Add parallel Print Page Options

Voorbeelden van geloof door de geschiedenis heen

11 Het geloof is de zekerheid dat de dingen die we verwachten, ook werkelijkheid zullen worden. Het is het bewijs van de dingen die we nog niet zien. Veel van onze voorouders zijn door hun geloof een voorbeeld voor ons geworden.

Doordat we God geloven, begrijpen we dat de wereld door het woord van God is ontstaan. Wat we nu zien, is niet ontstaan uit iets zichtbaars, maar uit iets onzichtbaars, namelijk het woord van God.

Doordat Abel God geloofde, bracht hij een beter offer aan God dan Kaïn. Want God zei dat Hij blij was met Abels offer. Dat geeft aan dat Abel leefde zoals God het wil. Zo spreekt Abel nog steeds tegen ons, ook al is hij al gestorven. Door zijn geloof is hij een voorbeeld voor ons.

Doordat Henoch God geloofde, is hij door God van de aarde weggenomen. Hij is dus niet gestorven. De mensen konden hem nergens meer vinden, want God had hem meegenomen. Want al voordat hij door God werd meegenomen, werd van hem gezegd dat God blij met hem was. Maar als iemand geen geloof heeft, kan God onmogelijk blij met hem zijn. Want als iemand naar God toe komt, moet hij geloven dat HIJ IS[a] wie Hij zegt dat Hij is, en dat Hij de mensen beloont die werkelijk naar Hem verlangen.

Doordat Noach God geloofde, heeft hij zijn gezin gered. Want toen God tegen hem had gesproken over iets wat nog niet te zien was, heeft hij vol ontzag gehoorzaam de boot gebouwd om zijn gezin te redden. En daarmee liet hij zien hoe slecht de andere mensen waren. Want zij geloofden God níet. En omdat hij God geloofde, was God blij met hem en heeft God hem beloond.

Doordat Abraham God geloofde, is hij gehoorzaam op reis gegaan toen God hem riep. Hij ging op weg naar het land dat hij later van God zou krijgen. Maar toen hij vertrok, wist hij nog niet waar hij heen ging.

Doordat hij God geloofde, heeft hij in het land gewoond dat God hem had beloofd. Maar het was nog niet van hem. Hij woonde er als vreemdeling, in tenten. Net als later Izaäk en Jakob, die dezelfde belofte hadden gekregen als Abraham.[b] 10 Maar Abraham vertrouwde er op dat God hem zou brengen naar de stad met het sterke fundament, de stad die God Zelf heeft ontworpen en gebouwd.

11 Doordat Sara God geloofde, kreeg ze kracht om een kind te krijgen, ook al was ze daar al veel te oud voor. Want ze geloofde dat God hun het kind zou geven dat Hij aan hen had beloofd. 12 Ook Abraham was al te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. Maar door zijn geloof in God is er een groot volk uit hem ontstaan. Een volk zo ontelbaar als de sterren aan de hemel en het zand op het zeestrand.

13 Vol geloof in God zijn zij allemaal gestorven, zonder dat ze hebben gekregen wat hun was beloofd.[c] Ze hebben het alleen uit de verte gezien en geloofd, en ze waren er blij mee. Ze wisten dat ze als vreemdelingen op deze aarde woonden. 14 Mensen die zoiets zeggen, laten daarmee zien dat ze een vaderland zoeken. 15 Als ze daarmee het vaderland hadden bedoeld waar ze vandaan waren gekomen, hadden ze terug kunnen gaan. 16 Maar zij verlangden naar een beter vaderland, namelijk hun hemelse vaderland. Daarom schaamt God Zich er niet voor om Zich hun God te noemen. Want Hij heeft voor hen in de hemel een stad gebouwd.

17 Doordat Abraham God geloofde, heeft hij gehoorzaam zijn zoon Izaäk op het altaar gelegd om hem te offeren. God wilde hem zo op de proef stellen. 18 Want Hij had Abraham beloofd dat Izaäk het begin van een grote familie zou zijn. En toch durfde Abraham gehoorzaam zijn enige zoon te offeren. Hij had bedacht dat God Izaäk zelfs weer levend zou kunnen maken. 19 Zo heeft hij hem ook als het ware uit de dood terug gekregen.[d]

20 Doordat Izaäk God geloofde, heeft hij aan Jakob en Ezau zijn zegen voor de toekomst gegeven.

21 Doordat Jakob God geloofde, heeft hij vlak voordat hij stierf de twee zonen van Jozef gezegend en heeft hij God aanbeden, terwijl hij op zijn staf leunde.

22 Doordat Jozef God geloofde, heeft hij aan het einde van zijn leven gesproken over het vertrek van het volk Israël uit Egypte. En hij gaf opdracht wat de mensen dan met zijn lichaam moesten doen.

23 Doordat Mozes' ouders God geloofden, hebben zij Mozes na zijn geboorte drie maanden lang verborgen omdat hij een mooi kind was. Ze zijn dus niet bang geweest voor het bevel van de farao dat alle jongetjes gedood moesten worden.

24 Doordat Mozes God geloofde, heeft hij toen hij volwassen was geworden, geweigerd nog langer als 'zoon van farao's dochter' te leven. 25 Hij wilde liever samen met Gods volk slecht behandeld worden. Dat vond hij beter dan tijdelijk genieten van een leven zonder God. 26 Hij vond het meer waard om te lijden voor Christus dan om te genieten van de rijkdom van Egypte. Want hij wist dat hij daarvoor beloond zou worden.

27 Doordat hij God geloofde, heeft hij Egypte verlaten zonder bang te zijn voor de wraak van de farao. Want hij had een rotsvast vertrouwen op God. Het was alsof hij God, die niet te zien is, kon zien.

28 Doordat hij God geloofde, heeft hij het volk het Paasfeest laten vieren. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze het bloed van het lam op de deurposten smeerden. Want dan zou de doods-engel hun oudste zonen niet doden.

29 Doordat ze God geloofden, zijn ze door de Rode Zee getrokken alsof het droog land was. Maar de Egyptenaren die dat ook probeerden, verdronken allemaal.

30 Doordat het volk God geloofde, zijn de muren van Jericho ingestort nadat het volk er zeven dagen lang omheen getrokken was.

31 Doordat de hoer Rachab God geloofde, bleef zij in leven toen verder iedereen van de stad Jericho gedood werd. Ze werd gered omdat ze de spionnen had beschermd.

32 En wie moet ik verder nog opnoemen? Want ik zou tijd tekort komen als ik zou gaan vertellen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuel en de profeten. 33 Doordat ze God geloofden, hebben ze koningen overwonnen, wraak genomen, beloften werkelijkheid zien worden, de bekken van leeuwen dichtgebonden. 34 Ze hebben de kracht van het vuur gedoofd, zijn ontsnapt aan scherpe zwaarden, hebben kracht van God gekregen toen ze zwak waren, zijn in de strijd sterk geweest en hebben de legers van vijanden op de vlucht gejaagd. 35 Vrouwen hebben hun gestorven zonen uit de dood teruggekregen. Anderen hebben zich laten martelen zonder hun geloof te willen opgeven, omdat ze wisten dat ze na hun dood een beter leven zouden krijgen. 36 Anderen zijn uitgescholden en geslagen, geboeid en gevangen gezet. 37 Ze zijn doodgegooid met stenen, gemarteld, doorgezaagd, onthoofd. Ze hebben rondgezworven in schapenvachten en geitenvellen, hebben honger en dorst geleden, zijn vervolgd en mishandeld. 38 Maar het deed hun niets. Ze hebben rondgetrokken in woestijnen, bergen, kloven en grotten.

39 Al deze mensen zijn door hun geloof een voorbeeld voor ons. Toch hebben zij geen van allen de belofte van God werkelijkheid zien worden. 40 Want God had een beter plan, waardoor zij tegelijk met ons volmaakt gemaakt zouden worden.

Footnotes

  1. Hebreeën 11:6 In het oude testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Vandaar dat de schrijver van deze brief zegt dat je moet geloven dat GOD IS.
  2. Hebreeën 11:9 Lees Genesis 15:7 en 18. De belofte die God aan Abraham deed, deed Hij ook aan Abrahams zoon Izaäk en zijn kleinzoon Jakob.
  3. Hebreeën 11:13 God had hun beloofd dat hun familie ná hen van Hem een eigen land zou krijgen. Maar zelf hebben ze dat niet meegemaakt. Ze zijn gestorven met het vertrouwen dat God zou doen wat Hij had beloofd.
  4. Hebreeën 11:19 Hij hoefde hem uiteindelijk niet echt te offeren. Lees Genesis 22:1-19.

论信心

11 信心是对盼望的事有把握,对还没看见的事很确定。 古人因有这样的信心而得到了赞许。 我们凭信心知道宇宙是借着上帝的话造成的,所以看得见的是从看不见的造出来的。

亚伯凭信心向上帝献祭,比该隐所献的更美,蒙了上帝的悦纳,被称为义人。他虽然死了,却仍然借着信心说话。

以诺因为信而被接到天上,没有经历死亡。世人找不到他,因为上帝已经把他接走了。其实他在被接之前,已经得到了肯定,是一个蒙上帝喜悦的人。 没有信心的人不能得到上帝的喜悦,因为来到上帝面前的人必须相信上帝存在,并相信祂会赏赐一切寻求祂的人。

挪亚因为有信心,在上帝指示他未来要发生的事之后,就怀着敬畏的心建造方舟,来救全家的人。他借着信心定了那个世代的罪,并承受了因信而来的义。

亚伯拉罕因为有信心,听到上帝的呼召后,就遵命前往他将要承受为产业的地方,但他出发的时候还不知道自己要去哪里。 他凭信心像异乡人一样寄居在上帝应许给他的地方。他住在帐篷里,与同受一个应许的以撒和雅各一样。 10 因为他盼望的是一座有根基的城,是由上帝设计、建造的。

11 撒拉过了生育年龄后凭信心仍然得到了孕育后代的能力,因为她认定赐她应许的上帝言出必行。 12 所以,从一个垂暮之年的人生出许多子孙,好像天上的星、海边的沙那么多。

13 这些人到死都满怀信心。他们虽然没有得到上帝所应许的,却从远处望见了,就欢喜快乐,承认自己在世上不过是寄居的异乡人。 14 他们抱这样的态度,表明他们正在寻找一个家乡。 15 如果他们想念的是自己离开的家乡,就找机会回去了。 16 然而,他们渴慕的是天上更美的家乡。所以,上帝不以被他们称为上帝为耻,因为祂已经为他们预备了一座城。

17 亚伯拉罕被试验时凭信心把以撒献为祭物,承受应许的亚伯拉罕当时献上了自己的独生子。 18 论到这儿子,上帝曾说:“以撒生的才可算为你的后裔。” 19 他认定上帝能使死人复活,从象征意义上说,他也确实从死亡中得回了以撒。

20 以撒凭信心指着将来的事为雅各和以扫祝福。

21 雅各凭信心在临终之时分别为约瑟的两个儿子祝福,并拄着拐杖敬拜上帝。

22 约瑟临终之时凭信心提到以色列人将来要离开埃及,并交代要如何处理自己的骸骨。

23 摩西生下来时,他父母见他长得俊美,就凭信心把他藏了三个月,不怕违抗王的命令。

24 摩西长大成人后,凭信心拒绝做法老之女的儿子, 25 宁愿与上帝的子民一同受苦,也不肯享受一时的罪中之乐。 26 在他眼中,为基督所受的凌辱远比埃及的财富更有价值,因为他盼望的是将来的赏赐。 27 他凭信心离开埃及,不怕王的愤怒。他坚忍不拔,好像看见了肉眼不能看见的主。 28 他凭信心守逾越节,行洒血的礼,免得那位杀长子的伤害以色列人。

29 以色列人凭信心渡过红海,如履干地,埃及人试图过去,却被海水淹没。 30 以色列人凭信心绕着耶利哥城走了七天,城墙就倒塌了。

31 妓女喇合凭信心善待以色列的探子,没有与那些不顺服的人一同灭亡。

32 我还要再说下去吗?我没有时间一一细说基甸、巴拉、参孙、耶弗他、大卫、撒母耳和众先知的事了。 33 他们凭信心战胜了敌国,行了公义,得到了应许,堵住了狮子的口, 34 熄灭了猛烈的火焰,刀下逃生,由软弱变为刚强,作战勇猛,击退外敌。

35 有些妇女得回了从死里复活的亲人;有些人受尽严刑拷打,仍不肯苟且偷生,为要得到一个复活后更美好的生命。 36 有些人遭受戏弄和鞭打,还有些人遭受捆锁和囚禁。 37 他们被人用石头打死,受威逼利诱[a],被锯成两截,丧生刀剑之下,披着绵羊和山羊的皮四处奔跑,受尽贫乏、迫害和虐待, 38 在旷野、群山、山洞和地穴中漂流不定。他们是世界不配有的!

39 这些人都因信心而获得赞许,但他们并未得到上帝的应许, 40 因为上帝为我们预备了更美的,要叫他们与我们一同得到才算完美。

Footnotes

  1. 11:37 有圣经抄本在此处无“受威逼利诱”。

Het geloof door de eeuwen heen

11 Wat is geloof? Het is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en het is overtuigd zijn van het bestaan van dingen die je niet ziet. Vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend geworden. Door het geloof weten wij dat het heelal door een woord van God gemaakt is, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen.

Omdat Abel op God vertrouwde, had zijn offer meer waarde dan dat van Kaïn. Door zijn offer aan te nemen, zei God dat Abel voor Hem rechtvaardig was. En hoewel hij allang dood is, spreekt Abel nog steeds door zijn voorbeeld.

Henoch vertrouwde op God en daarom stierf hij niet, maar werd door God weggenomen. Ineens was hij er niet meer. Voordat dit gebeurde, had God gezegd dat Hij heel tevreden over Henoch was. Maar als iemand niet gelooft, kan God niet tevreden over hem zijn. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en beloont wie Hem zoeken.

Noach vertrouwde op God. Toen God hem voor de toekomst waarschuwde, geloofde Noach Hem, hoewel niets erop wees dat er een grote overstroming zou komen. Hij deed wat God hem opdroeg en bouwde een ark om zijn gezin te redden. Zijn vertrouwen maakte het ongeloof van de wereld zichtbaar en door dat vertrouwen werd Hij een van hen die voor God rechtvaardig zijn.

Abraham vertrouwde op God. Toen God hem zei dat hij zijn vaderland moest verlaten en naar een land moest gaan dat God hem zou geven, gehoorzaamde hij. Maar hij wist niet eens waar hij naar toeging. En zelfs toen hij in het land kwam dat God hem beloofd had, woonde hij in tenten als een vreemdeling, evenals Isaak en Jakob, aan wie God dezelfde belofte deed. 10 Abraham vertrouwde erop dat God hem zou brengen in de stad met de vaste fundering waarvan God Zelf de architect en bouwer is.

11 Sara vertrouwde op God en kreeg daarom een zoon, toen zij daar eigenlijk al te oud voor was. God had het haar beloofd en zij erkende dat Hij te vertrouwen is. 12 Zo werd uit Abraham, die ook al te oud was om nog een kind te kunnen verwekken, een heel volk geboren, een volk van zoveel mensen dat het niet te tellen is. Net zoals de sterren aan de hemel en de zandkorrels van het strand niet te tellen zijn.

13 Al deze mensen zijn in het vertrouwen op God gestorven, zonder te krijgen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en waren blij. Zij kwamen er openlijk voor uit dat zij hier op aarde alleen maar gasten en vreemdelingen waren. 14 En wie dat zeggen, maken daarmee duidelijk dat zij uitkijken naar een vaderland. 15 Als zij hadden gewild, zouden zij naar hun vroegere land hebben kunnen terugkeren. 16 Maar nee, zij verlangden naar een beter, hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich er ook niet voor hun God genoemd te worden, want Hij heeft een hemelse stad voor hen gebouwd.

17 Omdat Abraham op God vertrouwde, heeft hij, toen God hem op de proef stelde, zijn zoon Isaak op het altaar gelegd om hem te offeren. Hij was bereid zijn enige zoon aan God te offeren, 18 hoewel God hem had beloofd: ‘Door Isaak zult u veel nakomelingen krijgen.’ Hij rekende erop dat God Isaak ook weer levend zou kunnen maken. 19 En dat is in zekere zin ook gebeurd. Voor Abraham was Isaak eigenlijk al dood, maar hij kreeg hem van God terug.

20 Omdat Isaak op God vertrouwde, kon hij zijn twee zonen, Jakob en Esau, zegen voor de toekomst beloven.

21 Omdat Jakob op God vertrouwde, zegende hij kort voor zijn dood de twee zonen van Jozef. Leunend op zijn stok, boog hij vol ontzag voor God.

22 Omdat Jozef op God vertrouwde, heeft hij aan het einde van zijn leven gezegd dat de Israëlieten eens uit Egypte zouden wegtrekken. Hij was daar zo zeker van, dat hij hen plechtig liet beloven zijn beenderen uit Egypte te zullen meenemen.

23 Omdat de ouders van Mozes op God vertrouwden, hebben zij hun kind dat heel bijzonder was, drie maanden lang verborgen gehouden. Zij trokken zich niets aan van het bevel van de farao dat alle pasgeboren jongetjes verdronken moesten worden.

24 Omdat Mozes op God vertrouwde, wilde hij, toen hij volwassen was geworden, niet voor een zoon van de dochter van de farao worden aangezien. 25 Hij wilde liever met het volk van God slecht behandeld worden dan tijdelijk genieten van de zonde. 26 Hij vond het lijden voor Christus meer waard dan al de rijkdom van Egypte, want hij verwachtte dat God hem daarvoor zou belonen. 27 In dat vertrouwen verliet hij Egypte en was niet bang voor de woede van de farao. Hij liet zich niet van de wijs brengen, het was alsof hij steeds de onzichtbare God zag. 28 Omdat hij op God vertrouwde, zei Mozes tegen de Israëlieten dat zij een lam moesten slachten en het bloed ervan op de deurposten van hun huizen moesten strijken. Dan zou de doodsengel hun oudste kinderen niet doden, maar alleen die van de Egyptenaren.

29 Omdat de Israëlieten op God vertrouwden, zijn zij door de Rode Zee getrokken als over droog land. Maar de Egyptenaren die hen achterna gingen, verdronken allemaal. 30 Omdat de Israëlieten op God vertrouwden, liepen zij zeven dagen om Jericho heen en toen stortten de muren van de stad in.

31 Omdat de hoer Rachab op God vertrouwde, werd zij niet gedood, zoals de andere ongehoorzame inwoners van Jericho, want zij had de spionnen van Israël gastvrij ontvangen.

32 Moet ik hiermee doorgaan? Ik zou tijd tekort komen als ik de ervaringen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël en de profeten moest vertellen. 33 Omdat zij op God vertrouwden, hebben zij koninkrijken onderworpen en rechtvaardig geregeerd en kregen zij wat God hun had beloofd. Zij hebben de muil van leeuwen toegesloten. 34 Het vuur had geen vat op hen en zij zijn aan het zwaard ontsnapt. Toen zij zwak waren, hebben zij kracht gekregen. In de oorlog werden zij zo sterk dat hele vijandelijke legers de aftocht moesten blazen. 35 Vrouwen kregen hun geliefden uit de dood terug. Anderen die op God vertrouwden, werden doodgeslagen, zij wilden liever sterven dan God de rug toekeren, omdat zij wisten later een beter leven te krijgen. 36 Weer anderen werden bespot en afgeranseld en ten slotte geboeid in de gevangenis geworpen. 37 Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd of met het zwaard gedood. Zij zwierven rond in schapevachten en geitevellen, door woestijnen en in de bergen. 38 Zij moesten in grotten en holen wonen, zij leden gebrek en werden vervolgd en mishandeld. Zij waren te goed voor deze wereld.

39 Al deze mensen zijn bekend geworden omdat zij op God vertrouwden. Zij hebben echter niet gekregen wat God hun had beloofd. 40 God had een beter plan, Hij wilde niet dat zij zonder ons de volmaaktheid zouden bereiken.

The Faithful See from Afar

11 Now faith is the substance of things hoped for, the evidence of realities not seen. For by it the elders received commendation. By faith we understand that the universe was created by the word of God, so that what is seen did not come from anything visible.

By faith Abel offered God a better sacrifice than Cain. Through faith he was commended as righteous[a] when God approved of his gifts. And through faith he still speaks, although he is dead.

By faith Enoch was taken so as not to see death, and he was not found because God took him.[b] For before he was taken, he was commended as pleasing to God. Now without faith it is impossible to please God. For the one who comes to God must believe that He exists and that He is a rewarder of those who seek Him.

By faith Noah, when warned about events not yet seen, in holy fear prepared an ark for the safety of his household. Through faith he condemned the world and became an heir of the righteousness that comes by faith.

By faith Abraham obeyed when he was called to go out to a place he was to receive as an inheritance. He went out, not knowing where he was going. By faith he migrated to the land of promise as if it were foreign, dwelling in tents with Isaac and Jacob—fellow heirs of the same promise. 10 For he was waiting for the city that has foundations, whose architect and builder is God.

11 By faith even Sarah herself received ability to conceive[c] when she was barren and past the age, since she considered the One who had made the promise to be faithful. 12 So from one—and him as good as dead—were fathered offspring as numerous as the stars of heaven, and as uncountable as the sand on the seashore.[d]

13 These all died in faith without receiving the things promised—but they saw them and welcomed them from afar, and they confessed that they were strangers and sojourners on the earth. [e] 14 For those who say such things make it clear that they are seeking a homeland. 15 If indeed they had been thinking about where they had come from, they would have had opportunity to return. 16 But as it is, they yearn for a better land—that is, a heavenly one. Therefore God is not ashamed to be called their God, for He has prepared a city for them.

17 By faith Abraham, when he was tested, offered up Isaac. Yes, he who had received the promises was offering up his one and only son— 18 the one about whom it was said, “Through Isaac offspring shall be named for you.” [f] 19 He reasoned that God was able to raise him up even from the dead—and in a sense, he did receive him back from there.

20 By faith Isaac blessed Jacob and Esau, even concerning things to come. 21 By faith Jacob, as he was dying, blessed each of the sons of Joseph, and he bowed in worship while leaning on the top of his staff. 22 By faith Joseph, when his end was near, made mention of the exodus of Bnei-Yisrael and gave instructions about his bones.

23 By faith Moses, when he was born, was hidden for three months by his parents, because they saw he was an extraordinary child and they were not afraid of the king’s decree. 24 By faith Moses, when he had grown up, refused to be called the son of Pharaoh’s daughter. 25 Instead he chose to suffer mistreatment along with the people of God, rather than to enjoy the passing pleasures of sin. 26 He considered the disgrace of Messiah[g] as greater riches than the treasures of Egypt—because he was looking ahead to the reward. 27 By faith he left Egypt, not fearing the king’s anger—for he persevered as if seeing the One who is invisible. 28 By faith he kept the Passover and the smearing of the blood, so that the destroyer of the firstborn would not touch them. 29 By faith they passed through the Red Sea as if on dry ground. When the Egyptians tried it, they were swallowed up.

30 By faith the walls of Jericho fell down after they were circled for seven days. 31 By faith Rahab the prostitute did not perish with those who were disobedient, because she welcomed the spies with shalom.

32 And what more shall I say? For time would fail me if I tell of Gideon, Barak, Samson, Jephthah, also of David and Samuel and the prophets. 33 By faith they conquered kingdoms, administered justice, obtained promises, shut the mouths of lions, 34 quenched the power of fire, escaped the edge of the sword, were made strong out of weakness, became mighty in war, and made foreign armies flee.

35 Women received their dead raised back to life; and others were tortured, after not accepting release, so they might obtain a better resurrection. 36 Others experienced the trial of mocking and scourging—yes, and even chains and prison.

37 They were stoned, they were sawed in two, they were murdered with the sword. They went around in sheepskins and goatskins; they were destitute, afflicted, mistreated. 38 The world was not worthy of them! They wandered around in deserts and mountains, caves and holes in the ground. 39 And all these, though commended for their faith, did not receive what was promised— 40 because God had provided something better for us, so that only with us would they reach perfection.

Footnotes

  1. Hebrews 11:4 cf. Mt. 23:35.
  2. Hebrews 11:5 cf. Gen. 5:24(5:24 LXX); Grk. metathesis, lit. transposition, a change in location.
  3. Hebrews 11:11 cf. Gen. 18:11-14; 21:2. Some mss. add and she bore a child.
  4. Hebrews 11:12 cf. Gen. 15:5; 22:17; 32:12.
  5. Hebrews 11:14 cf. Gen. 23:4; 47:9.
  6. Hebrews 11:19 Gen. 21:12(LXX).
  7. Hebrews 11:26 cf. Ps. 89:50-51.