nam Jezus hen mee naar Bethanië. Hij hief zijn handen op en zegende hen. 51 Terwijl Hij dat deed, werd Hij opgenomen in de hemel. 52 Zij vielen in aanbidding voor Hem neer. Daarna gingen zij met grote vreugde terug naar Jeruzalem. 53 Ze bleven voortdurend in de tempel om God te eren en te danken.
Luke 24
New International Version
Jesus Has Risen(A)
24 On the first day of the week, very early in the morning, the women took the spices they had prepared(B) and went to the tomb. 2 They found the stone rolled away from the tomb, 3 but when they entered, they did not find the body of the Lord Jesus.(C) 4 While they were wondering about this, suddenly two men in clothes that gleamed like lightning(D) stood beside them. 5 In their fright the women bowed down with their faces to the ground, but the men said to them, “Why do you look for the living among the dead? 6 He is not here; he has risen! Remember how he told you, while he was still with you in Galilee:(E) 7 ‘The Son of Man(F) must be delivered over to the hands of sinners, be crucified and on the third day be raised again.’ ”(G) 8 Then they remembered his words.(H)
9 When they came back from the tomb, they told all these things to the Eleven and to all the others. 10 It was Mary Magdalene, Joanna, Mary the mother of James, and the others with them(I) who told this to the apostles.(J) 11 But they did not believe(K) the women, because their words seemed to them like nonsense. 12 Peter, however, got up and ran to the tomb. Bending over, he saw the strips of linen lying by themselves,(L) and he went away,(M) wondering to himself what had happened.
On the Road to Emmaus
13 Now that same day two of them were going to a village called Emmaus, about seven miles[a] from Jerusalem.(N) 14 They were talking with each other about everything that had happened. 15 As they talked and discussed these things with each other, Jesus himself came up and walked along with them;(O) 16 but they were kept from recognizing him.(P)
17 He asked them, “What are you discussing together as you walk along?”
They stood still, their faces downcast. 18 One of them, named Cleopas,(Q) asked him, “Are you the only one visiting Jerusalem who does not know the things that have happened there in these days?”
19 “What things?” he asked.
“About Jesus of Nazareth,”(R) they replied. “He was a prophet,(S) powerful in word and deed before God and all the people. 20 The chief priests and our rulers(T) handed him over to be sentenced to death, and they crucified him; 21 but we had hoped that he was the one who was going to redeem Israel.(U) And what is more, it is the third day(V) since all this took place. 22 In addition, some of our women amazed us.(W) They went to the tomb early this morning 23 but didn’t find his body. They came and told us that they had seen a vision of angels, who said he was alive. 24 Then some of our companions went to the tomb and found it just as the women had said, but they did not see Jesus.”(X)
25 He said to them, “How foolish you are, and how slow to believe all that the prophets have spoken! 26 Did not the Messiah have to suffer these things and then enter his glory?”(Y) 27 And beginning with Moses(Z) and all the Prophets,(AA) he explained to them what was said in all the Scriptures concerning himself.(AB)
28 As they approached the village to which they were going, Jesus continued on as if he were going farther. 29 But they urged him strongly, “Stay with us, for it is nearly evening; the day is almost over.” So he went in to stay with them.
30 When he was at the table with them, he took bread, gave thanks, broke it(AC) and began to give it to them. 31 Then their eyes were opened and they recognized him,(AD) and he disappeared from their sight. 32 They asked each other, “Were not our hearts burning within us(AE) while he talked with us on the road and opened the Scriptures(AF) to us?”
33 They got up and returned at once to Jerusalem. There they found the Eleven and those with them, assembled together 34 and saying, “It is true! The Lord(AG) has risen and has appeared to Simon.”(AH) 35 Then the two told what had happened on the way, and how Jesus was recognized by them when he broke the bread.(AI)
Jesus Appears to the Disciples
36 While they were still talking about this, Jesus himself stood among them and said to them, “Peace be with you.”(AJ)
37 They were startled and frightened, thinking they saw a ghost.(AK) 38 He said to them, “Why are you troubled, and why do doubts rise in your minds? 39 Look at my hands and my feet. It is I myself! Touch me and see;(AL) a ghost does not have flesh and bones, as you see I have.”
40 When he had said this, he showed them his hands and feet. 41 And while they still did not believe it because of joy and amazement, he asked them, “Do you have anything here to eat?” 42 They gave him a piece of broiled fish, 43 and he took it and ate it in their presence.(AM)
44 He said to them, “This is what I told you while I was still with you:(AN) Everything must be fulfilled(AO) that is written about me in the Law of Moses,(AP) the Prophets(AQ) and the Psalms.”(AR)
45 Then he opened their minds so they could understand the Scriptures. 46 He told them, “This is what is written: The Messiah will suffer(AS) and rise from the dead on the third day,(AT) 47 and repentance for the forgiveness of sins will be preached in his name(AU) to all nations,(AV) beginning at Jerusalem.(AW) 48 You are witnesses(AX) of these things. 49 I am going to send you what my Father has promised;(AY) but stay in the city until you have been clothed with power from on high.”
The Ascension of Jesus
50 When he had led them out to the vicinity of Bethany,(AZ) he lifted up his hands and blessed them. 51 While he was blessing them, he left them and was taken up into heaven.(BA) 52 Then they worshiped him and returned to Jerusalem with great joy. 53 And they stayed continually at the temple,(BB) praising God.
Footnotes
- Luke 24:13 Or about 11 kilometers
路加福音 24
Chinese Union Version Modern Punctuation (Traditional)
從死裡復活
24 七日的頭一日,黎明的時候,那些婦女帶著所預備的香料來到墳墓前, 2 看見石頭已經從墳墓滾開了。 3 她們就進去,只是不見主耶穌的身體。 4 正在猜疑之間,忽然有兩個人站在旁邊,衣服放光。 5 婦女們驚怕,將臉伏地。那兩個人就對她們說:「為什麼在死人中找活人呢? 6 他不在這裡,已經復活了。當記念他還在加利利的時候怎樣告訴你們, 7 說:『人子必須被交在罪人手裡,釘在十字架上,第三日復活。』」 8 她們就想起耶穌的話來, 9 便從墳墓那裡回去,把這一切事告訴十一個使徒和其餘的人。 10 那告訴使徒的就是抹大拉的馬利亞和約亞拿,並雅各的母親馬利亞,還有與她們在一處的婦女。 11 她們這些話使徒以為是胡言,就不相信。 12 彼得起來,跑到墳墓前,低頭往裡看,見細麻布獨在一處,就回去了,心裡稀奇所成的事。
耶穌與兩個行路的談論
13 正當那日,門徒中有兩個人往一個村子去。這村子名叫以馬忤斯,離耶路撒冷約有二十五裡。 14 他們彼此談論所遇見的這一切事。 15 正談論相問的時候,耶穌親自就近他們,和他們同行, 16 只是他們的眼睛迷糊了,不認識他。 17 耶穌對他們說:「你們走路彼此談論的是什麼事呢?」他們就站住,臉上帶著愁容。 18 二人中有一個名叫革流巴的回答說:「你在耶路撒冷作客,還不知道這幾天在那裡所出的事嗎?」 19 耶穌說:「什麼事呢?」他們說:「就是拿撒勒人耶穌的事。他是個先知,在神和眾百姓面前說話行事都有大能, 20 祭司長和我們的官府竟把他解去,定了死罪,釘在十字架上。 21 但我們素來所盼望、要贖以色列民的就是他。不但如此,而且這事成就,現在已經三天了。 22 再者,我們中間有幾個婦女使我們驚奇,她們清早到了墳墓那裡, 23 不見他的身體,就回來告訴我們說看見了天使顯現,說他活了。 24 又有我們的幾個人往墳墓那裡去,所遇見的正如婦女們所說的,只是沒有看見他。」 25 耶穌對他們說:「無知的人哪,先知所說的一切話,你們的心信得太遲鈍了! 26 基督這樣受害,又進入他的榮耀,豈不是應當的嗎?」 27 於是從摩西和眾先知起,凡經上所指著自己的話,都給他們講解明白了。
顯現在以馬忤斯
28 將近他們所去的村子,耶穌好像還要往前行, 29 他們卻強留他,說:「時候晚了,日頭已經平西了,請你同我們住下吧!」耶穌就進去,要同他們住下。 30 到了坐席的時候,耶穌拿起餅來,祝謝了,掰開,遞給他們。 31 他們的眼睛明亮了,這才認出他來。忽然耶穌不見了。 32 他們彼此說:「在路上他和我們說話,給我們講解聖經的時候,我們的心豈不是火熱的嗎?」 33 他們就立時起身,回耶路撒冷去。正遇見十一個使徒和他們的同人聚集在一處, 34 說:「主果然復活,已經現給西門看了。」 35 兩個人就把路上所遇見和掰餅的時候怎麼被他們認出來的事,都述說了一遍。
顯現在耶路撒冷
36 正說這話的時候,耶穌親自站在他們當中,說:「願你們平安!」 37 他們卻驚慌害怕,以為所看見的是魂。 38 耶穌說:「你們為什麼愁煩?為什麼心裡起疑念呢? 39 你們看我的手、我的腳,就知道實在是我了。摸我看看!魂無骨無肉,你們看,我是有的。」 40 說了這話,就把手和腳給他們看。 41 他們正喜得不敢信,並且稀奇,耶穌就說:「你們這裡有什麼吃的沒有?」 42 他們便給他一片燒魚[a], 43 他接過來,在他們面前吃了。
等候主的應許
44 耶穌對他們說:「這就是我從前與你們同在之時所告訴你們的話說:摩西的律法、先知的書和詩篇上所記的,凡指著我的話都必須應驗。」 45 於是耶穌開他們的心竅,使他們能明白聖經。 46 又對他們說:「照經上所寫的,基督必受害,第三日從死裡復活, 47 並且人要奉他的名傳悔改、赦罪的道,從耶路撒冷起直傳到萬邦。 48 你們就是這些事的見證。 49 我要將我父所應許的降在你們身上,你們要在城裡等候,直到你們領受從上頭來的能力。」
主被帶到天上
50 耶穌領他們到伯大尼的對面,就舉手給他們祝福。 51 正祝福的時候,他就離開他們,被帶到天上去了。 52 他們就拜他,大大地歡喜,回耶路撒冷去, 53 常在殿裡稱頌神。
Footnotes
- 路加福音 24:42 有古卷在此有:和一塊蜜房。
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.
Copyright © 2011 by Global Bible Initiative
