Add parallel Print Page Options

»Grita cuanto puedas; a ver quién te responde.
¿A qué dioses puedes apelar?
Es un hecho que al necio lo mata la ira,
y a los que todo codician los mata la envidia.
He visto cómo prospera el malvado,
pero al mismo tiempo he deseado su desgracia;
he deseado que sus hijos vivan inseguros,
y que en el tribunal no se les haga justicia,
que no haya quién los defienda;
que los hambrientos se coman su cosecha,
y que ellos la rebusquen entre los espinos;
que los sedientos los dejen en la ruina.
Ni la aflicción ni los sufrimientos
brotan de la tierra sin razón alguna;
en cambio nosotros somos como las chispas:
saltamos por el aire tan sólo para morir.

»Yo, en tu lugar, recurriría a Dios
y me pondría en sus manos.
Dios hace cosas grandes e incomprensibles;
¡imposible contar las maravillas que realiza!
10 Con su lluvia cubre toda la tierra;
con el agua empapa los campos.
11 A los humildes los enaltece,
y a los afligidos los consuela;
12 Desbarata los planes de los astutos,
y hace que sus proyectos fracasen;
13 atrapa a los malvados con sus propias artimañas(A)
y desbarata sus planes perversos.
14 En pleno día caminan como ciegos;
a pleno sol andan a tientas, como de noche.
15 Dios libra a los pobres del poder de los impíos;
los libra del poder de los violentos
y de sus lacerantes ofensas.
16 Dios es la esperanza de los débiles;
Dios les tapa la boca a los malvados.

17 »¡Dichoso aquél a quien Dios corrige!
Así que agradece la corrección del Todopoderoso.(B)
18 Dios abre heridas, pero también las sana;
hiere tu cuerpo, pero te devuelve la salud.
19 Cuando te vengan seis desgracias,
en la séptima te librará del mal.
20 Aunque haya hambre, él te dará vida;
aunque haya guerra, te librará de la espada.
21 Te librará de la gente de lengua mordaz,
y ante un desastre no tendrás nada que temer.
22 Podrás reírte de la destrucción y del hambre;
no temerás que te ataquen las fieras salvajes.
23 Estarás en paz con las piedras del campo,
y los animales salvajes serán tus amigos.
24 Sabrás lo que es vivir en paz,
tendrás tu propio ganado, y nada te faltará.
25 Disfrutarás de una vasta descendencia,
que crecerá como la hierba del campo.
26 Morirás tras haber vivido una larga vida;
en plena madurez, como las espigas de trigo.
27 Esto lo hemos indagado, y sabemos que es verdad;
óyelo bien, pues tú mismo puedes comprobarlo.»

De raad van Elifaz

‘Roep toch! Maar wie zal antwoord geven? Tot wie in de hemel kun je je richten?
De dwaas ergert zich dood en een onverstandige sterft van jaloezie.
Ik heb zelf gezien hoe het een dwaas goed ging, maar ook hoe plotseling het onheil over hem kwam.
Zijn kinderen bleven eenzaam en vertrapt achter en er was niemand die voor hen opkwam.
Zijn oogsten werden door hongerige mensen gestolen, zelfs het koren tussen de dorens, zijn rijkdom was een gemakkelijke prooi voor rovers.
Want onheil komt niet zomaar uit de aarde opzetten, moeilijkheden groeien niet uit de grond op.
Maar de mens wordt geboren voor moeite en ellende, net zo zeker als vonken omhoogschieten.
Ik geef je deze raad: ga naar God en leg Hem de situatie voor.
Want Hij doet machtige en onbegrijpelijke dingen, Hij verricht ontelbare wonderen.
10 Hij geeft regen op de aarde en voorziet de velden van water.
11 De nederigen brengt Hij tot aanzien en de bedroefden schenkt Hij geluk.
12 Hij doorkruist de plannen van listige mannen, zodat zij die niet kunnen uitvoeren.
13 God vangt de wijzen in hun eigen sluwheid, Hij zet een streep door hun plannen.
14 Als blinden schuifelen zij door het daglicht, zij zien overdag niet beter dan ʼs nachts.
15 God bevrijdt de armen uit de greep van deze onderdrukkers met hun kwaadsprekerij.
16 Op die manier krijgen de armen hoop en wordt de goddelozen de mond gesnoerd.
17 Hoe benijdenswaardig is een mens die door God streng wordt opgevoed. Wordt daarom niet boos als de Almachtige je om je zonde straft.
18 Want nadat Hij wonden heeft toegebracht, verbindt en geneest Hij ze ook weer.
19 Steeds weer zal Hij je redden, zodat het kwaad je niet raakt.
20 Hij zal je beschermen voor de dood in tijden van honger en redden uit de macht van het zwaard in tijden van oorlog.
21 Van kwaadsprekerij zul je niets te vrezen hebben, voor geweld hoef je niet bang te zijn.
22 Je zult lachen om oorlogsgeweld en hongersnood, voor wilde dieren van de aarde hoef je niet bang te zijn.
23 Ook zul je geen last hebben van stenen bij het ploegen van je akkers. Er zal vrede zijn tussen jou en de gevaarlijke wilde dieren.
24 Je zult je geen zorgen hoeven te maken om je huis, er zal niets uit worden gestolen.
25 Je zult vele kinderen krijgen en jouw nakomelingen zullen zo talrijk zijn als het gras.
26 Pas op hoge leeftijd zul je sterven, evenals het koren zul je niet voortijdig worden geoogst.
27 Uit ervaring weet ik dat dit allemaal waar is. Luister naar mijn raad, het is voor je eigen bestwil!’