Add parallel Print Page Options

11,12 En God zei: ‘Laten er allerlei gewassen, zaaddragende planten en vruchtbomen met zaad in hun vruchten op aarde groeien. De zaden zullen steeds weer planten en bomen voortbrengen.’ Dat gebeurde en ook nu was het goed, zag God. 13 Het werd avond en weer morgen: de derde dag.

14,15 Toen zei God: ‘Ik wil dat er heldere lichten aan de hemel verschijnen om de aarde te verlichten en het verschil tussen dag en nacht aan te geven. Die lichten zullen de vaste tijden regelen en de dagen en jaren aangeven.’ En zo gebeurde het.

Read full chapter

12 Er begon gras op de aarde te groeien en er ontstonden allerlei planten. Elke soort had zijn eigen soort zaad. En de bomen hadden allemaal hun eigen soort vruchten met zaad er in. 13 En God zag dat het goed was. Toen werd het avond en weer ochtend: de derde dag was voorbij.

14 En God zei: "Ik wil dat er lichten aan de hemel komen. Die zullen verschil maken tussen de dag en de nacht. En ze zullen aanwijzingen zijn voor de mensen. Ook zullen ze zorgen voor seizoenen, dagen en jaren.

Read full chapter

12 The land produced vegetation: plants bearing seed according to their kinds(A) and trees bearing fruit with seed in it according to their kinds. And God saw that it was good.(B) 13 And there was evening, and there was morning(C)—the third day.

14 And God said, “Let there be lights(D) in the vault of the sky to separate the day from the night,(E) and let them serve as signs(F) to mark sacred times,(G) and days and years,(H)

Read full chapter

12 And the earth brought forth grass, and herb yielding seed after his kind, and the tree yielding fruit, whose seed was in itself, after his kind: and God saw that it was good.

13 And the evening and the morning were the third day.

14 And God said, Let there be lights in the firmament of the heaven to divide the day from the night; and let them be for signs, and for seasons, and for days, and years:

Read full chapter