Job 30
Biblija: suvremeni hrvatski prijevod
30 A sad mi se rugaju mlađi od mene!
Njihove očeve ne bih stavio ni među svoje pse ovčare.
2 Ništa mi nije koristila njihova snaga
jer im je jakost nestala.
3 U oskudici i gladi moraju žvakati
sasušenu i opustošenu zemlju.
4 Trgaju lišće slanih biljaka u pustinji
i hrane se korijenjem smrekina grma.
5 Izopćeni su iz ljudskog društva,
za njima viču kao za kradljivcima.
6 Spavaju po suhim koritima potoka,
po rupama u zemlji i među stijenjem.
7 U grmlju ispuštaju urlike
i pod trnjem zajedno liježu.
8 Ta gomila bezvrijednih i bezimenih ljudi
bičem je bila potjerana iz zemlje.
9 A sada, oni meni pjevaju rugalice,
moje ime za njih je psovka.
10 Odvratan sam im i drže se dalje od mene,
osim kad mi treba pljunuti u lice.
11 Sad kad je Bog olabavio tetivu mog lûka
i udario me nevoljom,
oni se preda mnom više ne ustežu.
12 Zdesna rulja na mene ustaje,
gone me iz mjesta u mjesto
i grade opsade protiv mene.
13 Moju stazu su razorili,
uspjeli su me uništiti,
a nikoga nema da mi pomogne.
14 Nadiru kao kroz širok procijep,
preko razvalina navaljuju.
15 Užasi me preplavljuju.
Moj je ugled nestao kao vjetar,
spokoj mi se rasplinuo kao oblak.
16 Sada mi se snaga iscrpljuje,
zgrabili su me dani nevolje.
17 Noć mi probada kosti,
bol nikad ne ide na počinak.
18 Bog me zgrabio za ovratnik
i zgužvao mi odjeću.
19 U blato me bacio,
postao sam prah i pepeo.
20 K tebi vapim, Bože, a ti ne odgovaraš.
Stojim pred tobom, a ti me samo gledaš.
21 Postao si okrutan prema meni,
snagom svoje ruke na mene se obaraš.
22 U vjetar me dižeš i na njemu nosiš,
rastavljaš me u oluji.
23 Znam da ćeš me odvesti u smrt,
na mjesto određeno svim živima.
24 Nisam digao ruku na slomljenoga
dok je vapio u svojoj muci.
25 Plakao sam nad ljudima u nevolji.
Duša me boljela zbog siromaha.
26 A kad sam se nadao dobru, došlo je zlo.
Kad sam iščekivao svjetlost, došla je tama.
27 Utroba mi ključa bez prestanka,
susreću me dani patnje.
28 Hodam potišten, bez utjehe,
na skupu ustajem i vapim.
29 Šakalima sam postao brat,
nojevima drug.
30 Koža mi je sva pocrnjela,
tijelo mi vrućica sažiže.
31 Lira mi svira samo žalopojku,
iz frule dopire naricanje.
Job 30
Het Boek
Job wordt bespot
30 ‘Maar nu word ik bespot door mensen die veel jonger zijn dan ik, jonge mannen wiens vaders niet goed genoeg zijn om op mijn herdershonden te passen.
2 Trouwens, hoe zou de kracht van hun handen mij hebben kunnen helpen, nu hun levenskracht is vergaan?
3 Uitgeput door de honger hebben zij ʼs nachts rondgezworven, in verschroeid land, in verlaten woestijnen.
4 Daar eten ze de zoutige neerslag van het struikgewas en de wortels van de brem,
5 omdat zij als dieven uit de beschaafde wereld zijn verdreven.
6 Nu houden zij zich op in uitgedroogde rivierbeddingen, in grotten en tussen de rotsen.
7 Zij maken geluiden als dieren die zich door het struikgewas bewegen en schuilen dicht bij elkaar onder de netels.
8 Een laag en naamloos uitschot dat het land werd uitgeschopt.
9 En nu ben ik het onderwerp van hun spotternij geworden, ze maken mij belachelijk!
10 Zij hebben een hekel aan mij en willen niet bij mij in de buurt komen. Zij durven mij zelfs in het gezicht te spugen.
11 Nu God de kracht uit mijn leven heeft weggenomen en mij met deze rampen treft, hebben deze jonge mannen helemaal geen eerbied meer voor mij, maar vernederen zij mij.
12 Deze belagers dringen aan mijn rechterkant op, ze dwingen mij te vluchten, ze zetten de aanval in en willen mij vernietigen.
13 Zij versperren mij de weg en doen al het mogelijke om mijn ondergang te bewerken, wetend dat ik niemand heb die mij kan helpen.
14 Zij komen als één grote horde dreigend op mij af. Als golven stromen ze over mij heen, te midden van alle ellende.
15 Ik word ontzettend bang. Zij houden mij in hun greep. Mijn waardigheid is verdwenen als een wolk die door een storm wordt meegevoerd.
16 Het leven stroomt weg uit mijn ziel. Dagen vol ellende moet ik doormaken.
17 Mijn trieste nachten zijn gevuld met pijn die voortdurend aan mijn botten knaagt.
18 Ik lig de hele nacht te woelen en mijn hemd draait zich knellend om mijn lichaam.
19 God heeft mij in de modder gegooid. Ik voel me alsof ik stof en as ben.
20 Ik roep naar U, o God, maar U geeft geen antwoord. Ik sta voor U, maar U keurt mij geen blik waardig.
21 U bent wreed geworden tegen mij en uw hand slaat mij met grote kracht.
22 U geeft mij over aan een zware storm en slingert mij heen en weer in een vreselijk noodweer.
23 Ik weet dat het uw bedoeling is mij te doden en me daar te brengen waar alle levenden uiteindelijk samenkomen.
24 Heb ik soms de noodlijdenden niet geholpen, wanneer zij om hulp schreeuwden?
25 Huilde ik niet mee met hen die het moeilijk hadden? Was ik niet diepbedroefd over het lot van de armen?
26 Maar toen ik verwachtte dat het goede zou komen, kwam in plaats daarvan het kwade. Er kwam duisternis in plaats van licht.
27 Mijn hart is bedroefd en rusteloos en ik zie op tegen de komende dagen vol ellende.
28,29 Ik loop treurend rond, zonder hoop op licht. Ik sta in het midden van de gemeente en roep om hulp. Maar ik kan net zo goed niet roepen, want in hun ogen ben ik een broer van de jakhalzen en een metgezel van de struisvogels.
30 Mijn huid is zwart en schilfert af. Mijn botten branden van de koorts.
31 Mijn blijde en opgewekte stem klinkt nu als de stem van een rouwende.’
Biblija: suvremeni hrvatski prijevod (SHP) © 2019 Bible League International
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Knijga O Kristu (Croatian New Testament)
Copyright © 1982, 1992, 2000 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.