Add parallel Print Page Options

23 “You are not to repeat false rumors; do not join hands with the wicked by offering perjured testimony. Do not follow the crowd when it does what is wrong; and don’t allow the popular view to sway you into offering testimony for any cause if the effect will be to pervert justice. On the other hand, don’t favor a person’s lawsuit simply because he is poor.

“If you come upon your enemy’s ox or donkey straying, you must return it to him. If you see the donkey which belongs to someone who hates you lying down helpless under its load, you are not to pass him by but to go and help him free it.

(v) “Do not deny anyone justice in his lawsuit simply because he is poor. Keep away from fraud, and do not cause the death of the innocent and righteous; for I will not justify the wicked. You are not to receive a bribe, for a bribe blinds the clearsighted and subverts the cause of the righteous.

“You are not to oppress a foreigner, for you know how a foreigner feels, since you were foreigners in the land of Egypt.

10 “For six years, you are to sow your land with seed and gather in its harvest. 11 But the seventh year, you are to let it rest and lie fallow, so that the poor among your people can eat; and what they leave, the wild animals in the countryside can eat. Do the same with your vineyard and olive grove.

12 “For six days, you are to work. But on the seventh day, you are to rest, so that your ox and donkey can rest, and your slave-girl’s son and the foreigner be renewed.

13 “Pay attention to everything I have said to you; do not invoke the names of other gods or even let them be heard crossing your lips.

14 “Three times a year, you are to observe a festival for me. 15 Keep the festival of matzah: for seven days, as I ordered you, you are to eat matzah at the time determined in the month of Aviv; for it was in that month that you left Egypt. No one is to appear before me empty-handed. 16 Next, the festival of harvest, the firstfruits of your efforts sowing in the field; and last, the festival of ingathering, at the end of the year, when you gather in from the fields the results of your efforts. 17 Three times a year all your men are to appear before the Lord, Adonai.

18 “You are not to offer the blood of my sacrifice with leavened bread, nor is the fat of my festival to remain all night until morning.

19 “You are to bring the best firstfruits of your land into the house of Adonai your God.

“You are not to boil a young animal in its mother’s milk.

(vi) 20 “I am sending an angel ahead of you to guard you on the way and bring you to the place I have prepared. 21 Pay attention to him, listen to what he says and do not rebel against him; because he will not forgive any wrongdoing of yours, since my name resides in him. 22 But if you listen to what he says and do everything I tell you, then I will be an enemy to your enemies and a foe to your foes. 23 When my angel goes ahead of you and brings you to the Emori, Hitti, P’rizi, Kena‘ani, Hivi and Y’vusi, I will make an end of them. 24 You are not to worship their gods, serve them or follow their practices; rather, you are to demolish them completely and smash their standing-stones to pieces.

25 “You are to serve Adonai your God; and he will bless your food and water. I will take sickness away from among you. (vii) 26 In your land your women will not miscarry or be barren, and you will live out the full span of your lives. 27 I will send terror of me ahead of you, throwing into confusion all the people to whom you come; and I will make all your enemies turn their backs on you. 28 I will send hornets ahead of you to drive out the Hivi, Kena‘ani and Hitti from before you. 29 I will not drive them out from before you in one year, which would cause the land to become desolate and the wild animals too many for you. 30 I will drive them out from before you gradually, until you have grown in number and can take possession of the land. 31 I will set your boundaries from the Sea of Suf to the sea of the P’lishtim and from the desert to the [Euphrates] River, for I will hand the inhabitants of the land over to you, and you will drive them out from before you. 32 You are not to make a covenant with them or with their gods. 33 They are not to live in your land; otherwise they will make you sin against me by ensnaring you to serve their gods.”

Wetten over het omgaan met elkaar

23 Je mag geen dingen rondvertellen over andere mensen die niet waar zijn.

Doe niet mee met slechte mensen zodat iemand die schuldig is, wordt vrijgesproken, of iemand die onschuldig is, wordt veroordeeld.

Als het grootste deel van de mensen iets slechts doet, doe dan toch niet met hen mee. Praat in een rechtszaak niet mee met de anderen als wat zij zeggen niet waar is. Want zij proberen een onschuldig mens te laten veroordelen of een schuldig mens te laten vrijspreken. Ook mogen jullie iemand die arm is niet lichter straffen dan iemand die rijk is.

Als je een weggelopen koe of ezel van je vijand vindt, moet je het dier terugbrengen. Als je ziet dat de ezel van je vijand te zwaar beladen is en in elkaar zakt, mag je de man niet met het probleem laten zitten omdat hij je vijand is. Je moet hem helpen met het afladen van de ezel.

Je mag arme mensen niet oneerlijk behandelen in hun rechtszaken. Je mag de feiten niet verdraaien. Je mag iemand die onschuldig is niet ter dood veroordelen. Want mensen die dat doen, zal Ik zeker straffen. Je mag je niet laten omkopen. Want als je je laat omkopen, doe je je ogen dicht voor de waarheid. Dan worden er onschuldige mensen veroordeeld.

Je mag vreemdelingen niet slecht behandelen. Want je weet hoe het is om een vreemdeling te zijn. Jullie zijn zelf immers vreemdelingen geweest in Egypte.

10 Je mag je land zes jaar achter elkaar inzaaien en de oogst binnenhalen. 11 Maar in het zevende jaar moet je het land laten liggen zoals het is. Je moet het met rust laten. Wat er nog vanzelf opkomt, is voor de arme mensen. En wat zij laten staan, is voor de wilde dieren. Hetzelfde moet je doen met je wijngaarden en olijfbomen.

12 Je mag zes dagen per week werken. Maar op de zevende dag moet je uitrusten. Dan kunnen ook je koe en je ezel uitrusten. En de zoon van je slavin en de vreemdeling die als knecht voor je werkt kunnen weer op adem komen.

13 Jullie moeten precies doen wat Ik jullie heb gezegd. Jullie mogen de naam van andere goden niet eens noemen. Ik wil die niet uit jullie mond horen.

De drie grote feesten

14 Drie keer per jaar moeten jullie voor Mij feestvieren. 15 Jullie moeten in de maand Abib het Feest van de Ongegiste Broden vieren (= het Paasfeest met de zeven dagen daarna), op de dag die Ik jullie gezegd heb. Dan moeten jullie zeven dagen lang ongegist brood eten, zoals Ik jullie heb bevolen. Dat moeten jullie doen vanaf de 14e dag van die maand, want toen zijn jullie uit Egypte vertrokken. Maar jullie mogen op dit feest niet zonder geschenk bij Mij komen, maar moeten Mij een offer brengen.

16 Ook moeten jullie het oogstfeest vieren. Dat moeten jullie vieren wanneer jullie het eerste deel van de oogst van jullie akkers hebben binnen gehaald (Dit is het Wekenfeest).

En aan het eind van het jaar moeten jullie weer een oogstfeest vieren,[a] wanneer jullie de hele oogst van jullie akkers hebben binnengehaald.

17 Dus drie keer per jaar moeten alle mannen bij Mij komen om voor Mij feest te vieren.

Regels over de offers

18 Jullie mogen bij het bloed van de dieren die jullie aan Mij offeren, niets offeren wat met gist is klaargemaakt.

Het vet van de dieren die jullie Mij offeren als feest-offer mag niet overblijven tot de volgende dag.

19 Jullie moeten het beste van het eerste deel van de oogst in mijn huis brengen.

Jullie mogen een jong geitje niet koken in de melk van zijn moeder.

Beloften van God aan het volk

20 Ik stuur een engel voor jullie uit. Hij zal jullie onderweg beschermen. Hij zal jullie naar de plaats brengen die Ik heb uitgekozen. 21 Let op hem en luister naar hem. Wees hem niet ongehoorzaam. Want hij zal het jullie niet vergeven als jullie ongehoorzaam zijn. Want hij spreekt namens Mij. 22 Maar als jullie naar hem luisteren en alles doen wat Ik zeg, zal Ik een vijand van jullie vijanden zijn en een tegenstander van jullie tegenstanders. 23 Mijn engel zal voor jullie uit gaan en jullie brengen naar het land van de Amorieten, de Hetieten, de Perezieten, de Kanaänieten, de Hevieten en de Jebusieten. En Ik zal hen voor jullie vernietigen.

24 Ga niet de goden van die volken aanbidden en dienen. Doe niet de dingen die die volken doen. Maar vernietig hun godenbeelden en sla hun heilige stenen kapot. 25 Dien en aanbid Mij, jullie Heer en God. Dan zal Ik jullie brood en jullie water zegenen en zal Ik ervoor zorgen dat niemand van jullie ziek wordt. 26 Er zullen geen kinderen dood worden geboren en er zullen geen vrouwen zijn die geen kinderen kunnen krijgen. En jullie zullen allemaal lang leven.

27 Ik zal ervoor zorgen dat de volken bang voor jullie zullen zijn. Elk volk waar jullie mee te maken krijgen, zal in paniek raken. Ik zal ervoor zorgen dat al jullie vijanden voor jullie zullen vluchten. 28 Ik zal grote wespen voor jullie uit sturen, zodat de Hevieten, Kanaänieten en Hetieten daarvoor zullen vluchten. 29 Maar Ik zal die volken niet in één jaar voor jullie wegjagen. Als Ik dat wel deed, zou het land een wildernis worden doordat het te groot voor jullie is om voor te zorgen. Er zouden dan te veel wilde dieren komen. 30 Daarom zal Ik hen beetje bij beetje verjagen. Totdat jullie volk zó groot is geworden, dat jullie het hele land kunnen bezitten. 31 Ik zal jullie al het land geven vanaf de Rietzee tot aan de zee van de Filistijnen en vanaf de woestijn tot aan de rivier. Want Ik zal ervoor zorgen dat jullie de bewoners van dit land kunnen verslaan. Jaag hen uit het land weg. 32 Jullie mogen geen enkel verbond met hen sluiten, en ook niet met hun goden. 33 Ze mogen niet in het land blijven wonen. Want door hen zouden jullie ongehoorzaam aan Mij worden en hun goden gaan aanbidden en dienen. Dan zou het slecht met jullie aflopen."

Footnotes

  1. Exodus 23:16 Dat is het Loofhuttenfeest. Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Israëlieten vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd. Lees Leviticus 23:33-36.

Andere wetten

23 ‘U mag geen valse geruchten verspreiden. Help een schuldige niet door als getuige iets te verklaren, waarvan u weet dat het niet waar is. 2,3 Als alle mensen het slechte pad opgaan, moet u zich niet bij hen voegen. Doe dat ook niet als u in een rechtszaak moet getuigen, want dan doet u het recht geweld aan. Getuig ook niet in het voordeel van iemand, alleen omdat hij arm is.

Als u ergens een verdwaald rund of een verdwaalde ezel van uw vijand ziet lopen, breng het dier dan terug bij zijn eigenaar. Als u ziet dat de ezel van uw vijand onder een zware lading is bezweken, laat die man dan niet in zijn eentje zwoegen, maar help hem de vracht af te laden en de ezel weer overeind te krijgen.

U mag iemand in een rechtszaak niet benadelen, omdat hij arm is. Werk nooit mee aan een valse beschuldiging van iemand, laat nooit een onschuldige ter dood veroordelen, want Ik weet precies wie wel en wie niet schuldig is. Neem geen steekpenningen aan, want steekpenningen staan een eerlijk oordeel in de weg en kunnen een onschuldige benadelen. Buit vreemdelingen niet uit, want u weet wat het is om vreemdeling te zijn, omdat u zelf vreemdelingen in Egypte bent geweest.

10 Zes jaar achtereen kunt u uw land inzaaien en de oogst binnenhalen, 11 maar het zevende jaar moet u het land met rust laten en braak laten liggen. De armen kunnen eventuele gewassen oogsten en de rest is voor de dieren. Datzelfde geldt voor uw wijngaarden en olijfbomen. 12 Zes dagen mag u werken, maar op de zevende dag moet u rusten, zodat ook uw runderen en ezels op adem kunnen komen en de leden van uw huishouding—de slaven en bezoekers—kunnen uitrusten.

13 Doe uw best u aan al deze regels te houden, roep nooit een andere god aan.

14 Driemaal per jaar moet u feest vieren ter ere van Mij. 15 Het eerste is het Feest van de Ongezuurde Broden, zeven dagen lang moet u ongezuurde broden eten, zoals Ik heb bevolen. Dit feest wordt elk jaar gevierd in de maand Abib, de maand waarin u Egypte verliet. Op dat feest moet iedereen Mij een offer brengen. 16 Het tweede is het Oogstfeest of Pinksterfeest, waarbij u Mij de eerste opbrengst van uw oogst aanbiedt. Het derde feest is het Inzamelingsfeest of Loofhuttenfeest, dat u viert wanneer de hele oogst binnen is. 17 Op deze drie jaarlijkse feesten moeten alle mannen van Israël verschijnen voor de Oppermachtige Here.

18 Het bloed van een offerdier mag niet samen met iets gezuurds worden geofferd, het vet van mijn feestoffer mag niet blijven liggen tot de volgende morgen. 19 Bij het begin van de oogst moet u het beste deel daarvan bij de Here, uw God, brengen. U mag een jong bokje niet koken in de melk van zijn moeder.

20 Ik stuur een Engel voor u uit om u veilig naar het land te brengen dat Ik voor u heb bestemd. 21 Houd Hem in ere, gehoorzaam Hem en spreek Hem niet tegen, want Hij zal u dat niet vergeven, Hij is mijn vertegenwoordiger en draagt mijn naam. 22 Maar als u goed naar Hem luistert, Hem gehoorzaamt en alles doet wat Ik zeg, dan zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en allen die u verdrukten zal Ik in verdrukking brengen. 23 Want mijn Engel zal vóór u uit gaan en u brengen in het land van de Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten en Jebusieten. Ik zal die volken vernietigen.

24 U mag de goden van die volken niet aanbidden noch een offer brengen. Volg niet het voorbeeld van deze heidense volken, u moet hen tot het bittere einde bestrijden en hun afgodsbeelden aan stukken slaan. 25 U zult alleen de Here, uw God, vereren. Als u dat doet, zal Ik u zegenen met brood en water en de ziekten bij u wegnemen. 26 Geen enkele vrouw in uw land zal een miskraam krijgen of onvruchtbaar zijn en u zult een lang leven hebben.

27 Het ontzag voor God zal Ik voor u doen uitgaan en dat zal paniek zaaien onder de volken door wiens landen u trekt. Zij zullen zelfs op de vlucht slaan! 28 Bovendien stuur Ik horzels voor u uit die de Chiwwieten, Kanaänieten en Hethieten op de vlucht zullen jagen. 29 Dat zal Ik niet in één jaar doen, anders wordt het land een woestenij en komen er te veel wilde dieren. 30 Stukje bij beetje zal Ik hen voor u uitdrijven, net zolang tot uw volk groot genoeg is om het land in bezit te nemen. 31 De grenzen van uw land zullen van de Rietzee tot aan de zee bij de Filistijnen lopen en van de zuidelijke woestijn tot aan de Eufraat. U zult de inwoners van dat land in uw macht krijgen en uit het land verdrijven. 32 U mag geen verbond met hen of met hun afgoden sluiten. 33 En laat hen vooral niet bij u blijven! Hun heidense gewoonten en hun afgoden mogen u niet besmetten, zodat u tegen Mij gaat zondigen. Denk niet dat u daartegen wel bestand bent, want dat is niet zo. Het is een sluipend gevaar.’