Add parallel Print Page Options

De Heilige Geest komt

Op het Pinksterfeest[a] waren ze allemaal bij elkaar. Plotseling was er een geluid alsof er een stormwind door het hele huis waaide. En er waren een soort van vuurvlammen te zien. Dat vuur verdeelde zich en kwam op hen allemaal. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest en begonnen allemaal in andere talen te spreken. Het waren talen die Gods Geest hun gaf.

In Jeruzalem woonden godsdienstige Joden uit alle volken van de wereld. Toen ze het geluid hoorden, kwamen ze allemaal kijken. En ze waren heel verbaasd. Want iedereen van al die verschillende volken hoorde de twaalf apostelen in zijn eigen taal spreken. Stomverbaasd zeiden zij: "Die mannen daar zijn toch allemaal Galileeërs? Hoe kan het dan dat we hen in onze eigen taal horen spreken? Want we zijn hier met Parten, Meden, Elamieten, bewoners van Mesopotamië, Judea, Kapadocië, Pontus, Asia, 10 Frygië, Pamfilië, Egypte en de streken van Lybië bij Cyrene, en Romeinen, Joden en mensen die zich tot het Joodse geloof hebben bekeerd, 11 Kretenzers en Arabieren. En we horen allemaal die mannen daar in onze eigen taal vertellen over de geweldige dingen die God heeft gedaan." 12 Ze waren stomverbaasd. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Ze zeiden tegen elkaar: "Wat is hier toch aan de hand?" 13 Maar andere mensen zeiden spottend: "Ze hebben gewoon te veel gedronken."

De toespraak van Petrus

14 Maar de apostelen stonden op en Petrus zei: "Beste Joden en alle andere mensen die in Jeruzalem wonen, luister goed naar mij. 15 Jullie denken dat deze mensen dronken zijn. Maar dat zijn ze niet. Want het is pas negen uur 's morgens. 16 Maar dit is waarover de profeet Joël heeft gesproken. 17 Hij zei: 'Aan het eind van de tijd, zegt God, zal Ik mijn Geest uitstorten op alle mensen. Jullie zonen en dochters zullen profeteren. En aan jonge en oude mensen zal Ik bijzondere dromen geven. 18 Op elke man of vrouw die Mij dient, zal Ik mijn Geest uitstorten. Daardoor zullen ze profeteren. 19 En er zullen vreemde dingen te zien zijn aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rook. 20 De zon zal verduisterd worden en de maan zal bloedrood worden. En dan zal de gevreesde dag van Gods straf aanbreken. 21 Maar iedereen die de Heer aanbidt, zal worden gered.'

22 Mannen van Israël, luister naar wat ik zeg. God heeft laten zien dat Hij Jezus van Nazaret heeft aangewezen als Redder. Hij heeft dat laten zien door de wonderen die Hij door Jezus bij jullie heeft gedaan. Jullie weten daarvan. 23 Op de tijd en de manier die God had bepaald, hebben jullie deze Man gevangen genomen. Jullie hebben Hem door slechte mensen laten kruisigen. Zo hebben jullie Hem gedood. 24 Maar God heeft Hem weer levend gemaakt. Daarmee maakte Hij een einde aan de macht van de dood. De dood kon Hem niet vasthouden. 25 David heeft in de Psalmen over Jezus gezegd: 'Ik zag de Heer altijd vóór mij. Want Hij is bij mij. Hij zal mij altijd redden. 26 Daarom ben ik blij en prijs ik God. Ja, ik weet zeker dat ook mijn lichaam zal opstaan uit de dood. 27 Want U zal mij niet in het dodenrijk achterlaten. U zal uw heilige niet laten vergaan in de grond. 28 U heeft mij de weg naar het leven laten zien. Omdat U altijd dicht bij mij bent, zal ik altijd blij zijn.'

29 Broeders, ik kan over onze voorvader David rustig zeggen dat hij dood en begraven is. Want zijn graf is hier, tot op de dag van vandaag. 30 Maar David was een profeet. En God had hem gezworen dat een zoon uit zijn familie ná hem de Messias[b] zou zijn en koning zou worden. 31 En omdat hij een profeet was, heeft hij in de toekomst gezien. Wat hij in die Psalm zei ging over de opstanding van de Messias uit de dood. Hij zei dat de Messias niet in het dodenrijk is achtergelaten en dat zijn lichaam niet is vergaan. 32 Want deze Jezus is door God uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Wij hebben dat zelf gezien. 33 God heeft Hem nu een heel belangrijke plaats gegeven. God had beloofd om de Heilige Geest aan de mensen te geven. Dat is nu gebeurd: Jezus heeft de Heilige Geest van de Vader over ons uitgestort. Dat is wat jullie hier zien en horen. 34 Want David is zelf niet naar de hemel opgestegen. Maar hij zegt: 'De Heer heeft gezegd tegen mijn Heer: 35 'Ga naast Mij zitten, totdat Ik al je vijanden helemaal verslagen heb.' 36 Jullie hebben Jezus gekruisigd. Maar God heeft deze Jezus tot Heer en Messias gemaakt! Het hele volk van Israël moet dat weten!"

De gemeente begint te groeien

37 Dit raakte de mensen diep. En ze vroegen Petrus en de andere apostelen: "Wat moeten we dan nu doen, broeders?" 38 Petrus antwoordde: "Verander je leven, geloof in Jezus en laat je allemaal dopen in de naam van Jezus Christus.[c] Dan zullen jullie vergeving krijgen voor jullie ongehoorzaamheid aan God. En dan zullen jullie de Heilige Geest ontvangen. 39 Want dat heeft God beloofd aan jullie, aan jullie kinderen en aan alle volken. Iedereen die door God wordt geroepen, mag de Heilige Geest krijgen." 40 En Petrus vertelde nog veel meer over Jezus. En hij moedigde hen aan om zich uit deze slechte wereld te laten redden.

41 De mensen die zijn woorden geloofden, lieten zich dopen. Zo sloten zich op die dag ongeveer 3000 mensen bij de gemeente aan. 42 Ze hielden zich aan wat de apostelen hun leerden. Ze waren één met elkaar, aten met elkaar en baden samen. 43 Iedereen was vol ontzag voor God. En de apostelen deden veel wonderen. 44 De mensen die in Jezus gingen geloven, kwamen bij elkaar. Ook deelden ze alles wat ze hadden met elkaar. 45 Steeds weer waren er mensen die hun vee en spullen verkochten en dan het geld uitdeelden aan de arme mensen. 46 Elke dag waren ze eensgezind in de tempel. Ze aten blij en eensgezind bij elkaar hun maaltijden. 47 Ze prezen God en iedereen had respect voor hen. En de Heer maakte de groep van mensen die gered werden elke dag groter.

Footnotes

  1. Handelingen 2:1 Het Joodse Pinksterfeest is een oogstfeest. Vroeger werd op dat feest het eerste deel van de oogst naar de tempel gebracht. Het wordt gevierd 50 dagen na het Joodse Paasfeest, waarop gevierd wordt dat God het volk Israël bevrijdde uit de slavernij in Egypte.
  2. Handelingen 2:30 Het woord 'Messias' is Hebreeuws en betekent 'Gezalfde'. 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Grieks, de taal waarin het Nieuwe Testament is geschreven, werd hij de 'Christus' genoemd, wat hetzelfde betekent.
  3. Handelingen 2:38 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.

Pinksteren

Op de Pinksterdag waren zij allemaal bij elkaar gekomen. Ineens kwam er uit de hemel een geluid, alsof er een storm opstak. Het was in het hele huis te horen.

Zij zagen iets dat op tongen van vuur leek, vlammen die zich boven ieder van hen verspreidden. Zij werden allemaal vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken: woorden die de Heilige Geest hun ingaf.

Met de feestdagen waren er in Jeruzalem vele gelovige Joden uit alle landen van de wereld. Toen zij het geluid hoorden, liepen ze allemaal te hoop. Zij raakten in verwarring, omdat ieder van hen de apostelen in zijn eigen taal hoorde spreken. Zij begrepen er niets van. ‘Dat zijn toch mannen uit Galilea?’ riepen zij verbaasd uit. ‘Hoe kan het dan dat zij ónze taal spreken en nog andere talen ook? Kijk eens waar wij overal vandaan komen: uit Parthië, Medië, Elam en Mesopotamië, uit Judea, Capadocië, Pontus, Asia, 10 Frygië en Pamfylië, uit Egypte en de streek van Cyrene in Libië. Er zijn hier Joden en Joodse bekeerlingen uit Rome, 11 Kreta en Arabië. Hoe bestaat het dat ieder van ons in zijn eigen taal hoort spreken over de geweldige dingen die God gedaan heeft!’ 12 Zij waren buiten zichzelf en wisten niet wat zij ervan moesten denken. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ 13 ‘Die mensen hebben vast teveel zoete wijn gedronken,’ lachten sommigen schamper.

14 De twaalf apostelen stonden op en Petrus nam het woord. ‘Mannen van Israël!’ riep hij. ‘Inwoners en bezoekers van Jeruzalem, luister! 15 Wij zijn helemaal niet dronken, zoals u denkt. De dag is nog maar net begonnen, het is pas negen uur. 16 Wat hier gebeurt, is al lang geleden door de profeet Joël voorspeld: 17 “God zal aan het einde van de tijd zijn Geest over alle mensen uitstorten. Uw zonen en dochters zullen Gods woorden spreken. Jonge mannen zullen visioenen zien en oude mannen bijzondere dromen hebben. 18 In die dagen zal God zijn Geest ook uitstorten over allen die Hem dienen, mannen zowel als vrouwen, en zij zullen zijn woorden spreken. 19 Hij zal wonderlijke dingen laten gebeuren in de hemel en op de aarde: bloed, vuur en rookwolken. 20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat die grote en ontzagwekkende dag van de Here aanbreekt. 21 Dan zal ieder die de naam van de Here aanroept, gered worden.”

22 Mannen van Israël, luister naar mij. Jezus van Nazareth is door God Zelf gestuurd. De wonderen en bijzondere dingen die Hij deed, zijn daar een duidelijk bewijs van. U hebt die met eigen ogen gezien. 23 Maar Hij is, volgens Gods plan, in handen van ongelovige mensen gevallen. U hebt Hem door Romeinse soldaten aan een kruis laten slaan. 24 God, die dit voorzag, heeft Hem uit de greep van de dood bevrijd en weer levend gemaakt. De dood kon Hem niet vasthouden. 25 Want David sprak over Jezus, toen hij zei: “Ik heb de Here altijd voor ogen, Hij leidt mij en houdt mij overeind. 26 Daarom is er vreugde in mijn hart en ben ik gelukkig! Zelfs mijn lichaam is veilig bij Hem. 27 Here, U zult mij niet in het dodenrijk laten liggen, U zult het lichaam van uw heilige dienaar niet laten vergaan. 28 U zult mij het leven teruggeven. Door dicht bij mij te zijn, zult U mij vreugde geven.”

29 Vrienden, ik hoef u niet te vertellen dat David gestorven en begraven is. Zijn graf is nog altijd te zien. 30 Maar hij wist wat er na zijn dood zou gebeuren. God had hem beloofd dat een van zijn nakomelingen in zijn plaats koning zou worden. 31 Hij was een profeet en voorspelde dat de Christus uit de dood zou opstaan. De Christus zou niet dood blijven en zijn lichaam zou niet vergaan. 32 God heeft Jezus uit de dood laten opstaan, dat hebben wij allemaal gezien. 33 Hij heeft Hem toen de ereplaats aan zijn rechterhand gegeven. Zoals beloofd gaf God Hem de Heilige Geest en Jezus heeft de Heilige Geest uitgestort, en dat ziet en hoort u nu. 34 David is niet zelf naar de hemel gegaan en sprak dus niet over zichzelf toen hij zei: “God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.” 36 Het hele volk van Israël moet weten dat God deze Jezus, die u gekruisigd hebt, tot Here en Christus heeft gemaakt.’

37 Toen de mensen dit hoorden, werden ze diep in hun hart geraakt en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Vrienden, wat moeten wij doen?’ 38 Petrus antwoordde: ‘U moet zich bekeren tot God en u laten dopen in de naam van Jezus Christus, want dan worden uw zonden vergeven, en de Heilige Geest zal in u komen wonen. 39 Want God heeft die beloofd aan u en uw kinderen, aan ieder die door God geroepen wordt en ook aan de verre, vreemde volken.’ 40 Petrus hield een lange toespraak en deed ten slotte een dringend beroep op hen: ‘Zorg dat u bevrijd wordt van de slechte invloed van deze wereld.’ 41 De mensen die aannamen wat hij zei, werden gedoopt. Op die ene dag waren dat ongeveer drieduizend personen. 42 Zij bleven trouw aan wat de apostelen hun leerden en gingen als een grote familie met elkaar om. Zij kwamen vaak samen voor de maaltijd van de Here en voor gebed.

43 Iedereen was vol ontzag voor de wonderen en tekenen die de apostelen deden. 44 De gelovigen deelden ook alles met elkaar. 45 Zij verkochten hun huizen en andere eigendommen en het geld gaven zij aan mensen die het nodig hadden. 46 Elke dag kwamen zij in de tempel bijeen en waren één van hart en ziel. Zij aten bij elkaar thuis, blij en onbezorgd. 47 Zij prezen God en het hele volk was hun goedgezind. En God zorgde dat er elke dag weer nieuwe mensen bijkwamen die gered werden.

La venida del Espíritu Santo

Cuando llegó[a] el día de Pentecostés(A), estaban todos juntos en un mismo lugar, y de repente vino del cielo un ruido como el de una ráfaga de viento impetuoso que[b] llenó toda la casa donde estaban sentados(B). Se les aparecieron lenguas como de fuego que, repartiéndose[c], se posaron[d] sobre cada uno de ellos. Todos fueron llenos del Espíritu Santo(C) y comenzaron a hablar en otras lenguas(D), según el Espíritu les daba habilidad para expresarse.

Había judíos que moraban en Jerusalén, hombres piadosos(E), procedentes de todas las naciones bajo el cielo. Al ocurrir este estruendo(F), la multitud se juntó; y estaban desconcertados porque cada uno los oía hablar en su propia lengua[e].

Estaban asombrados y se maravillaban(G), diciendo: «Miren, ¿no son galileos(H) todos estos que están hablando? ¿Cómo es que cada uno de nosotros los oímos hablar en nuestra lengua[f] en la que hemos nacido? Partos, medos y elamitas, habitantes de Mesopotamia, Judea y Capadocia, del Ponto(I) y de Asia[g](J), 10 de Frigia(K) y de Panfilia(L), de Egipto y de las regiones de Libia alrededor de Cirene(M), viajeros(N) de Roma, tanto judíos como prosélitos[h](O), 11 cretenses y árabes, los oímos hablar en nuestros propios idiomas de las maravillas de Dios».

12 Todos estaban asombrados y perplejos(P), diciéndose unos a otros: «¿Qué quiere decir esto?». 13 Pero otros se burlaban y decían: «Están borrachos[i](Q)».

Primer sermón de Pedro

14 Entonces Pedro, poniéndose en pie con los once apóstoles(R), alzó la voz y les declaró: «Hombres de Judea y todos los que viven en Jerusalén, sea esto de su conocimiento y presten atención a mis palabras. 15 Porque estos no están borrachos como ustedes suponen, pues apenas es la hora tercera[j](S); 16 sino que esto es lo que fue dicho por medio del profeta Joel:

17 (T)Y sucederá en los últimos días”, dice Dios,
Que derramaré de Mi Espíritu sobre toda carne;
Y sus hijos y sus hijas profetizarán,
Sus jóvenes verán visiones,
Y sus ancianos soñarán sueños;
18 Y aun sobre Mis siervos y sobre Mis siervas
Derramaré de Mi Espíritu en esos días,
Y profetizarán.
19 -”Y mostraré prodigios arriba en el cielo
Y señales abajo en la tierra:
Sangre, fuego y columna[k] de humo.
20 -”El sol se convertirá en tinieblas
Y la luna en sangre,
Antes que venga el día grande y glorioso[l] del Señor.
21 -”Y sucederá[m] que todo aquel que invoque el nombre del Señor será salvo(U)”.

22 »Hombres de Israel, escuchen estas palabras: Jesús el Nazareno(V), varón confirmado[n] por Dios entre ustedes con milagros[o], prodigios y señales[p](W) que Dios hizo en medio de ustedes a través de Él(X), tal como ustedes mismos saben. 23 Este fue entregado por el plan predeterminado y el previo conocimiento[q] de Dios(Y), y ustedes lo clavaron en una cruz por manos de impíos[r] y lo mataron(Z). 24 Pero Dios lo resucitó(AA), poniendo fin a la agonía de la muerte, puesto que no era posible que Él quedara bajo el dominio de ella(AB). 25 Porque David dice de Él:

(AC)Veía siempre al Señor en mi presencia;
Pues está a mi diestra para que yo no sea sacudido.
26 -”Por lo cual mi corazón se alegró y mi lengua se regocijó;
Y aun hasta mi carne descansará en esperanza;
27 Pues Tú no abandonarás mi alma en el Hades[s](AD),
Ni permitirás[t] que Tu Santo vea corrupción(AE).
28 -”Me has hecho conocer los caminos de la vida;
Me llenarás de gozo con Tu presencia”.

29 »Hermanos[u], del patriarca(AF) David les puedo decir con franqueza que murió y fue sepultado(AG), y su sepulcro(AH) está entre nosotros hasta el día de hoy. 30 Pero siendo profeta(AI), y sabiendo que Dios le había jurado sentar a uno de sus descendientes[v] en su trono(AJ), 31 miró hacia el futuro y habló de la resurrección de Cristo[w], que ni fue abandonado en el Hades[x], ni Su carne sufrió[y] corrupción(AK).

32 »A este Jesús resucitó Dios(AL), de lo cual todos nosotros somos testigos(AM). 33 Así que, exaltado a[z] la diestra de Dios(AN), y habiendo recibido del Padre la promesa(AO) del Espíritu Santo(AP), ha derramado(AQ) esto que ustedes ven y oyen. 34 Porque David no ascendió a los cielos, pero él mismo dice:

(AR)Dijo el Señor a mi Señor:
Siéntate a Mi diestra,
35 Hasta que ponga a Tus enemigos por estrado de Tus pies’”.

36 Sepa, pues, con certeza toda la casa de Israel(AS), que a este Jesús a quien ustedes crucificaron(AT), Dios lo ha hecho Señor y Cristo[aa](AU)».

Efectos del sermón de Pedro

37 Al oír esto, conmovidos profundamente[ab], dijeron a Pedro y a los demás apóstoles: «Hermanos[ac], ¿qué haremos(AV)?». 38 Entonces Pedro les dijo: «Arrepiéntanse(AW) y sean bautizados(AX) cada uno de ustedes en el nombre de Jesucristo para perdón de sus pecados, y recibirán el don del Espíritu Santo. 39 Porque la promesa es para ustedes y para sus hijos(AY) y para todos los que están lejos(AZ), para tantos como el Señor nuestro Dios llame».

40 Y Pedro, con muchas otras palabras testificaba(BA) solemnemente y les exhortaba diciendo: «Sean salvos de esta perversa generación(BB)». 41 Entonces los que habían recibido su palabra fueron bautizados; y se añadieron aquel día como 3,000 almas[ad](BC). 42 Y se dedicaban continuamente(BD) a las enseñanzas de los apóstoles, a la comunión, al partimiento del pan(BE) y a la oración[ae](BF).

Comunión de los creyentes

43 Sobrevino temor a toda persona; y muchos prodigios y señales[af](BG) se hacían por los apóstoles[ag]. 44 Todos los que habían creído estaban juntos y tenían todas las cosas en común(BH); 45 vendían sus propiedades y sus bienes y los compartían con todos(BI), según la necesidad de cada uno. 46 Día tras día continuaban unánimes en el templo y partiendo el pan(BJ) en los hogares(BK), comían juntos[ah] con alegría y sencillez de corazón, 47 alabando a Dios y hallando favor con todo el pueblo(BL). Y el Señor añadía cada día al número(BM) de ellos los que iban siendo salvos(BN).

Footnotes

  1. 2:1 Lit. Y al cumplirse.
  2. 2:2 Lit. y.
  3. 2:3 O siendo distribuidas.
  4. 2:3 Lit. este se posó.
  5. 2:6 O dialecto.
  6. 2:8 O dialecto.
  7. 2:9 I.e. provincia occidental de Asia Menor.
  8. 2:10 I.e. gentiles convertidos al judaísmo.
  9. 2:13 Lit. llenos de mosto o vino nuevo.
  10. 2:15 I.e. 9 a.m.
  11. 2:19 O vapor.
  12. 2:20 O manifiesto.
  13. 2:21 Lit. será.
  14. 2:22 O exhibido, o, acreditado.
  15. 2:22 U obras de poder.
  16. 2:22 O milagros.
  17. 2:23 O presciencia.
  18. 2:23 O de hombres sin ley; i.e. paganos.
  19. 2:27 I.e. región de los muertos.
  20. 2:27 Lit. darás.
  21. 2:29 Lit. Varones hermanos.
  22. 2:30 Lit. del fruto de sus lomos.
  23. 2:31 I.e. el Mesías.
  24. 2:31 I.e. región de los muertos.
  25. 2:31 Lit. vio.
  26. 2:33 O por.
  27. 2:36 I.e. el Mesías.
  28. 2:37 O heridos en la conciencia.
  29. 2:37 Lit. Varones hermanos.
  30. 2:41 O personas.
  31. 2:42 Lit. las oraciones.
  32. 2:43 O milagros.
  33. 2:43 Algunos mss. antiguos agregan: en Jerusalén; y todos tenían gran temor.
  34. 2:46 Lit. compartían el alimento.

And when the day of Pentecost was fully come, they were all with one accord in one place.

And suddenly there came a sound from heaven as of a rushing mighty wind, and it filled all the house where they were sitting.

And there appeared unto them cloven tongues like as of fire, and it sat upon each of them.

And they were all filled with the Holy Ghost, and began to speak with other tongues, as the Spirit gave them utterance.

And there were dwelling at Jerusalem Jews, devout men, out of every nation under heaven.

Now when this was noised abroad, the multitude came together, and were confounded, because that every man heard them speak in his own language.

And they were all amazed and marvelled, saying one to another, Behold, are not all these which speak Galilaeans?

And how hear we every man in our own tongue, wherein we were born?

Parthians, and Medes, and Elamites, and the dwellers in Mesopotamia, and in Judaea, and Cappadocia, in Pontus, and Asia,

10 Phrygia, and Pamphylia, in Egypt, and in the parts of Libya about Cyrene, and strangers of Rome, Jews and proselytes,

11 Cretes and Arabians, we do hear them speak in our tongues the wonderful works of God.

12 And they were all amazed, and were in doubt, saying one to another, What meaneth this?

13 Others mocking said, These men are full of new wine.

14 But Peter, standing up with the eleven, lifted up his voice, and said unto them, Ye men of Judaea, and all ye that dwell at Jerusalem, be this known unto you, and hearken to my words:

15 For these are not drunken, as ye suppose, seeing it is but the third hour of the day.

16 But this is that which was spoken by the prophet Joel;

17 And it shall come to pass in the last days, saith God, I will pour out of my Spirit upon all flesh: and your sons and your daughters shall prophesy, and your young men shall see visions, and your old men shall dream dreams:

18 And on my servants and on my handmaidens I will pour out in those days of my Spirit; and they shall prophesy:

19 And I will shew wonders in heaven above, and signs in the earth beneath; blood, and fire, and vapour of smoke:

20 The sun shall be turned into darkness, and the moon into blood, before the great and notable day of the Lord come:

21 And it shall come to pass, that whosoever shall call on the name of the Lord shall be saved.

22 Ye men of Israel, hear these words; Jesus of Nazareth, a man approved of God among you by miracles and wonders and signs, which God did by him in the midst of you, as ye yourselves also know:

23 Him, being delivered by the determinate counsel and foreknowledge of God, ye have taken, and by wicked hands have crucified and slain:

24 Whom God hath raised up, having loosed the pains of death: because it was not possible that he should be holden of it.

25 For David speaketh concerning him, I foresaw the Lord always before my face, for he is on my right hand, that I should not be moved:

26 Therefore did my heart rejoice, and my tongue was glad; moreover also my flesh shall rest in hope:

27 Because thou wilt not leave my soul in hell, neither wilt thou suffer thine Holy One to see corruption.

28 Thou hast made known to me the ways of life; thou shalt make me full of joy with thy countenance.

29 Men and brethren, let me freely speak unto you of the patriarch David, that he is both dead and buried, and his sepulchre is with us unto this day.

30 Therefore being a prophet, and knowing that God had sworn with an oath to him, that of the fruit of his loins, according to the flesh, he would raise up Christ to sit on his throne;

31 He seeing this before spake of the resurrection of Christ, that his soul was not left in hell, neither his flesh did see corruption.

32 This Jesus hath God raised up, whereof we all are witnesses.

33 Therefore being by the right hand of God exalted, and having received of the Father the promise of the Holy Ghost, he hath shed forth this, which ye now see and hear.

34 For David is not ascended into the heavens: but he saith himself, The Lord said unto my Lord, Sit thou on my right hand,

35 Until I make thy foes thy footstool.

36 Therefore let all the house of Israel know assuredly, that God hath made the same Jesus, whom ye have crucified, both Lord and Christ.

37 Now when they heard this, they were pricked in their heart, and said unto Peter and to the rest of the apostles, Men and brethren, what shall we do?

38 Then Peter said unto them, Repent, and be baptized every one of you in the name of Jesus Christ for the remission of sins, and ye shall receive the gift of the Holy Ghost.

39 For the promise is unto you, and to your children, and to all that are afar off, even as many as the Lord our God shall call.

40 And with many other words did he testify and exhort, saying, Save yourselves from this untoward generation.

41 Then they that gladly received his word were baptized: and the same day there were added unto them about three thousand souls.

42 And they continued stedfastly in the apostles' doctrine and fellowship, and in breaking of bread, and in prayers.

43 And fear came upon every soul: and many wonders and signs were done by the apostles.

44 And all that believed were together, and had all things common;

45 And sold their possessions and goods, and parted them to all men, as every man had need.

46 And they, continuing daily with one accord in the temple, and breaking bread from house to house, did eat their meat with gladness and singleness of heart,

47 Praising God, and having favour with all the people. And the Lord added to the church daily such as should be saved.