Deuteronomium 14:3-20
BasisBijbel
3 Eet niets wat de Heer walgelijk vindt. 4 Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: koeien, schapen, geiten, 5 herten, reeën, antilopen, steenbokken, dassen, wilde buffels en gemzen. 6 Dus alle dieren die gespleten hoeven hebben (namelijk hoeven die helemaal in tweeën zijn gedeeld) en die herkauwen. 7 Maar de volgende dieren mogen jullie niet eten: kamelen, hazen en konijnen. Zij herkauwen wel,[a] maar hebben geen gespleten hoeven. Zij zijn onrein voor jullie. 8 Ook varkens mogen jullie niet eten, want die hebben wel gespleten hoeven, maar herkauwen niet. Ze zijn onrein voor jullie. Jullie mogen ze niet eten. En als jullie ze ergens dood vinden, mogen jullie ze niet aanraken.
9 Van de dieren die in het water leven, mogen jullie alle dieren eten die vinnen én schubben hebben. 10 Maar jullie mogen geen waterdieren eten die geen vinnen of geen schubben hebben. Die dieren zijn onrein voor jullie.
11 Alle reine vogels mogen jullie eten. 12 Maar de volgende vogels mogen jullie niet eten: arenden, haviken, zeearenden, 13 wouwen, alle soorten gieren 14 en alle soorten kraaien. 15 Ook geen struisvogels, koekoeken en alle soorten sperwers. 16 Ook geen uilen, kauwtjes, 17 roerdompen, pelikanen en aalscholvers, 18 ooievaars en alle soorten reigers, hoppen en vleermuizen. 19 Ook alle insecten zijn onrein voor jullie.[b] Jullie mogen die niet eten. 20 Maar alle reine vogels mogen jullie eten.
Read full chapterFootnotes
- Deuteronomium 14:7 Konijnen en hazen herkauwen hun eten op een andere manier dan koeien. Ze eten hun eigen keutels op, voor een tweede ronde door hun darmstelsel. Omdat ze dus poep eten, noemt God ze onrein.
- Deuteronomium 14:19 Heel veel insecten zijn vlees-eters en aas-eters. Ze brengen gemakkelijk ziekten over. Alleen sprinkhanen mochten wel gegeten worden, omdat dat planten-eters zijn. Lees Leviticus 11:20-22.
Deuteronomy 14:3-20
New International Version
3 Do not eat any detestable thing.(A) 4 These are the animals you may eat:(B) the ox, the sheep, the goat,(C) 5 the deer,(D) the gazelle, the roe deer, the wild goat,(E) the ibex, the antelope and the mountain sheep.[a] 6 You may eat any animal that has a divided hoof and that chews the cud. 7 However, of those that chew the cud or that have a divided hoof you may not eat the camel, the rabbit or the hyrax. Although they chew the cud, they do not have a divided hoof; they are ceremonially unclean for you. 8 The pig is also unclean; although it has a divided hoof, it does not chew the cud. You are not to eat their meat or touch their carcasses.(F)
9 Of all the creatures living in the water, you may eat any that has fins and scales. 10 But anything that does not have fins and scales you may not eat; for you it is unclean.
11 You may eat any clean bird. 12 But these you may not eat: the eagle, the vulture, the black vulture, 13 the red kite, the black kite, any kind(G) of falcon,(H) 14 any kind of raven,(I) 15 the horned owl, the screech owl, the gull, any kind of hawk, 16 the little owl, the great owl, the white owl, 17 the desert owl,(J) the osprey, the cormorant, 18 the stork, any kind of heron, the hoopoe and the bat.
19 All flying insects are unclean to you; do not eat them. 20 But any winged creature that is clean you may eat.(K)
Footnotes
- Deuteronomy 14:5 The precise identification of some of the birds and animals in this chapter is uncertain.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.