Print Page Options

Gods woorden over de Ammonieten

49 Dit zegt de Heer over de Ammonieten: "Zijn er dan geen Israëlieten meer? Is er dan niemand van Israël over? Waarom anders zijn de Ammonieten in Gad gaan wonen? Wat heeft dat volk van de god Milkom daar te maken? De Heer zegt: Omdat jullie Gad op Israël veroverd hebben, zal Ik er op een dag voor zorgen dat er in jullie hoofdstad Rabba krijgsgeschreeuw zal zijn. Rabba zal verwoest worden. De dorpen er omheen zullen in brand worden gestoken. Dan zal Israël het land veroveren dat hén veroverd had, zegt de Heer. Huil, Hesbon, want Ai is verwoest. Huil, bewoners van Rabba, en doe rouwkleren aan. Treur over je stad. Ren radeloos rond over je graslanden. Want jullie god Milkom wordt als buit meegenomen, samen met zijn priesters en de leiders van je land.

Ammonieten, waarom zijn jullie zo trots op jullie dalen? Hesbon, je dal is overstroomd, jij trotse stad die op je rijkdommen vertrouwde. Je dacht dat niemand je zou durven aanvallen! Maar Ik zal ervoor zorgen dat jullie bang zullen zijn voor jullie buurlanden, zegt de Heer, de Heer van de hemelse legers. Van alle kanten zullen jullie worden aangevallen. En naar alle kanten zullen jullie worden weggejaagd. En niemand zal proberen jullie weer bij elkaar te brengen. Maar daarna zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van de Ammonieten. Ik zal ervoor zorgen dat het weer goed met hen gaat, zegt de Heer."

Gods woorden over Edom

Over Edom zegt de Heer van de hemelse legers: "Is er dan geen wijsheid meer in Teman? Hebben de wijze mannen dan geen idee meer wat ze moeten doen? Is hun wijsheid verdwenen? Vlucht, keer om, verberg je goed, bewoners van Dedan! Want het volk Edom zal vernietigd worden op de dag dat Ik het ga straffen. Druivenplukkers laten altijd wel een paar druiven hangen. En dieven nemen alleen mee wat ze dragen kunnen. 10 Maar Ík pluk Edom helemaal kaal. Ík roof Edom helemaal leeg, ook al zijn schuilplaatsen. Niemand zal zich kunnen verbergen. Er zal niemand van dat volk overblijven. Ook alle buurlanden worden verwoest. Er blijft niets van Edom over. 11 Ik zal alleen je weeskinderen in leven laten en je weduwen beschermen. 12 De Heer zegt: Jij hebt volken die het niet verdienden, zwaar laten lijden. Zou jij dan zelf vrijuit gaan? Nee, nu zul jij zwaar moeten lijden onder mijn straf. Je zal de wijnbeker met mijn straf helemaal leegdrinken. 13 Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer, dat iedereen die zal horen wat er met Bozra[a] is gebeurd, geschokt zal zijn. Bozra en alle steden daar omheen zullen voor altijd puinhopen blijven.

14 De Heer zegt: Ik heb een boodschapper naar de volken gestuurd. Die roept de volken op om zich te verzamelen en samen Edom aan te vallen. 15 Want Ik ga van jou een klein volk maken waar niemand nog bang voor is. 16 Eerst was iedereen bang voor je. Daardoor ben je trots geworden. En omdat je trots geworden bent, loopt het nu slecht met je af. Je steden staan wel veilig in rotskloven in de bergen. Ze klemmen zich daar stevig vast aan de hoge heuvels. Maar al stonden ze zo hoog als de nesten van adelaars, toch zal Ik jullie omlaag halen, zegt de Heer. 17 Iedereen die hoort wat er met Edom is gebeurd, zal geschokt zijn. Iedereen die door het land trekt, zal geschokt tussen zijn tanden fluiten over al Edoms rampen. 18 Het zal er net zo uitzien als Sodom en Gomorra met de steden daaromheen, die Ik heb omgekeerd, zegt de Heer. Er zal geen mens meer wonen. 19 Zoals een leeuw loert in de bossen van het Jordaandal en plotseling het vee bespringt, zo trekt de vijand op tegen je sterke stad. In één ogenblik jaag Ik jullie daaruit weg. En Ik zal Zelf iemand aanwijzen om dat te doen.

Wie is aan Mij gelijk? Wie durft Mij te vragen waarom Ik iets doe? Welke leider kan tegen Mij op? 20 Luister daarom naar wat Ik over Edom heb besloten. Luister naar de plannen die Ik met de bewoners van de stad Teman heb. Ze zullen door de zwakste afdeling van het leger worden weggesleurd.[b] Hun hele stad zal verwoest worden. 21 Wanneer Edom valt, zal de aarde beven. Het gejammer is tot aan de Rietzee te horen. 22 De vijand komt zo snel aanvliegen als een adelaar. Hij spreidt zijn vleugels over Bozra uit en stort zich er op neer. De helden van Edom zullen alle moed verliezen."

Gods woorden over Damaskus

23 Over Damaskus[c] zegt de Heer: "De bewoners van Hamat en Arpad zijn bang. Want ze hebben slecht nieuws gehoord.[d] Ze zijn doodsbang. Daardoor zijn ze zo onrustig als de zee die nooit tot rust komt. 24 De bewoners van Damaskus hebben de moed verloren. Ze besluiten te vluchten, want ze zijn doodsbang. 25 De stad die vroeger zo prachtig en machtig was, de stad waar Ik vroeger zo blij mee was, is nu verlaten. 26 De mannen liggen dood in de straten. Alle soldaten zijn gedood, zegt de Heer van de hemelse legers. 27 En Ik zal Damaskus in brand steken, zodat de paleizen van koning Benhadad verbranden."

Gods woorden over Kedar en Hazor

28 Dit zegt de Heer over Kedar en de koninkrijken van Hazor,[e] die door koning Nebukadnezar van Babel worden verslagen: " 'Ruk op naar Kedar, Nebukadnezar! Vernietig de stammen van het oosten!' 29 De tenten en het vee worden buitgemaakt: alle tentkleden, spullen en kamelen worden meegenomen. De mensen schreeuwen van angst. 30 Vlucht snel en verberg je, bewoners van Hazor! zegt de Heer. Want koning Nebukadnezar van Babel heeft plannen gemaakt om jullie land te veroveren. 31 De Heer zegt tegen Nebukadnezar: 'Ruk op tegen een zorgeloos volk dat rustig in zijn land woont! Een volk zonder poortdeuren en zonder grendels. Een volk dat alleen woont.' 32 Hun kamelen en hun grote kudden vee zullen worden meegenomen als buit. En het volk dat de hoeken van zijn haar afscheert, zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen. Van alle kanten zullen ze aangevallen worden, zegt de Heer. 33 En Hazor zal voor eeuwig verwoest worden. Er zal geen mens meer wonen. Alleen jakhalzen leven er nog."

Gods woorden over Elam

34 Dit is wat de Heer tegen mij zei over Elam,[f] toen Zedekia nog maar pas koning van Juda was.

35 Dit zegt de Heer van de hemelse legers: "Elam vertrouwt op zijn leger van boogschutters. Maar Ik dood hen allemaal. 36 Ik laat uit de vier windstreken vier stormen los op Elam. Die zullen de bewoners in alle windrichtingen wegblazen. Bij elk volk zullen wel mensen uit Elam wonen. 37 De bewoners van Elam zullen doodsbang zijn voor hun vijanden. Ik stort rampen over Elam uit, omdat Ik woedend op hen ben, zegt de Heer. Ik zal hen met oorlog achtervolgen, totdat dat volk helemaal is vernietigd. 38 Ik dood de koning en alle leiders, zegt de Heer. Daarna zet Ik mijn eigen troon neer in Elam. 39 Maar aan het eind van de tijd zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van de bewoners van Elam. Dan zal Ik weer goed voor hen zijn, zegt de Heer."

Footnotes

  1. Jeremia 49:13 Bozra was de hoofdstad van Edom
  2. Jeremia 49:20 De stad werd veroverd door koning Nebukadnezar en de bewoners werden gevangen meegenomen naar Babel.
  3. Jeremia 49:23 Damaskus was de hoofdstad van Aram.
  4. Jeremia 49:23 Ook Damaskus werd veroverd door Babel.
  5. Jeremia 49:28 Kedar was een nomadenvolk in Arabië. Hazor was een streek in Arabië.
  6. Jeremia 49:34 Elam lag in het Oosten, aan de andere kant van de rivier de Tigris. Later werd het een provincie van het rijk van Medië en Perzië.

审判亚扪的预言

49 论到亚扪人,耶和华说:

“难道以色列没有子孙,
没有继承人吗?
为什么祭拜米勒公的人占据了迦得,住在城邑中?”
耶和华说:
“看啊,时候将到,
我要使亚扪人的拉巴城外响起战争的呐喊。
拉巴必沦为废墟,
它周围的乡村都要被焚烧,
以色列人必收复失地。
这是耶和华说的。

“希实本啊,哀哭吧!
因为艾城毁灭了。
拉巴的居民啊,痛哭吧!
披上麻衣悲伤地在城墙内跑来跑去吧!
因为米勒公及其祭司和官长都要被掳走。
背叛的人民啊,
你们为肥沃的山谷而感到自豪吗?
你们依仗财富以为无人敢来侵犯。”
上帝——万军之耶和华说:
“看啊,我要使你们四面受敌,
惊恐万状,四散奔逃,
溃不成军。
然而,日后我要使被掳的亚扪人重建家园。
这是耶和华说的。”

审判以东的预言

论到以东,万军之耶和华说:

“提幔再没有智者了吗?
谋士已无计可施了吗?
他们都失去智慧了吗?
底但的居民啊,
你们要转身逃命,
藏在深洞里,
因为我必降灾祸惩罚以东。
人们来以东摘葡萄,不会摘尽;
盗贼夜间来偷东西,不会偷光。
10 但我要夺走以东人所有的一切,
我要使他们无处藏身。
他们及其孩子、弟兄和邻居必一同灭亡。
11 撇下你们的孤儿吧!
我必使他们存活;
你们的寡妇也可以倚靠我。”

12 耶和华说:“看啊,那些本不该喝这杯愤怒的人尚且要喝,更何况你们呢?你们必难逃惩罚,你们一定要喝这杯愤怒。 13 因为我已凭自己起誓,波斯拉必沦为废墟,令人惊惧,被人嘲笑和咒诅。它周围的村镇要永远荒凉。这是耶和华说的。”

14 我从耶和华那里听到消息,
有位使者被派去联合列国来攻打以东。
15 耶和华说:
“以东啊,我要使你在列国中成为被藐视的弱国。
16 你这栖身在石缝间、盘踞在高山上的民族啊,
你令人惊惧、心高气傲,
其实只是自欺。
尽管你像老鹰在高处搭窝,
我也必把你拉下来。
这是耶和华说的。

17 “以东的下场将很可怕,它的满目疮痍令路人惊惧、嗤笑。 18 那里要像所多玛、蛾摩拉及其周围的村镇一样被毁灭,荒无人烟。这是耶和华说的。 19 看啊,我必在瞬间把以东人赶离家园,如约旦河边丛林中跳出的狮子赶散草场的羊群。我要派我拣选的人统治这地方。谁能与我相比?谁能与我较量?哪位首领能抵挡我?” 20 因此,你们要听听耶和华攻击以东的策略,听听祂攻击提幔居民的计划。他们的孩子要被拖走,他们的家园要被毁灭。 21 以东倾覆的声音震动大地,哭喊声直传到红海。 22 看啊,敌人必像展翅飞来的鹰一样攻击波斯拉。到那日,以东的勇士必像临盆的妇女一样胆战心惊。

审判大马士革的预言

23 论到大马士革,耶和华说:
“哈马和亚珥拔惊恐不安,
因为他们听见了坏消息。
他们心惊胆战,像大海一样无法平静。
24 大马士革丧失勇气,转身逃命。
她像分娩的妇人一样惊恐不安,
充满痛苦和忧愁。
25 我所喜悦的名城为何还没有被撇弃?
26 城中的青年将倒毙街头,
那时所有的战士都要灭亡。
这是万军之耶和华说的。
27 我要焚烧大马士革的城墙和便·哈达的宫殿。”

审判基达和夏琐的预言

28 论到被巴比伦王尼布甲尼撒打败的基达及夏琐的各城邦,耶和华说:

“迦勒底人啊,去攻打基达,
消灭那些东方人吧!
29 你们要抢走他们的帐篷、
幔子、器皿、羊群和骆驼。
他们必听见呼喊声,
‘真恐怖!四面都是敌人。’
30 夏琐的居民啊,快逃命吧!
逃得远远的藏起来,
因为巴比伦王尼布甲尼撒已计划攻击你们,
准备消灭你们。
这是耶和华说的。
31 迦勒底人啊,
上去攻打那安逸无忧、无门无闩、独居一方的国家吧!
这是耶和华说的。
32 他们的骆驼必被掳去,
大群的牲畜必成为战利品。
我要把剃去鬓发的人驱散到四方,
使灾祸从四面八方临到他们。
这是耶和华说的。
33 夏琐要永远荒凉,
杳无人迹,
成为豺狼出没的地方。”

审判以拦的预言

34 犹大王西底迦执政初期,耶和华告诉了耶利米先知有关以拦的事。 35 万军之耶和华说:“看啊,我要摧毁以拦的弓箭手——他们的精锐之师。 36 我要使敌人从四面八方如风而来,把以拦人驱散到四方,使他们流落到列国。 37 我要让仇敌击溃他们,我要发烈怒降祸给他们,用刀剑追杀他们,直到彻底消灭他们。这是耶和华说的。 38 我要在以拦设立我的宝座,消灭那里的君王和官长。这是耶和华说的。 39 但将来有一天,我要使被掳的以拦人重建家园。这是耶和华说的。”

審判亞捫的預言

49 論到亞捫人,耶和華說:

「難道以色列沒有子孫,
沒有繼承人嗎?
為什麼祭拜米勒公的人佔據了迦得,住在城邑中?」
耶和華說:
「看啊,時候將到,
我要使亞捫人的拉巴城外響起戰爭的呐喊。
拉巴必淪為廢墟,
它周圍的鄉村都要被焚燒,
以色列人必收復失地。
這是耶和華說的。

「希實本啊,哀哭吧!
因為艾城毀滅了。
拉巴的居民啊,痛哭吧!
披上麻衣悲傷地在城牆內跑來跑去吧!
因為米勒公及其祭司和官長都要被擄走。
背叛的人民啊,
你們為肥沃的山谷而感到自豪嗎?
你們依仗財富以為無人敢來侵犯。」
上帝——萬軍之耶和華說:
「看啊,我要使你們四面受敵,
驚恐萬狀,四散奔逃,
潰不成軍。
然而,日後我要使被擄的亞捫人重建家園。
這是耶和華說的。」

審判以東的預言

論到以東,萬軍之耶和華說:

「提幔再沒有智者了嗎?
謀士已無計可施了嗎?
他們都失去智慧了嗎?
底但的居民啊,
你們要轉身逃命,
藏在深洞裡,
因為我必降災禍懲罰以東。
人們來以東摘葡萄,不會摘盡;
盜賊夜間來偷東西,不會偷光。
10 但我要奪走以東人所有的一切,
我要使他們無處藏身。
他們及其孩子、弟兄和鄰居必一同滅亡。
11 撇下你們的孤兒吧!
我必使他們存活;
你們的寡婦也可以倚靠我。」

12 耶和華說:「看啊,那些本不該喝這杯憤怒的人尚且要喝,更何況你們呢?你們必難逃懲罰,你們一定要喝這杯憤怒。 13 因為我已憑自己起誓,波斯拉必淪為廢墟,令人驚懼,被人嘲笑和咒詛。它周圍的村鎮要永遠荒涼。這是耶和華說的。」

14 我從耶和華那裡聽到消息,
有位使者被派去聯合列國來攻打以東。
15 耶和華說:
「以東啊,我要使你在列國中成為被藐視的弱國。
16 你這棲身在石縫間、盤踞在高山上的民族啊,
你令人驚懼、心高氣傲,
其實只是自欺。
儘管你像老鷹在高處搭窩,
我也必把你拉下來。
這是耶和華說的。

17 「以東的下場將很可怕,它的滿目瘡痍令路人驚懼、嗤笑。 18 那裡要像所多瑪、蛾摩拉及其周圍的村鎮一樣被毀滅,荒無人煙。這是耶和華說的。 19 看啊,我必在瞬間把以東人趕離家園,如約旦河邊叢林中跳出的獅子趕散草場的羊群。我要派我揀選的人統治這地方。誰能與我相比?誰能與我較量?哪位首領能抵擋我?」 20 因此,你們要聽聽耶和華攻擊以東的策略,聽聽祂攻擊提幔居民的計劃。他們的孩子要被拖走,他們的家園要被毀滅。 21 以東傾覆的聲音震動大地,哭喊聲直傳到紅海。 22 看啊,敵人必像展翅飛來的鷹一樣攻擊波斯拉。到那日,以東的勇士必像臨盆的婦女一樣膽戰心驚。

審判大馬士革的預言

23 論到大馬士革,耶和華說:
「哈馬和亞珥拔驚恐不安,
因為他們聽見了壞消息。
他們心驚膽戰,像大海一樣無法平靜。
24 大馬士革喪失勇氣,轉身逃命。
她像分娩的婦人一樣驚恐不安,
充滿痛苦和憂愁。
25 我所喜悅的名城為何還沒有被撇棄?
26 城中的青年將倒斃街頭,
那時所有的戰士都要滅亡。
這是萬軍之耶和華說的。
27 我要焚燒大馬士革的城牆和便·哈達的宮殿。」

審判基達和夏瑣的預言

28 論到被巴比倫王尼布甲尼撒打敗的基達及夏瑣的各城邦,耶和華說:

「迦勒底人啊,去攻打基達,
消滅那些東方人吧!
29 你們要搶走他們的帳篷、
幔子、器皿、羊群和駱駝。
他們必聽見呼喊聲,
『真恐怖!四面都是敵人。』
30 夏瑣的居民啊,快逃命吧!
逃得遠遠的藏起來,
因為巴比倫王尼布甲尼撒已計劃攻擊你們,
準備消滅你們。
這是耶和華說的。
31 迦勒底人啊,
上去攻打那安逸無憂、無門無閂、獨居一方的國家吧!
這是耶和華說的。
32 他們的駱駝必被擄去,
大群的牲畜必成為戰利品。
我要把剃去鬢髮的人驅散到四方,
使災禍從四面八方臨到他們。
這是耶和華說的。
33 夏瑣要永遠荒涼,
杳無人跡,
成為豺狼出沒的地方。」

審判以攔的預言

34 猶大王西底迦執政初期,耶和華告訴了耶利米先知有關以攔的事。 35 萬軍之耶和華說:「看啊,我要摧毀以攔的弓箭手——他們的精銳之師。 36 我要使敵人從四面八方如風而來,把以攔人驅散到四方,使他們流落到列國。 37 我要讓仇敵擊潰他們,我要發烈怒降禍給他們,用刀劍追殺他們,直到徹底消滅他們。這是耶和華說的。 38 我要在以攔設立我的寶座,消滅那裡的君王和官長。這是耶和華說的。 39 但將來有一天,我要使被擄的以攔人重建家園。這是耶和華說的。」

49 ‘Wat bent u aan het doen? Waarom woont u in de steden van Israël? Heeft zij die steden niet van Mij geërfd? Waarom hebt u die Milkom vereert, Gad en al zijn steden in bezit genomen? Ik zal u hiervoor straffen,’ verklaart de Here, ‘door uw stad Rabba te verwoesten. Het zal een verlaten ruïne worden en de omliggende dorpen zullen worden platgebrand. Dan zal Israël terugkeren en haar land weer van u terugnemen. Zij zal onteigenen wie haar onteigenden,’ zegt de Here. ‘Schreeuw het uit, Chesbon, want Ai is verwoest! Huil, inwoners van Rabba! Trek rouwkleding aan, huil en treur, ga naar buiten, want uw god Milkom zal, samen met zijn dienaren en priesters, worden verbannen. U bent trots op uw vruchtbare valleien, maar zij zullen spoedig worden verwoest. Ontrouwe dochter, u vertrouwde op uw rijkdom en dacht dat niemand u ooit iets zou kunnen aandoen. Maar kijk, Ik zal u angst aanjagen,’ zegt de Here, de God van de hemelse legers. ‘Want al uw buren zullen u uit uw land verdrijven en niemand zal uw vluchtelingen helpen. Maar later zal Ik de Ammonieten weer welvaart geven,’ zegt de Here.

De Edomieten

De Here van de hemelse legers zegt: ‘Waar zijn al die wijze mannen die u vroeger had? Is er niet één overgebleven in heel Teman? Vlucht diep de grotten in, volk van Dedan, want de tijd is aangebroken dat Ik met u, nakomelingen van Esau, ga afrekenen! 9,10 Zij die de druiven oogsten, laten er altijd enkele achter voor de armen en zelfs dieven nemen nooit alles mee, maar Ik zal het land van Esau volledig afstropen en er zullen geen schuilplaatsen meer zijn. Al Esaus nakomelingen en verwanten zullen omkomen. Van de buren zegt niemand: 11 “Ik zal uw wezen die u achterlaat, wel beschermen en ook uw weduwen kunnen op mij vertrouwen.” ’ 12 De Here zegt tegen Edom: ‘Als zelfs de onschuldigen moeten lijden, waarom zou u dan ongestraft blijven? U zult net als zij deze beker leegdrinken en uw straf ondergaan! 13 Want Ik heb bij mijn eigen naam gezworen,’ zegt de Here, ‘dat Bosra in een ruïne zal veranderen die iedereen zal bespotten en vervloeken. Haar steden zullen altijd puinhopen blijven.’

14 Ik heb deze boodschap van de Here gehoord: Hij heeft een boodschapper gestuurd die er bij de volken op aandringt zich aaneen te sluiten om Edom te vernietigen. ‘Maak u klaar voor de strijd,’ roept hij. 15 ‘Ik zal u zwak maken te midden van de volken en zij zullen u allemaal haten,’ zegt de Here. 16 ‘U die daar in de rotskloven en op de bergen woont, bent misleid door uw roem en trots. Maar ook al woont u tussen de bergtoppen bij de adelaars, Ik zal u naar beneden halen,’ zegt de Here. 17 ‘Het lot van Edom zal vreselijk zijn, allen die voorbijlopen, zullen schrikken en spottend het hoofd schudden. 18 Uw steden zullen net zo stil worden als Sodom en Gomorra en de steden daar in de buurt,’ zegt de Here. ‘Niemand zal er nog kunnen leven.

19 Ik zal de vijand op hen af sturen als een leeuw die uit de wildernis van de Jordaan komt om de schapen te overvallen. In een oogwenk zal Ik Edom wegjagen en Ik zal iemand uitkiezen om dit te doen. Want wie is aan Mij gelijk en wie kan Mij ter verantwoording roepen? 20 Welke herder blijft tegenover Mij op de been? Neem er daarom nota van: de Here zal dit vast en zeker doen met Edom en het volk van Teman, zelfs kleine kinderen zullen als slaven worden weggesleept! Het zal vreselijk zijn om te zien. 21 De aarde beeft door het lawaai van Edoms val, het geschreeuw van haar inwoners is tot bij de Rode Zee te horen. 22 Degene die zal komen, vliegt zo snel als een arend en zal zijn vleugels over Bosra uitspreiden. Dan zal de moed van de beste strijders verdwijnen als die van vrouwen die moeten bevallen.’

Damascus

23 ‘De steden Hamath en Arpad zijn verstijfd van angst, want zij hebben het slechte nieuws over hun toekomst gehoord. Het stormt in hun harten. 24 Damascus heeft alle moed verloren en haar inwoners slaan op de vlucht. Ze zijn overmand door angst, vertwijfeling en pijn, zoals een vrouw tijdens de bevalling. 25 Beroemde stad, die eens vol leven was, wat ligt u er nu verlaten bij! 26 Uw jonge mannen zullen dood in de straten liggen, uw hele leger zal worden vernietigd,’ zegt de Here van de hemelse legers. 27 ‘Bij de muren van Damascus zal Ik een vuur aansteken dat de paleizen van Benhadad in de as zal leggen.’

Kedar en Hazor

28 Deze profetie spreekt over Kedar en de koninkrijken van Hazor, die zullen worden verwoest door koning Nebukadnezar van Babel. ‘Maak u klaar en val Kedar aan,’ zegt de Here. ‘Vernietig de stammen in het oosten. 29 Hun kuddes en tenten zullen worden buitgemaakt, samen met al hun huisraad. Hun kamelen zullen worden geroofd en overal zal in paniek worden geschreeuwd: “Wij zijn aan alle kantenomsingeld!” 30 Vlucht voor uw leven,’ zegt de Here. ‘Ga diep de woestijn in, volk van Hazor, want koning Nebukadnezar van Babel heeft een aanslag op u beraamd en maakt zich klaar om u te vernietigen. 31 Ga,’ zegt de Here tegen koning Nebukadnezar. ‘Val die rijke bedoeïenenstammen aan die daar eenzaam in de woestijn wonen, zonder zich ergens zorgen over te maken. Zij scheppen voortdurend op dat zij wel voor zichzelf kunnen zorgen en geen muren of poorten nodig hebben. 32 Hun kamelen en kudden vee zijn voor u. Ik zal deze heidenen als door de wind uiteenjagen. Van alle kanten zal Ik rampen over hen laten komen. 33 Hazor zal veranderen in een plaats voor jakhalzen, een woestenij. Niemand zal zich daar nog vestigen. Het zal voor altijd uitgestorven zijn.’

Elam

34 Gods boodschap over Elam kreeg Jeremia aan het begin van de regering van koning Zedekia van Juda: 35 de Here van de hemelse legers zegt: ‘Ik zal het leger van Elam vernietigen 36 en Ik zal het volk van Elam in alle windrichtingen verspreiden, het zal verbannen worden naar alle landen van de wereld. 37 Mijn vreselijke toorn zal een grote ramp over Elam brengen,’ zegt de Here, ‘en Ik zal ervoor zorgen dat haar vijanden haar wegvagen. Met het zwaard zal Ik haar achterna zitten en haar voorgoed uit de weg ruimen. 38 Ik zal mijn troon in Elam neerzetten,’ zegt de Here. ‘Ik zal haar koning en bewindslieden vernietigen. 39 Maar in de laatste dagen zal Ik het volk zijn welvaart teruggeven,’ zegt de Here.

Babel

'耶 利 米 書 49 ' not found for the version: Chinese New Testament: Easy-to-Read Version.