Add parallel Print Page Options

“Now this is the mitzvah, the laws and rulings which Adonai your God ordered me to teach you for you to obey in the land you are crossing over to possess, so that you will fear Adonai your God and observe all his regulations and mitzvot that I am giving you — you, your child and your grandchild — as long as you live, and so that you will have long life. Therefore listen, Isra’el, and take care to obey, so that things will go well with you, and so that you will increase greatly, as Adonai, the God of your ancestors, promised you by giving you a land flowing with milk and honey.

(A:vi, S: v) Sh’ma, Yisra’el! Adonai Eloheinu, Adonai echad [Hear, Isra’el! Adonai our God, Adonai is one]; and you are to love Adonai your God with all your heart, all your being and all your resources. These words, which I am ordering you today, are to be on your heart; and you are to teach them carefully to your children. You are to talk about them when you sit at home, when you are traveling on the road, when you lie down and when you get up. Tie them on your hand as a sign, put them at the front of a headband around your forehead, and write them on the door-frames of your house and on your gates.

(S: vi) 10 “When Adonai your God has brought you into the land he swore to your ancestors Avraham, Yitz’chak and Ya‘akov that he would give you — cities great and prosperous, which you didn’t build; 11 houses full of all sorts of good things, which you didn’t fill; water cisterns dug out, which you didn’t dig; vineyards and olive trees, which you didn’t plant — and you have eaten your fill; 12 then be careful not to forget Adonai, who brought you out of the land of Egypt, where you lived as slaves. 13 You are to fear Adonai your God, serve him and swear by his name. 14 You are not to follow other gods, chosen from the gods of the peoples around you; 15 because Adonai, your God, who is here with you, is a jealous God. If you do, the anger of Adonai your God will flare up against you and he will destroy you from the face of the earth. 16 Do not put Adonai your God to the test, as you tested him at Massah [testing]. 17 Observe diligently the mitzvot of Adonai your God, and his instructions and laws which he has given you. 18 You are to do what is right and good in the sight of Adonai, so that things will go well with you, and you will enter and possess the good land Adonai swore to your ancestors, 19 expelling all your enemies ahead of you, as Adonai said.

20 “Some day your child will ask you, ‘What is the meaning of the instructions, laws and rulings which Adonai our God has laid down for you?’ 21 Then you will tell your child, ‘We were slaves to Pharaoh in Egypt, and Adonai brought us out of Egypt with a strong hand. 22 Adonai worked great and terrible signs and wonders against Egypt, Pharaoh and all his household, before our very eyes. 23 He brought us out from there in order to bring us to the land he had sworn to our ancestors that he would give us. 24 Adonai ordered us to observe all these laws, to fear Adonai our God, always for our own good, so that he might keep us alive, as we are today. 25 It will be righteousness for us if we are careful to obey all these mitzvot before Adonai our God, just as he ordered us to do.’”

Het allerbelangrijkste is, om van God te houden

Dit zijn de wetten en leefregels die ik jullie van de Heer God moet leren. Daar moeten jullie je aan houden als jullie straks in het land wonen dat jullie nu gaan veroveren. Want dan zullen jullie diep ontzag hebben voor jullie Heer God. En jullie zullen ontzag hebben voor al zijn wetten die ik jullie geef. Jullie, jullie kinderen en jullie kleinkinderen moeten zich daaraan houden, alle dagen van je leven. Want dan zullen jullie lang leven.

Luister dus, Israël, en houd je hier ijverig aan. Dan zal het goed met jullie gaan. Dan zullen jullie een heel groot volk worden in een prachtig en vruchtbaar land. Want dat heeft de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, beloofd.

Luister, Israël, de Heer is onze God. De Heer is Eén.[a] Houd van Hem met je hele hart, je hele ziel en alles wat je hebt. Bewaar in je hart wat ik jullie vandaag leer. Leer het aan je kinderen. Praat er met hen over als je thuis bent, als je onderweg bent, als je opstaat en als je naar bed gaat. Bind het als een teken om je pols en als een herinnering om je voorhoofd. Schrijf het op de deurposten van jullie huizen en op de poorten van jullie steden.

10 Jullie Heer God zal jullie in het land brengen, zoals Hij aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd. Hij zal jullie grote, goede steden geven die jullie niet hebben gebouwd. 11 En huizen vol met allerlei spullen die jullie daar niet hebben neergezet. En waterputten die jullie niet hebben uitgehakt. En wijngaarden en olijfbomen die jullie niet hebben geplant. Jullie zullen meer dan genoeg te eten hebben. 12 Wanneer het dan zo goed met jullie gaat, pas er dan voor op dat jullie de Heer niet vergeten. Want Hij heeft jullie uit de slavernij in Egypte bevrijd. 13 Blijf diep ontzag voor Hem hebben. Dien alleen Hem en zweer alleen bij Hem. 14 Ga niet de goden van de volken om jullie heen aanbidden. 15 Want jullie Heer God is een jaloers God en Hij wil niet dat jullie andere goden aanbidden. Zorg ervoor dat Hij niet zó boos op jullie wordt, dat Hij jullie van de aardbodem wegveegt.

16 Daag jullie Heer God niet uit, zoals jullie bij Massa hebben gedaan.[b] 17 Houd je heel precies aan de wetten en leefregels die de Heer God aan jullie heeft gegeven. 18 Leef zoals de Heer het wil. Dan zal het goed met jullie gaan. Dan zullen jullie het prachtige land binnengaan dat de Heer aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd. En het zal van jullie zijn. 19 Jullie zullen alle vijanden kunnen wegjagen, zoals de Heer heeft beloofd.

20 Als jullie kinderen later aan jullie vragen: 'Wat zijn dat voor wetten en leefregels die onze Heer God aan jullie heeft gegeven?' 21 dan moeten jullie antwoorden: 'We waren slaven van de farao in Egypte. Maar de Heer heeft ons daar op een machtige manier bevrijd. 22 Hij heeft ons grote wonderen laten zien: rampen die Egypte, de farao en zijn hele familie vernietigden. 23 Maar ons heeft Hij van daar meegenomen. Hij heeft ons naar het land gebracht dat Hij aan onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob had beloofd. En Hij heeft dat land aan ons gegeven. 24 De Heer beval ons om ons aan al deze wetten en leefregels te houden. We moeten diep ontzag voor Hem hebben. Dan zal het voor altijd goed met ons gaan. En Hij zal ervoor zorgen dat we in leven blijven, zoals we vandaag ook in leven zijn. 25 Als we ons heel precies aan al die wetten houden, leven we zoals Hij het wil. Dan zullen we dicht bij onze Heer God zijn. Dat heeft Hij ons beloofd.'

Footnotes

  1. Deuteronomium 6:4 'God is Eén' betekent dat God betrouwbaar is en altijd dezelfde is. Als Hij iets zegt, is het zo. Als Hij iets belooft, doet Hij het ook. Hij heeft altijd dezelfde mening. Lees ook Jakobus 1:17.
  2. Deuteronomium 6:16 Lees Exodus 17:1-7.