Add parallel Print Page Options

Jonah’s Anger

But this was a great evil to Jonah, and he became (A)angry. And he (B)prayed to Yahweh and said, “Ah! O Yahweh, was not this my word to myself while I was still in my own land? Therefore I went ahead to (C)flee to Tarshish, for I knew that You are a (D)gracious and compassionate God, slow to anger and abundant in lovingkindness, and one who relents concerning evil. So now, O Yahweh, please (E)take my [a]life from me, for death is (F)better to me than life.” And Yahweh said, “Do you have good reason to be angry?”

Then Jonah went out from the city and sat east of the city. And there he made a booth for himself and (G)sat under it in the shade until he could see what would happen in the city. So Yahweh God appointed a [b]plant, and it came up over Jonah to be a shade over his head to deliver him from his miserable evil. And Jonah was [c]extremely glad about the plant. But God appointed a worm at the [d]breaking of dawn the next day, and it struck the plant, and [e]it (H)dried up. Then it happened that as the sun rose up, God appointed a scorching (I)east wind, and the (J)sun struck down on Jonah’s head so that he became faint and asked with all his soul to die and said, “(K)Death is better to me than life.”

Then God said to Jonah, “Do you have good reason to be angry about the plant?” And he said, “I have good reason to be angry, even to death.” 10 Then Yahweh said, “You had pity on the plant for which you did not work and which you did not cause to grow, which [f]came to be overnight and perished [g]overnight. 11 So should I not (L)have pity on Nineveh, the great city, in which there are more than 120,000 persons who do not (M)know the difference between their right and left hand, as well as many [h](N)animals?”

Footnotes

  1. Jonah 4:3 Lit soul
  2. Jonah 4:6 Probably a castor oil plant, so through v 10
  3. Jonah 4:6 Lit greatly
  4. Jonah 4:7 Lit rising
  5. Jonah 4:7 The plant
  6. Jonah 4:10 Lit was a son of a night
  7. Jonah 4:10 Lit a son of a night
  8. Jonah 4:11 Lit beasts, cattle; cf. 3:7-8

Jona krijgt spijt bij het zien van Gods genade

Jona was echter woedend dat God van gedachten was veranderd. Hij beklaagde zich erover bij de Here en zei in zijn gebed: ‘Dit is nu precies wat ik dacht dat U zou gaan doen, Here, toen ik nog thuis was en U mij opdroeg hierheen te gaan. Daarom vluchtte ik naar Tarsis. Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent. U wordt niet snel boos en bent erg vriendelijk, ik wist hoe gemakkelijk U ertoe zou kunnen besluiten af te zien van het plan deze mensen te vernietigen. Dood mij alstublieft, Here, ik ben liever dood dan levend.’

Maar de Here zei: ‘Is het wel juist dat u hierover zo kwaad bent?’

Jona verliet de stad en zocht een plaats ten oosten van de stad. Hij maakte van bladeren een dak om voor schaduw te zorgen, terwijl hij zat te wachten of er iets met de stad ging gebeuren. Nu zorgde de Here voor een wonder, Hij liet een boom snel opgroeien om Jona schaduw te geven en om zo zijn boosheid weg te nemen. Dat stemde Jona blij en dankbaar. Maar God zorgde ook voor een worm! De volgende morgen, toen het licht begon te worden, at het dier zich door de stengel van de boom, zodat deze verwelkte en stierf. Toen de zon flink begon te steken, liet God een hete oostenwind over Jona heenwaaien. De zon brandde met haar stralen zo op zijn hoofd dat hij er duizelig van werd en naar de dood verlangde. Vertwijfeld zei hij: ‘De dood is beter dan dit!’ Toen zei God tegen Jona: ‘Is het juist dat u kwaad bent over deze boom?’ ‘Ja,’ zei Jona, ‘dat is het zeker, U ziet het goed. Ik ben zo kwaad dat ik er haast dood aan ga!’ 10 Toen zei de Here: ‘U hebt medelijden met uzelf omdat die beschermende plant is gestorven, ook al was het niet uw werk dat hij daar kwam en hem een kort leven was beschoren. 11 Waarom zou Ik dan geen medelijden voelen met die grote stad met meer dan honderdtwintigduizend mensen, die zich nergens van bewust zijn, nog afgezien van al die onschuldige dieren?’