Add parallel Print Page Options

Parashah 19: T’rumah (Contribution) 25:1–27:19

25 Adonai said to Moshe, “Tell the people of Isra’el to take up a collection for me — accept a contribution from anyone who wholeheartedly wants to give. The contribution you are to take from them is to consist of gold, silver and bronze; blue, purple and scarlet yarn; fine linen, goat’s hair, tanned ram skins and fine leather; acacia-wood; oil for the light, spices for the anointing oil and for the fragrant incense; onyx stones and other stones to be set, for the ritual vest and breastplate.

“They are to make me a sanctuary, so that I may live among them. You are to make it according to everything I show you — the design of the tabernacle and the design of its furnishings. This is how you are to make it.

10 “They are to make an ark of acacia-wood three-and-three-quarters feet long, two-and-a-quarter feet wide and two-and-a-quarter feet high. 11 You are to overlay it with pure gold — overlay it both inside and outside — and put a molding of gold around the top of it. 12 Cast four gold rings for it, and attach them to its four feet, two rings on each side. 13 Make poles of acacia-wood, and overlay them with gold. 14 Put the poles into the rings on the sides of the ark; you will use them to carry the ark. 15 The poles are to remain in the rings of the ark; they are not to be removed from it. 16 Into the ark you are to put the testimony which I am about to give you.

(ii) 17 “You are to make a cover for the ark out of pure gold; it is to be three-and-three-quarters feet long and two-and-a-quarter feet high. 18 You are to make two k’ruvim of gold. Make them of hammered work for the two ends of the ark-cover. 19 Make one keruv for one end and one keruv for the other end; make the k’ruvim of one piece with the ark-cover at its two ends. 20 The k’ruvim will have their wings spread out above, so that their wings cover the ark, and their faces are toward each other and toward the ark-cover. 21 You are to put the ark-cover on top of the ark.

“Inside the ark you will put the testimony that I am about to give you. 22 There I will meet with you. I will speak with you from above the ark-cover, from between the two k’ruvim which are on the ark for the testimony, about all the orders I am giving you for the people of Isra’el.

23 “You are to make a table of acacia-wood three feet long, eighteen inches wide and eighteen inches high. 24 Overlay it with pure gold, and put a molding of gold around the top of it. 25 Make around it a rim a handbreadth wide, and put a molding of gold around the rim. 26 Make four gold rings for it, and attach the rings to the four corners, near its four legs. 27 The rings to hold the poles used to carry the table are to be placed close to the rim. 28 Make the poles of acacia-wood, overlay them with gold, and use them to carry the table.

29 “Make its dishes, pans, bowls and pitchers of pure gold. 30 On the table you are to place the bread of the presence in my presence always.

(S: iii) 31 “You are to make a menorah of pure gold. It is to be made of hammered work; its base, shaft, cups, ring of outer leaves and petals are to be of one piece with it. 32 It is to have six branches extending from its sides, three branches of the menorah on one side of it and three on the other. 33 On one branch are to be three cups shaped like almond blossoms, each with a ring of outer leaves and petals; likewise on the opposite branch three cups shaped like almond blossoms, each with a ring of outer leaves and petals; and similarly for all six branches extending from the menorah. 34 On the central shaft of the menorah are to be four cups shaped like almond blossoms, each with its ring of outer leaves and petals. 35 Where each pair of branches joins the central shaft is to be a ring of outer leaves of one piece with the pair of branches — thus for all six branches. 36 The rings of outer leaves and their branches are to be of one piece with the shaft. Thus the whole menorah is to be a single piece of hammered work made of pure gold.

37 “Make seven lamps for the menorah, and mount them so as to give light to the space in front of it. 38 Its tongs and trays are to be of pure gold. 39 The menorah and its utensils are to be made of sixty-six pounds of pure gold. 40 See that you make them according to the design being shown you on the mountain.

De geschenken voor het heiligdom

25 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten dat ze voor Mij een geschenk moeten verzamelen. Iedereen die Mij graag iets wil geven, moet dat naar jou brengen. Dit is wat je moet verzamelen: goud, zilver en koper. Blauwe, paarse en rode stof. Fijn linnen en geitenhaar. Rood geverfde schapenvachten, dun leer en acaciahout.[a] Olijf-olie voor het licht en specerijen voor de zalf-olie en de wierook-offers. Edelstenen voor het priesterschort en voor de borsttas van de hogepriester. Laat de mensen voor Mij een heiligdom maken. Daarin zal Ik bij hen wonen. Jullie moeten alles maken volgens het voorbeeld dat Ik je laat zien: de tent, de omheining en alle gereedschappen en voorwerpen in en rond de tent.

De kist van het verbond

10 Maak een kist van acaciahout. Hij moet 2½ el (113 cm) lang, 1½ el (68 cm) breed en 1½ el (68 cm) hoog worden. 11 Bedek die van binnen en van buiten met zuiver goud. Maak er rondom een opstaande gouden rand op. 12 Maak vier gouden ringen en zet die vast aan de vier hoeken bij de grond: twee ringen aan de ene zijkant en twee ringen aan de andere zijkant. 13 Maak draagstokken van acaciahout en bedek ze met goud. 14 Steek de draagstokken in de ringen die aan de zijkanten van de kist zitten. Daarmee moet de kist worden gedragen. 15 De draagstokken moeten altijd in de ringen blijven zitten. Ze mogen er niet uit gehaald worden.

16 Leg in de kist de platte stenen van het verbond die Ik je zal geven. 17 Maak van zuiver goud een deksel voor de kist. Dat is het vergevings-deksel. Het deksel moet 2½ el (113 cm) lang en 1½ el (68 cm) breed worden. 18 Maak twee engelen van massief goud, één aan elke kant van het deksel. 19 Zet één engel op de linkerkant en één engel op de rechterkant van het deksel. Dus één aan elke kant. 20 De engelen moeten hun twee vleugels naar boven uitspreiden en daarmee het deksel verbergen. Ze moeten met hun gezichten naar elkaar toe staan en in de richting van het deksel kijken.

21 Leg in de kist de platte stenen van het verbond die Ik je zal geven. Leg daarna het deksel op de kist. 22 Dáár zal Ik bij je komen. Ik zal met je spreken vanaf het vergevings-deksel, van tussen de twee engelen op de kist waarin de platte stenen van het verbond liggen. Ik zal daar met jou over alles spreken wat het volk moet weten.

De tafel

23 Maak een tafel van acaciahout. Hij moet 2 el (90 cm) lang, 1 el (45 cm) breed en 1½ el (68 cm) hoog worden. 24 Bedek hem met zuiver goud en maak er rondom een opstaande gouden rand op. 25 Maak die rand eerst van hout en bedek hem met goud. De rand moet 1 handbreedte (7½ cm) hoog zijn. 26 Maak vier gouden ringen en zet die vast aan de vier poten op de hoeken. 27 De ringen moeten dicht bij de bovenrand zitten. Daar moeten draagstokken doorheen worden gestoken. 28 Maak die draagstokken van acaciahout en bedek ze met goud. Daarmee moet de tafel worden gedragen. 29 Maak van zuiver goud schotels voor de broden, schalen voor de wierook, kannen voor de wijn en kommen voor het bloed. Ze komen op de tafel te staan. 30 Op de tafel moet je altijd broden voor Mij neerleggen.

De kandelaar

31 Maak een kandelaar van zuiver, massief goud. De middelste steel, de zijarmen en de lamphouders met bloemknoppen en bloesems moeten uit één stuk worden gemaakt. 32 Er moeten zes armen uit de zijkanten van de middelste steel komen: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. 33 Op elke arm komt een lamphouder in de vorm van drie amandelen, met een amandelbloesem en een bloemknop. De zes armen van de kandelaar moeten allemaal hetzelfde worden. 34 Maar op de middelste steel van de kandelaar komt een lamphouder in de vorm van vier amandelen, met amandelbloesems en bloemknoppen. 35 Ook onder het eerste, tweede en derde paar armen die uit de kandelaar komen, komt een bloemknop op de plaats waar de armen uit de middelste steel komen. Alle zes armen van de kandelaar moeten er hetzelfde uitzien. 36 De bloesems, de bloemknoppen, de armen en de kandelaar moeten één geheel zijn en gemaakt van zuiver goud.

37 Maak zeven olielampen. Zet die lampen zó op de lamphouders van de kandelaar, dat het licht naar de voorkant schijnt. 38 Maak de scharen waarmee de lonten worden geknipt en de lampendovers ook van zuiver goud. 39 Dit moet allemaal samen van 1 talent zuiver goud (30 kilo) worden gemaakt. 40 Let op dat je alles maakt volgens het voorbeeld dat Ik je op de berg heb laten zien.

Footnotes

  1. Exodus 25:5 De acacia is een sterke, algemeen voorkomende woestijnplant op een stam. Acaciahout (ook wel: sittimhout) is hard, niet erg buigzaam en moeilijk te bewerken.