Add parallel Print Page Options

God antwoordt Job vanuit het onweer (vervolg)

39 Kun jij een prooi jagen voor een oude leeuw?
Kun jij de jonge leeuwen te eten geven?
Kun jij hun honger stillen als ze weggedoken liggen in hun holen,
of als ze in de struiken op de loer liggen?
Wie zorgt ervoor dat de raven te eten hebben?
Als hun jongen hongerig door het nest kruipen en om eten roepen,
wie zorgt er dan voor dat ze te eten krijgen?
Weet jij wanneer de jongen van de berggeiten geboren moeten worden?
Heb jij herten wel eens jongen zien krijgen?
Weet jij hoeveel maanden ze zwanger zijn?
Weet jij wanneer die tijd om is?
Weet jij wanneer ze hun jongen ter wereld brengen
en ze met moeite naar buiten persen?
De jongen worden sterk en groeien op in het veld.
Op een dag gaan ze weg en komen niet meer bij hun moeder terug.

Wie heeft de wilde ezel de vrijheid gegeven?
Wie heeft ervoor gezorgd dat hij in het wild kon leven?
Ik heb hem de woestijn als woonplaats aangewezen.
Ik liet hem wonen bij de zoutvlakten.
10 Hij heeft niets te maken met de drukte van de stad.
Hij wordt door niemand opgejaagd om sneller te lopen.
11 Hij graast op de bergen
en zoekt malse groene plantjes.

12 Zou een wilde buffel voor jou willen werken?
Zou hij 's nachts bij de voerbakken in je stal willen staan?
13 Kun jij hem dwingen het land voor je om te ploegen?
Zal hij achter je aanlopen om stenen voor je uit de grond te sleuren?
14 Kun je op hem vertrouwen omdat het zo'n sterk dier is?
Laat je hem voor je zwoegen?
15 Reken je er op dat hij je oogst wel voor je binnen zal halen?
Dat hij het naar de plaats zal brengen
waar de graankorrels uit de aren worden geklopt?

16 Heb jij de pauwen hun prachtige veren gegeven?
Of vleugels aan de ooievaars en struisvogels?
17 Een struisvogel legt haar eieren gewoon in de grond
en laat het aan het warme zand over om ze uit te broeden.
18 Ze vergeet dat iemand ze zou kunnen vertrappen
en dat de wilde dieren ze zouden kunnen opeten.
19 Ze behandelt haar jongen hard, alsof ze niet van haar zijn.
Het maakt haar niet uit als ze voor niets eieren heeft gelegd.
20 Want Ik heb haar geen wijsheid gegeven.
Ik heb haar nu eenmaal niet verstandig gemaakt.
21 Wanneer ze van de grond opstaat,
rent ze sneller dan paarden en ruiters en lacht hen uit.

22 Kun jij een paard sterk maken?
Heb jij de golvende manen op zijn nek laten groeien?
23 Kun jij ervoor zorgen dat het zo goed springt als een sprinkhaan?
Iedereen is bang als het trots briest!
24 Vrolijk woelt het met zijn hoeven de grond om.
Krachtig stort het zich in de strijd.
25 Een paard kent geen angst en is nergens bang voor.
Het vlucht niet voor het zwaard.
26 Boven hem rammelt de pijlkoker.
Boven hem flikkeren lans en speer.
27 Razendsnel galoppeert het over de bodem.
Het is niet te houden als de ramshoorn klinkt.
28 Het hinnikt, elke keer als er op de ramshoorn wordt geblazen.
Al van grote afstand ruikt het paard de strijd
en hoort het geroep van de aanvoerders en het krijgsgeschreeuw.

29 Is het aan jouw wijsheid te danken dat een sperwer vliegt?
Dat hij zijn vleugels uitslaat naar het zuiden?
30 Heb jij de arend bevel gegeven om op te stijgen
en zijn nest hoog op de rots te bouwen?
31 Hij woont en slaapt hoog op de rots,
op rotsen en bergtoppen.
32 Van daar speurt hij naar eten.
Zijn ogen turen in de verte.
33 Zijn jongen slurpen bloed.
Waar doden liggen, is de arend te vinden.

34 En de Heer zei tegen Job:

35 Wil jij die alles zo goed weet,
de Almachtige God beschuldigen?
Antwoord Mij!

Job antwoordt God

36 Toen antwoordde Job:

37 Ik ben helemaal niemand.
Hoe zou ik U kunnen antwoorden?
Ik leg mijn hand op mijn mond en zwijg.
38 Ik heb één keer gesproken,
en dat was al te veel.
Ik durf geen tweede keer te spreken.

39 「你知道野山羊何時生產嗎?
你看過母鹿產仔嗎?
你能算出牠們懷胎的月數嗎?
你知道牠們分娩的日期嗎?
牠們幾時屈身產仔,
結束分娩之痛?
幼仔健壯,在荒野長大,
離群而去,不再回來。

「誰讓野驢逍遙自在?
誰解開了牠的韁繩?
我使牠以曠野為家,
以鹽地作居所。
牠嗤笑城邑的喧鬧,
不聽趕牲口的吆喝。
牠以群山作草場,
尋找青翠之物。

「野牛豈肯為你效勞,
在你的槽旁過夜?
10 你豈能用韁繩把野牛牽到犁溝?
牠豈肯跟著你在山谷耕地?
11 你豈能倚靠牠的大力,
把你的重活交給牠?
12 豈能靠牠運回糧食,
替你堆聚到麥場?

13 「鴕鳥歡然拍動翅膀,
牠豈有白鸛的翎羽?
14 牠將蛋產在地上,
使蛋得到沙土的溫暖,
15 卻不知蛋會被踩碎,
或遭野獸踐踏。
16 牠苛待雛鳥,好像牠們並非己出,
就算徒勞一場,牠也不怕。
17 因為上帝未賜牠智慧,
沒有給牠悟性。
18 然而,一旦牠展翅奔跑,
必嗤笑馬兒和騎士。

19 「馬的力量豈是你賜的?
牠頸上的鬃毛豈是你披的?
20 豈是你使牠跳躍如蝗蟲,
發出令人膽寒的長嘶?
21 牠在谷中刨地,
炫耀力量,奮力衝向敵軍。
22 牠嘲笑恐懼,毫不害怕,
不因刀劍而退縮。
23 牠背上的箭袋錚錚作響,
長矛和投槍閃閃發光。
24 角聲一響,牠便無法靜立,
狂烈地顫抖,急於馳騁大地。
25 聽到角聲,牠就發出長嘶,
牠老遠便嗅到戰爭的氣味,
並聽見吶喊和將領的號令。

26 「鷹隼展翅翱翔,飛往南方,
豈是靠你的智慧?
27 禿鷹騰飛,在高處搭窩,
豈是奉你的命令?
28 牠居住在懸崖上,
盤踞在山岩峭壁,
29 牠從那裡搜尋獵物,
牠的目光直達遠方。
30 牠的幼雛噬血,
哪裡有屍體,牠就在哪裡。」

39 “你知道野山羊何时生产吗?
你看过母鹿产仔吗?
你能算出它们怀胎的月数吗?
你知道它们分娩的日期吗?
它们几时屈身产仔,
结束分娩之痛?
幼仔健壮,在荒野长大,
离群而去,不再回来。

“谁让野驴逍遥自在?
谁解开了它的缰绳?
我使它以旷野为家,
以盐地作居所。
它嗤笑城邑的喧闹,
不听赶牲口的吆喝。
它以群山作草场,
寻找青翠之物。

“野牛岂肯为你效劳,
在你的槽旁过夜?
10 你岂能用缰绳把野牛牵到犁沟?
它岂肯跟着你在山谷耕地?
11 你岂能倚靠它的大力,
把你的重活交给它?
12 岂能靠它运回粮食,
替你堆聚到麦场?

13 “鸵鸟欢然拍动翅膀,
它岂有白鹳的翎羽?
14 它将蛋产在地上,
使蛋得到沙土的温暖,
15 却不知蛋会被踩碎,
或遭野兽践踏。
16 它苛待雏鸟,好像它们并非己出,
就算徒劳一场,它也不怕。
17 因为上帝未赐它智慧,
没有给它悟性。
18 然而,一旦它展翅奔跑,
必嗤笑马儿和骑士。

19 “马的力量岂是你赐的?
它颈上的鬃毛岂是你披的?
20 岂是你使它跳跃如蝗虫,
发出令人胆寒的长嘶?
21 它在谷中刨地,
炫耀力量,奋力冲向敌军。
22 它嘲笑恐惧,毫不害怕,
不因刀剑而退缩。
23 它背上的箭袋铮铮作响,
长矛和投枪闪闪发光。
24 角声一响,它便无法静立,
狂烈地颤抖,急于驰骋大地。
25 听到角声,它就发出长嘶,
它老远便嗅到战争的气味,
并听见吶喊和将领的号令。

26 “鹰隼展翅翱翔,飞往南方,
岂是靠你的智慧?
27 秃鹰腾飞,在高处搭窝,
岂是奉你的命令?
28 它居住在悬崖上,
盘踞在山岩峭壁,
29 它从那里搜寻猎物,
它的目光直达远方。
30 它的幼雏噬血,
哪里有尸体,它就在哪里。”