Add parallel Print Page Options

Kefa and Yochanan were still speaking to the people when the cohanim, the captain in charge of the Temple police, and the Tz’dukim came upon them, very annoyed that they were teaching the people the doctrine of resurrection from the dead and offering Yeshua as proof. The Temple police arrested them; and since it was already evening, they put them in custody overnight. However, many of those who heard the message trusted; the number of men alone was about five thousand.

The next day, the people’s rulers, elders and Torah-teachers assembled in Yerushalayim, along with ‘Anan the cohen hagadol, Kayafa, Yochanan, Alexander and the other men from the family of the cohen hagadol. They had the emissaries stand before them and asked, “By what power or in what name did you do this?”

Then Kefa, filled with the Ruach HaKodesh, said to them, “Rulers and elders of the people! If we are being examined today about a good deed done for a disabled person, if you want to know how he was restored to health, 10 then let it be known to you and to all the people of Isra’el that it is in the name of the Messiah, Yeshua from Natzeret, whom you had executed on a stake as a criminal but whom God has raised from the dead, that this man stands before you perfectly healed.

11 “This Yeshua is the stone rejected by you builders which has become the cornerstone.[a] 12 There is salvation in no one else! For there is no other name under heaven given to mankind by whom we must be saved!”

13 When they saw how bold Kefa and Yochanan were, even though they were untrained ‘am-ha’aretz, they were amazed; also they recognized them as having been with Yeshua. 14 Moreover, since they could see the man who had been healed standing right there beside them, there was nothing they could say to discredit the healing. 15 So they told them to step away from the Sanhedrin while they discussed the matter privately. 16 “What can we do with these men?” they asked each other. “Why, anyone in Yerushalayim can see that a remarkable miracle has come about through them — we can’t possibly deny that. 17 But to prevent it from spreading any further among the people, let’s warn them not to speak any more to anyone in this name.”

18 So they called them in again and ordered them under no circumstances to speak or teach in the name of Yeshua. 19 But Kefa and Yochanan answered, “You must judge whether it is right in the sight of God to listen to you rather than God. 20 As for us, we can’t help talking about what we have actually seen and heard.” 21 They threatened them some more but finally let them go — they couldn’t punish them because of the people, for everyone was praising God over what had happened, 22 since the man who had been miraculously healed was more than forty years old.

23 Upon being released, they went back to their friends and reported what the head cohanim and elders had said to them. 24 When they heard it, they raised their voices to God with singleness of heart. “Master,” they prayed, “You made heaven, earth, the sea and everything in them.[b] 25 By the Ruach HaKodesh, through the mouth of our father David, your servant, you said,

‘Why did the nations rage
and the peoples devise useless plans?
26 The kings of the earth took their stand;
and the rulers assembled together
against Adonai
and against his Messiah.’[c]

27 “This has come true in this city, since Herod and Pontius Pilate, with Goyim and the peoples of Isra’el, all assembled against your holy servant Yeshua, whom you made Messiah, 28 to do what your power and plan had already determined beforehand should happen.

29 “So now, Lord, take note of their threats; and enable your slaves to speak your message with boldness! 30 Stretch out your hand to heal and to do signs and miracles through the name of your holy servant Yeshua!”

31 While they were still praying, the place where they were gathered was shaken. They were all filled with the Ruach HaKodesh, and they spoke God’s message with boldness.

32 All the many believers were one in heart and soul, and no one claimed any of his possessions for himself, but everyone shared everything he had. 33 With great power the emissaries continued testifying to the resurrection of the Lord Yeshua, and they were all held in high regard. 34 No one among them was poor, since those who owned lands or houses sold them and turned over the proceeds 35 to the emissaries to distribute to each according to his need. 36 Thus Yosef, whom the emissaries called Bar-Nabba (which means “the Exhorter”), a Levi and a native of Cyprus, 37 sold a field which belonged to him and brought the money to the emissaries.

Footnotes

  1. Acts 4:11 Psalm 118:22
  2. Acts 4:24 Psalm 146:6
  3. Acts 4:26 Psalm 2:1–2

Petrus en Johannes ter verantwoording geroepen

Terwijl zij nog tegen de mensen spraken, kwam de leider van de tempel samen met de priesters en Sadduceeën naar hen toe. Zij waren woedend dat de apostelen het volk vertelden dat Jezus niet meer dood was en daarmee leerden dat er opstanding uit de dood bestaat. Zij namen Petrus en Johannes gevangen tot de volgende morgen. Maar ondanks dat geloofden veel mensen de apostelen. Daarmee nam het aantal gelovigen toe tot ongeveer vijfduizend.

De volgende morgen kwamen alle Joodse leiders in Jeruzalem in een extra vergadering bijeen. Onder hen waren de hogepriester Annas, Kajafas, Johannes, Alexander en andere familieleden van de hogepriester. Zij lieten Petrus en Johannes binnenbrengen en vroegen hun: ‘Door welke kracht of namens wie hebt u dit gedaan?’ Petrus, die vervuld was van de Heilige Geest, antwoordde: ‘Geachte leiders van Israël: als ik het goed begrijp, worden wij vandaag verhoord omdat wij iets voor een invalide man hebben gedaan, waardoor hij is genezen. 10 Nu, wat ik u en het hele volk van Israël moet zeggen, is dit: dat deze man hier gezond vóór u staat, komt door de naam en de macht van Jezus Christus uit Nazareth, die door u gekruisigd werd, maar door God weer levend is gemaakt. 11 Nu blijkt hoe de steen die door de bouwers was afgekeurd, juist tot de hoeksteen is geworden. 12 Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen gered kunnen worden.’

13 De Joodse leiders waren verbaasd dat Petrus en Johannes zich zo vrijmoedig verdedigden, hoewel zij toch mensen zonder opleiding waren. Zij herinnerden zich dat zij allebei veel met Jezus waren omgegaan. 14 Maar omdat de genezen man bij hen stond, konden zij niets tegen hen inbrengen. 15 Zij stuurden Petrus en Johannes de raadzaal uit en overlegden met elkaar: 16 ‘Wat moeten wij met deze mannen doen? Wij kunnen er niet omheen dat zij een groot wonder hebben gedaan. 17 Iedereen in Jeruzalem weet ervan. Om te voorkomen dat zij nog meer propaganda maken, moeten wij hun verbieden die naam nog verder te noemen, anders zullen zij streng gestraft worden.’ 18 Zij riepen de twee apostelen weer binnen en verboden hun ooit weer over Jezus te spreken. 19 Maar Petrus en Johannes antwoordden: ‘Wat vindt u, is het juist dat wij u in plaats van God gehoorzamen? 20 Wij kunnen gewoon niet zwijgen over wat wij hebben gezien en gehoord.’ 21 Na herhaalde dreigementen lieten de Joodse leiders hen gaan, want zij konden geen goede reden vinden om hen te straffen. Zij durfden hun niets aan te doen, omdat het volk God prees voor wat er was gebeurd: 22 een man van in de veertig die vanaf zijn geboorte verlamd was geweest, was genezen door een wonder!

23 Zodra zij vrij waren, gingen Petrus en Johannes naar hun vrienden en vertelden wat de Joodse leiders hadden gezegd. 24 Daarna baden zij volkomen eensgezind tot God: ‘Machtige Here, U hebt de hemel, de aarde en de zee gemaakt, met alles erop en erin. 25 Door de Heilige Geest hebt U uw dienaar, onze voorvader David, laten zeggen: “Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de Here op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn! 26 De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeen gestoken en de leiders spannen samen tegen de Here en zijn Gezalfde.”

27 Dat is nu precies wat hier in Jeruzalem gebeurt! Herodes en Pontius Pilatus hebben, samen met de volken van Israël en Rome, de handen ineengeslagen om te strijden tegen uw dienaar Jezus. 28 Daarmee doen zij wat U, in uw wijze macht, van tevoren had bepaald. 29 Kijk, Here, hoe zij dreigen! Geef uw knechten vrijmoedigheid om te zeggen wat U hun opdraagt. 30 Laat zien dat U achter ons staat, door mensen te genezen. Laten er wonderen en tekenen gebeuren wanneer wij namens uw dienaar Jezus optreden.’ 31 Terwijl zij dit aan God vroegen, begon het gebouw waar ze bijeen waren te schudden. Zij werden allemaal vol van de Heilige Geest en verkondigden vrijmoedig de boodschap van God.

32 Alle mensen die in Jezus geloofden, waren van harte eensgezind. Niemand zei dat zijn bezittingen van hem alleen waren, alles was gemeenschappelijk. 33 De apostelen verkondigden met grote overtuigingskracht dat de Here Jezus uit de dood was opgestaan, en Gods zegen rustte op hen allen. 34 Niemand van hen leed gebrek, want allen die land of huizen hadden, verkochten daar zo nu en dan iets van en gaven het geld aan de apostelen. 35 Die deelden uit aan ieder die iets nodig had. 36 Een van die mensen was Jozef, een Leviet van het eiland Cyprus. Hij werd door de apostelen Barnabas genoemd, wat betekent: ‘Zoon van de troost’. 37 Deze Jozef had een stuk land verkocht en het geld aan de apostelen gegeven.