Add parallel Print Page Options

Ook maakte de Heer God een tuin in Eden (= 'prachtig'), in het Oosten. Daar zette Hij de mens neer die Hij had gemaakt.

Read full chapter

De Here God plantte een hof in Eden, in het oosten en bracht de mens die Hij had geschapen daarheen.

Read full chapter

Dann legte Gott, der Herr, einen Garten im Osten an, in der Landschaft Eden, und brachte den Menschen, den er geformt hatte, dorthin.

Read full chapter

15 De Heer God zette de mens in de tuin van Eden, om voor de tuin te zorgen. 16 Hij waarschuwde hem: "Je mag van alle bomen in de tuin eten zoveel je wil. 17 Maar je mag niet eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven."

Read full chapter

15 De Here God plaatste de mens in de hof van Eden om de zorg daarvan op zich te nemen en de hof te bewerken.

16 Maar Hij waarschuwde de mens: ‘Je mag van alle bomen in de hof eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad. Want als je daarvan eet, zul je zeker sterven.’

Read full chapter

15 Gott, der Herr, brachte den Menschen in den Garten von Eden. Er gab ihm die Aufgabe, den Garten zu bearbeiten und ihn zu bewahren. 16 Dann schärfte er ihm ein: »Von allen Bäumen im Garten darfst du essen, 17 nur nicht von dem Baum, der dich Gut und Böse erkennen lässt. Sobald du davon isst, musst du sterben!«

Read full chapter