Amos 7
BasisBijbel
Sprinkhanen
7 De Heer liet mij iets zien. Ik zag het vóór me als in een droom. Ik zag dat de Heer sprinkhanen maakte. Het was in de tijd dat het gras voor de koning al gemaaid was en voor de tweede keer hoog stond. 2 Toen de sprinkhanen het laatste groen van het land opvraten, riep ik tot de Heer: "Heer, vergeef het volk alstublieft! Hoe kan Israël anders blijven bestaan? Het is maar zo klein!" 3 Toen veranderde de Heer zijn plannen en zei: "Goed. Ik zal het niet doen."
Een grote brand
4 Toen liet de Heer mij weer iets zien alsof ik droomde. Ik zag dat de Heer een grote brand liet komen om het volk te straffen. Door de hitte van het vuur verdampte al het water in de diepte. Het vuur verbrandde een groot deel van het land. 5 Toen riep ik: "Heer, houd alstublieft op! Hoe kan Israël anders blijven bestaan? Het is maar zo klein!" 6 Toen veranderde de Heer zijn plannen en zei: "Goed. Ook dit zal Ik niet doen."
Het paslood
7 Toen liet de Heer mij weer iets zien alsof ik droomde. De Heer stond op een muur die loodrecht overeind stond. Hij had een paslood in zijn hand.[a] 8 Toen vroeg de Heer mij: "Amos, wat zie je?" Ik antwoordde: "Een paslood." Toen zei de Heer: "Ik ga met mijn paslood Israël opmeten. Alles wat niet goed is, maar slecht, zal Ik weghalen. Ik zal niet langer medelijden met hen hebben. 9 De altaren en heiligdommen in Israël zal Ik verwoesten. En Ik zal de familie van Jerobeam straffen met het zwaard."[b]
Amos wordt weggejaagd
10 Amazia, de priester van het gouden kalf in Bet-El, stuurde een boodschap naar koning Jerobeam van Israël. Hij schreef: "Amos smeedt een samenzwering tegen u. Hij stookt de mensen tegen u op. 11 Want hij zegt dat u door het zwaard zal worden gedood en dat de bewoners van Israël gevangen meegenomen zullen worden naar een ander land." 12 En tegen Amos zei Amazia: "Profeet, ga weg! Ga maar terug naar Juda. Ga daar maar je brood verdienen en profeteren. 13 Maar profeteer niet meer in Bet-El. Want dit heiligdom is van de koning. Deze tempel is van de overheid." 14 Maar Amos antwoordde hem: "Ik ben eigenlijk geen profeet. Ik ben ook geen zoon van een profeet. Ik had vee en ik verzamelde wilde vijgen. 15 Maar de Heer haalde mij bij mijn vee vandaan en zei tegen mij: 'Ik wil dat je tegen mijn volk Israël profeteert.' 16 Luister nu naar wat de Heer zegt. Jij zegt tegen mij: 'Je mag niet langer tegen Israël profeteren.' 17 Daarom zegt de Heer nu tegen jou: 'Je vrouw zal hoer worden in de stad. Je zonen en dochters zullen door het zwaard worden gedood. Je akkers zullen worden verdeeld. Jijzelf zal in een ver land sterven. En de bewoners van Israël zullen gevangen meegenomen worden naar een ander land."
Footnotes
- Amos 7:7 Met een paslood kun je meten of iets loodrecht overeind staat. Het is in feite een ouderwets soort waterpas.
- Amos 7:9 Koning Jerobeam had immers de afgodendienst met de gouden kalveren bedacht. Lees 1 Koningen 12:26-29.
Amos 7
Het Boek
Het visioen van het paslood
7 Het volgende liet de Oppermachtige Here mij in een visioen zien: Hij was bezig een enorme zwerm sprinkhanen te vormen die na de eerste oogst, die als belasting naar de koning ging, alle weer opkomende gewassen moest verwoesten. 2 Zij vraten elk sprietje op. Toen zei ik: ‘Here God, vergeef uw volk toch alstublieft! Stuur deze plaag niet! Als U zich tegen Israël keert, blijft niemand meer op de been. Israël is maar zo klein!’ 3 De Here zag er inderdaad vanaf en liet het visioen geen werkelijkheid worden. ‘Het zal niet gebeuren,’ zei Hij tegen mij.
4 Toen liet de Oppermachtige Here mij een groot vuur zien dat Hij had gereedgemaakt om hen te straffen, dit vuur had alle wateren laten opdrogen en was nu bezig het hele land te vernietigen. 5 Ik zei toen: ‘Och, Oppermachtige Here, doe dit toch alstublieft niet. Wie kan standhouden als U zich tegen hen keert? Israël is maar zoʼn klein volk!’ 6 Toen liet de Here ook dit plan varen en zei: ‘Ook dit zal niet gebeuren.’
7 Daarna toonde Hij mij het volgende: de Here stond bij een muur die met behulp van een paslood was gebouwd en controleerde het bouwsel met het paslood om te zien of hij wel recht was. 8 De Here zei tegen mij: ‘Amos, wat ziet u?’ Ik antwoordde: ‘Een paslood.’ Hij antwoordde: ‘Ik zal mijn volk Israël controleren met een paslood. Ik zal de straf niet langer uitstellen. 9 De afgodenaltaren en tempels van Israël zullen verwoest worden en het koningshuis van Jerobeam zal Ik met het zwaard uitroeien.’
10 Maar toen de priester Amazia uit Betel de woorden van Amos hoorde, stuurde hij snel de volgende boodschap naar koning Jerobeam: ‘Amos is een landverrader en beraamt een aanslag op uw leven. Dat kunnen we niet toelaten. Het hele land zal in opstand komen. 11 Want Amos zegt dat u zult worden gedood en dat het hele volk Israël als balling en slaaf naar een ver land zal worden weggevoerd.’ 12 Vervolgens ging Amazia naar Amos en zei: ‘Maak dat je hier wegkomt, profeet! Vlucht maar naar Juda en ga daar maar profeteren! 13 Val ons hier niet lastig met je visioenen, in elk geval niet hier in de hoofdstad, waar het heiligdom van de koning staat!’ 14 Maar Amos antwoordde: ‘Ik ben niet echt een van de profeten. Ik kom ook niet uit een profetenfamilie. Ik ben gewoon een herder en fruitplukker. 15 Maar de Here haalde mij weg uit het herdersbestaan en zei: “U moet gaan profeteren voor mijn volk Israël.” 16 Luister daarom nu naar deze boodschap van de Here aan u. U zegt: “Profeteer niet tegen Israël.” 17 Het antwoord van de Here daarop is: “Vanwege uw overspel zal uw vrouw een prostituee worden in deze stad, zullen uw zonen en dochters worden gedood en zal uw land worden verdeeld. U zult zelf in een heidens land op onreine bodem sterven en de inwoners van Israël zullen zonder enige twijfel slaven in ballingschap worden, ver van hun vaderland.” ’
Amos 7
Ang Salita ng Dios (Tagalog Contemporary Bible)
Ang Pangitain ni Amos tungkol sa Balang, Apoy at Hulog
7 Ito ang ipinakita sa akin ng Panginoong Dios: Nakita kong nagtipon siya ng napakaraming balang. Nangyari ito matapos maibigay sa hari ang kanyang parte mula sa unang ani sa bukid. At nang magsisimula na ang pangalawang ani,[a] 2 nakita kong kinain ng mga balang ang lahat ng tanim at walang natira. Kaya sinabi ko, “Panginoong Dios, nakikiusap po ako na patawarin nʼyo na ang mga lahi ni Jacob. Paano sila mabubuhay kung parurusahan nʼyo sila? Mahina po sila at walang kakayahan.” 3 Kaya nagbago ang isip ng Panginoon at kanyang sinabi, “Hindi na mangyayari ang nakita mo.”
4 May ipinakita pa ang Panginoong Dios sa akin: Nakita kong naghahanda siya upang parusahan ang kanyang mga mamamayan sa pamamagitan ng apoy. Pinatuyo ng apoy ang pinanggagalingan ng tubig sa ilalim ng lupa, at sinunog ang lahat ng nandoon sa lupain ng Israel. 5 Kaya sinabi ko, “Panginoong Dios, nakikiusap po ako sa inyo na huwag nʼyong gawin iyan. Paano mabubuhay ang mga lahi ni Jacob kung gagawin nʼyo po iyan? Mahina po sila at walang kakayahan.” 6 Kaya nagbago ang isip ng Panginoon at sinabi niya, “Hindi na mangyayari ang nakita mo.”
7 Ito pa ang ipinakita sa akin ng Panginoong Dios: Nakita ko ang Panginoon na nakatayo malapit sa pader at may hawak na hulog[b] na ginagamit para malaman kung tuwid ang pagkagawa ng pader. 8 Tinanong ako ng Panginoon, “Amos, ano ang nakikita mo?” Sumagot ako, “Hulog po.” Sinabi niya sa akin, “Batay sa aking panukat, hindi matuwid ang buhay ng mga mamamayan kong Israelita. Kaya ngayon hindi ko na sila kaaawaan. 9 Gigibain ko ang mga sambahan sa matataas na lugar[c] na sinasambahan ng mga Israelita na lahi ni Isaac. At ipapasalakay ko sa mga kaaway ng Israel ang kaharian ni Haring Jeroboam.”
Si Amos at si Amazia
10 Si Amazia na pari sa Betel ay nagpadala ng mensahe kay Haring Jeroboam ng Israel. Sinabi niya, “May binabalak na masama si Amos laban sa iyo rito mismo sa Israel. Hindi na matiis ng mga tao ang kanyang mga sinasabi. 11 Sinasabi niya, ‘Mamamatay si Jeroboam sa labanan, at tiyak na bibihagin ang mga taga-Israel at dadalhin sa ibang bansa.’ ”
12 Sinabi ni Amazia kay Amos, “Ikaw na propeta, umalis ka rito at bumalik sa Juda. Doon mo gawin ang iyong hanapbuhay bilang propeta. 13 Huwag ka nang magpahayag ng mensahe ng Dios dito sa Betel, sapagkat nandito ang templong sinasambahan ng hari, ang templo ng kanyang kaharian.” 14 Sumagot si Amos kay Amazia, “Hindi ako propeta noon at hindi rin ako tagasunod[d] ng isang propeta. Pastol ako ng tupa at nag-aalaga rin ng mga punongkahoy ng sikomoro. 15 Pero sinabi sa akin ng Panginoon na iwan ko ang aking trabaho bilang pastol at ipahayag ko ang kanyang mensahe sa inyo na mga taga-Israel na kanyang mamamayan. 16-17 Ngayon, ikaw na nagbabawal sa akin na sabihin ang mensahe ng Dios sa mga taga-Israel na lahi ni Isaac, pakinggan mo ang sinasabi ng Panginoon laban sa iyo: ‘Ang iyong asawa ay magiging babaeng bayaran sa lungsod at ang iyong mga anak ay mamamatay sa digmaan. Ang iyong lupain ay paghahati-hatian ng iyong mga kaaway, at mamamatay ka sa ibang bansa. At tiyak na bibihagin ang mga taga-Israel at dadalhin sa ibang bansa.’ ”
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Ang Salita ng Dios (Tagalog Contemporary Bible) Copyright © 2009, 2011, 2014, 2015 by Biblica, Inc. ®