2 Koningen 18
BasisBijbel
Hizkia, koning van Juda
18 Toen Hosea, de zoon van Ela, drie jaar koning van Israël was, werd Hizkia,[a] de zoon van Achaz, koning van Juda. 2 Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi. Ze was een dochter van Zacharia. 3 Hizkia leefde zoals de Heer het wil, net zoals zijn voorvader koning David. 4 Hij haalde de altaren weg, sloeg de godenbeelden stuk en hakte de heilige palen om. Ook sloeg hij de koperen slang kapot die Mozes had gemaakt. Want de mensen waren die slang gaan aanbidden en brachten er offers aan. Hij werd Nehustan genoemd. 5 Koning Hizkia vertrouwde op de Heer, de God van Israël. Ná hem heeft Juda nooit meer zo'n koning gehad, en ook vóór hem had Juda nog nooit zo'n koning gehad. 6 Hij was helemaal trouw aan de Heer. Hij hield zich helemaal aan de wetten en leefregels die de Heer aan Mozes gegeven had. 7 Daarom was de Heer met hem. Hij won elke oorlog. Op een dag kwam hij in opstand tegen de koning van Assur en betaalde hem geen belasting meer. 8 Verder versloeg hij de Filistijnen tot aan Gaza. Hij verwoestte alle wachttorens, dorpen en steden in het hele gebied.
9 Koning Hizkia was bijna vier jaar koning van Juda (en Hosea, de zoon van Ela, was toen zeven jaar koning van Israël) toen koning Salmaneser van Assur met zijn leger naar Samaria trok en de stad omsingelde.[b] 10 Toen de stad zich na drie jaar overgaf, was Hizkia zes jaar koning van Juda en Hosea negen jaar koning van Israël. 11 De koning van Assur nam de bevolking van Israël gevangen mee naar Assur. Hij bracht hen naar de steden Hala en Habor die langs de rivier de Gozan liggen en naar de steden van Medië. Daar moesten ze gaan wonen. 12 Dat was omdat ze niet hadden geluisterd naar de Heer God en ze zich niet aan zijn verbond hadden gehouden. Ze hadden niets gedaan van de dingen die de Heer hun door Mozes had bevolen.
De koning van Assur valt Jeruzalem aan
13 Maar toen Hizkia 14 jaar koning van Juda was, veroverde het leger van koning Sanherib van Assur één voor één alle steden met muren in Juda. 14 Koning Hizkia stuurde een boodschap naar koning Sanherib in Lachis. Hij zei: "Ik heb verkeerd tegen u gedaan.[c] Ik geef me over en ik zal u betalen wat u mij zegt." Toen zei koning Sanherib tegen koning Hizkia dat hij 300 talenten (9000 kilo) zilver moest betalen en 30 talenten (900 kilo) goud. 15 Hizkia liet al het zilver uit de tempel van de Heer en uit de schatkamers van het koninklijk paleis halen. 16 Hij haalde ook al het goud weg van de deuren en deurposten van de tempel van de Heer en van het paleis. Hij had dat daar vroeger zelf op laten aanbrengen. Al dat goud en zilver liet hij naar koning Sanherib van Assur brengen.
17 Toch stuurde de koning van Assur de Tartan, de Rabsaris en de Rabsake[d] uit Lachis met een sterk leger naar Jeruzalem, naar koning Hizkia. Ze zetten hun kamp op bij de weg die naar het veld gaat waar altijd de wol gebleekt wordt. Dat is vlak bij het punt waar de waterleiding van de bovenste vijver naar de stad loopt. 18 Ze riepen dat ze de koning wilden spreken. Maar de koning stuurde zijn hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Hilkia, naar hem toe, samen met de schrijver Sebna en de minister-president Joa, de zoon van Asaf.
19 De Rabsake zei tegen hen: "Zeg tegen koning Hizkia: Dit zegt de machtige koning van Assur: Op wie vertrouwt u nu eigenlijk? 20 U denkt zeker dat mooie beloften om u te komen helpen genoeg zijn om van mij te winnen. Van wie verwachtte u hulp, dat u tegen mij in opstand durfde te komen? 21 Luister, u vertrouwt op Egypte. Maar Egypte is als een rieten wandelstok: als je er op leunt, breekt hij en gaat dwars door je hand. Zó onbetrouwbaar is de farao voor iedereen die op hem vertrouwt. 22 Of vertrouwt u soms op uw God? Vergeet dan niet dat Hizkia al Gods altaren heeft afgebroken! Hij wilde dat Juda alleen bij het altaar in Jeruzalem komt aanbidden. 23 De koning van Assur wil een weddenschap met u aangaan. Hij zal u 2000 paarden geven, als u daar 2000 ruiters voor heeft! 24 Maar u heeft zoveel ruiters niet! U kan nog niet eens een aanval afslaan van een van de kleinste onderdelen van het leger van mijn heer! Zelfs niet als u op Egypte rekent voor strijdwagens en ruiters! 25 Wij zijn niet zómaar hier naartoe gekomen! Het is de wil van de Heer dat ik met mijn leger ben gekomen om deze stad te verwoesten. De Heer heeft mij bevolen naar dit land te gaan en het te vernietigen."
26 Toen zeiden Eljakim, Sebna en Joa tegen de Rabsake: "Spreek alstublieft Aramees met ons. Dat verstaan wij wel. Maar spreek geen Judees, want de mannen op de muren luisteren mee." 27 Maar de aanvoerder antwoordde: "Heeft mijn heer mij dan alleen naar uw heer en u gestuurd, en niet naar de mannen op de muur? Binnenkort hebben zij net als u alleen nog maar hun poep te eten en hun plas te drinken!" 28 Hij liep nog verder naar voren en riep luid in het Judees: "Luister naar wat de machtige koning van Assur zegt! 29 Hij zegt: Laat je niet bedriegen door koning Hizkia. Hij kan jullie niet uit mijn macht redden. 30 En laat je ook niet door Hizkia overhalen om op de Heer te vertrouwen. Hij belooft jullie dat de Heer jullie wel zal redden, maar dat zal niet gebeuren. 31 Luister niet naar koning Hizkia. Geef jullie aan mij over en betaal mij belasting. Dan zullen jullie weer vrede hebben. Er zal weer genoeg te eten en te drinken zijn. 32 Later neem ik jullie mee naar een land dat net zo mooi is als dat van jullie. Er is daar graan en wijn, brood en wijngaarden, olijven, olijf-olie en honing. Dan zullen jullie in leven blijven en niet sterven. Maar luister niet naar Hizkia. Hij houdt jullie voor de gek als hij zegt dat de Heer jullie zal redden. 33 Heeft soms één van de goden van de andere volken zijn land kunnen redden uit de macht van de koning van Assur? 34 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad, van Sefarvaïm, Hena en Ivva? Hebben die soms Samaria uit mijn macht gered? 35 Noem mij eens één god die zijn land uit mijn macht heeft kunnen redden? Denk dus maar niet dat júllie God jullie wél zal redden!"
36 Maar de mannen op de muur zwegen en antwoordden hem geen woord. Want de koning had bevolen: 'Jullie mogen niets tegen hem zeggen.' 37 Toen kwamen de hofmaarschalk Eljakim, de schrijver Sebna en de minister-president Joah met gescheurde kleren bij Hizkia terug. Ze vertelden hem wat de Rabsake had gezegd.
Footnotes
- 2 Koningen 18:1 Hizkia wordt in KRONIEKEN ook wel Jehizkia genoemd. Voor de duidelijkheid is in de BasisBijbel de naam Jehizkia overal vervangen door Hizkia.
- 2 Koningen 18:9 Lees 2 Koningen 17:1-6.
- 2 Koningen 18:14 Hij was immers tegen de koning van Assur in opstand gekomen. Lees 2 Koningen 18:7.
- 2 Koningen 18:17 'Tartan,' 'Rabsaris' en 'Rabsake' zijn waarschijnlijk geen namen, maar rangen in het leger.
列王紀下 18
Chinese Contemporary Bible (Traditional)
希西迦做猶大王
18 以拉的兒子以色列王何細亞執政第三年，猶大王亞哈斯的兒子希西迦登基。 2 他二十五歲登基，在耶路撒冷執政二十九年。他母親叫亞比雅[a]，是撒迦利雅的女兒。 3 希西迦效法他祖先大衛，做耶和華視為正的事。 4 他拆除邱壇，砸碎神柱，砍倒亞舍拉神像，打碎摩西造的銅蛇，因為當時以色列人仍向銅蛇燒香，稱之為尼忽士旦[b]。 5 希西迦信靠以色列的上帝耶和華，在他前後的猶大諸王沒有一個可與他相比。 6 他對耶和華忠心不渝，遵守耶和華頒給摩西的誡命。 7 耶和華與他同在，他凡事順利。他反抗亞述王的統治，不再臣服於他。 8 他擊敗非利士人，從他們的瞭望塔和堅城，一直打到迦薩及其四境。
9 希西迦執政第四年，即以拉的兒子以色列王何細亞執政第七年，亞述王撒縵以色起兵攻打撒瑪利亞城，將城包圍。 10 三年之後，就是希西迦執政第六年，以色列王何細亞執政第九年，撒瑪利亞失陷。 11 亞述王把以色列人擄到亞述，將他們安置在哈臘、歌散的哈博河一帶以及瑪代人的城邑裡。 12 這都是因為以色列人沒有聽從他們的上帝耶和華，違背了祂的約，不遵行祂僕人摩西所吩咐的一切。
亞述人攻打耶路撒冷
13 希西迦王執政第十四年，亞述王西拿基立起兵攻取了猶大所有的堅城。 14 希西迦王差遣使者去拉吉見亞述王說：「我知罪了，求你退兵！我願意滿足你的任何要求。」亞述王向希西迦索要十噸銀子和一噸金子。 15 希西迦將耶和華殿裡和王宮庫房裡的所有銀子都給了他， 16 又刮下他包在耶和華殿門和門柱上的金子，一併送去。 17 但亞述王派他的元帥、都統和將軍從拉吉率領大軍到耶路撒冷見希西迦。到了耶路撒冷後，他們駐紮在上池的水溝旁、通往漂布場的路上。 18 他們要求見王。希勒迦的兒子宮廷總管以利亞敬、書記舍伯那和亞薩的兒子史官約亞出來見他們。 19 亞述的將軍說：「你們去告訴希西迦，偉大的亞述王說，『你憑什麼這樣自信呢？ 20 你所謂的戰略和軍力不過是空話。你究竟倚靠誰，竟敢背叛我？ 21 看啊，你所倚靠的埃及只不過是一根破裂的蘆葦，誰倚靠它，誰的手就會被刺傷。倚靠埃及王法老的下場都是這樣。』 22 也許你會說，『我們倚靠我們的上帝耶和華。』希西迦不是拆除了祂的廟宇和祭壇，又吩咐猶大和耶路撒冷的人要在耶路撒冷的祭壇前敬拜祂嗎？ 23 來，跟我主人亞述王打個賭，你若能找到兩千騎士，我就給你兩千匹馬！ 24 你們即使依靠埃及的戰車和騎兵，又怎能打敗我主人的一個最小的將領呢？ 25 更何況我來攻打、毀滅這地方不正是耶和華的意思嗎？耶和華吩咐我攻打、毀滅這地方。」
26 以利亞敬、舍伯那和約亞對亞述的將軍說：「求你用亞蘭語跟僕人們說話，我們都聽得懂。求你不要用希伯來語跟我們說話，免得城牆上的人聽見。」 27 亞述的將軍卻說：「難道我主人派我來只對你們和你們的王說這些話嗎？不也是對城牆上的人說嗎？他們和你們一樣都要吃自己的糞，喝自己的尿。」 28 於是，他站著用希伯來語大喊：「你們要聽偉大的亞述王的話。 29 王說，『你們不要被希西迦欺騙，他不能從我手中救你們。 30 不要聽希西迦的話去倚靠耶和華，說什麼耶和華必拯救你們，這城必不會落在亞述王手中。』 31 不要聽希西迦的話。亞述王說，『你們要跟我講和，出來歸順我，你們就可以吃自己葡萄樹和無花果樹的果子，喝自己井裡的水。 32 以後我會來領你們到一個地方，那裡和這裡一樣有五穀和新酒、餅和葡萄園。你們就可以存活，不至於死。希西迦說耶和華會拯救你們，不要聽信他的話。 33 有哪個國家的神明曾經從亞述王手中救他的國家嗎？ 34 哈馬、亞珥拔的神明在哪裡呢？西法瓦音、希拿和以瓦的神明又在哪裡呢？他們從我手中救出撒瑪利亞了嗎？ 35 這些國家的神明哪個從我手中救了自己的國家呢？難道耶和華能從我手中救耶路撒冷嗎？』」 36 民眾默不作聲，因為希西迦曾吩咐他們不要答話。 37 總管以利亞敬、書記舍伯那和史官約亞都撕裂衣服，去向希西迦稟告亞述的將軍說的話。
2 Kings 18
Common English Bible
Hezekiah rules Judah
18 Hezekiah, Ahaz’s son, became king of Judah in the third year of Israel’s King Hoshea, Elah’s son. 2 He was 25 years old when he became king, and he ruled twenty-nine years in Jerusalem. His mother’s name was Abi;[a] she was Zechariah’s daughter. 3 Hezekiah did what was right in the Lord’s eyes, just as his ancestor David had done. 4 He removed the shrines. He smashed the sacred pillars and cut down the sacred pole.[b] He crushed the bronze snake that Moses made, because up to that point the Israelites had been burning incense to it. (The snake was named Nehushtan.)
5 Hezekiah trusted in the Lord, Israel’s God. There was no one like him among all of Judah’s kings—not before him and not after him. 6 He clung to the Lord and never deviated from him. He kept the commandments that the Lord had commanded Moses. 7 The Lord was with Hezekiah; he succeeded at everything he tried. He rebelled against Assyria’s king and wouldn’t serve him. 8 He struck down the Philistines as far as Gaza and its territories, from watchtower to fortified city.
9 Assyria’s King Shalmaneser marched against Samaria and attacked it in the fourth year of King Hezekiah, which was the seventh year of Israel’s King Hoshea, Elah’s son. 10 After three years the Assyrians captured the city. Samaria was captured in Hezekiah’s sixth year, which was Hoshea’s ninth year. 11 Assyria’s king sent Israel into exile to Assyria. He settled them in Halah, in Gozan on the Habor River, and in the cities of the Medes. 12 All this happened because they wouldn’t listen to the Lord their God. They broke his covenant—all that the Lord’s servant Moses had commanded them. They didn’t listen, and they didn’t do it.
13 Assyria’s King Sennacherib marched against all of Judah’s fortified cities and captured them in the fourteenth year of King Hezekiah. 14 Judah’s King Hezekiah sent a message to the Assyrian king at Lachish, saying, “I admit wrongdoing. Please withdraw from me, and I’ll agree to whatever you demand from me.” Assyria’s king required Judah’s King Hezekiah to pay him three hundred kikkars of silver and thirty kikkars of gold. 15 So Hezekiah gave him all the silver that was in the Lord’s temple and in the palace treasuries. 16 At that time King Hezekiah had to strip down the doors and doorposts of the Lord’s temple, which he had covered with gold. He gave all of it to the Assyrian king.
17 Assryia’s king sent his general, his chief officer, and his field commander from Lachish, together with a large army, to King Hezekiah at Jerusalem. They went up and arrived at Jerusalem. They stood at the water channel of the Upper Pool, which is on the road to the field where clothes are washed. 18 Then they called for the king. Hilkiah’s son Eliakim, who was the palace administrator, Shebna the secretary, and Asaph’s son Joah the recorder went out to them.
19 Then the field commander said to them, “Say to Hezekiah: This is what Assyria’s Great King says: Why do you feel so confident? 20 Do you think that empty words are the same as good strategy and the strength to fight? Who are you trusting in that you now rebel against me? 21 It appears that you are trusting in a staff—Egypt—that’s nothing but a broken reed! It will stab the hand of anyone who leans on it! That’s all that Pharaoh, Egypt’s king, is to anyone who trusts in him. 22 Now suppose you say to me, ‘We trust in the Lord our God.’ Isn’t he the one whose shrines and altars Hezekiah removed, telling Judah and Jerusalem, ‘You must worship before this altar in Jerusalem’?
23 “So now make a wager with my master, Assyria’s king. I’ll give you two thousand horses if you can supply the riders! 24 How will you drive back even the least important official among my master’s servants when you are relying on Egypt for chariots and riders? 25 What’s more, do you think I’ve marched against this place to destroy it without the Lord’s support? It was the Lord who told me, March against this land and destroy it!”
26 Hilkiah’s son Eliakim, Shebna, and Joah said to the field commander, “Please speak to your servants in Aramaic because we understand it. Don’t speak with us in Hebrew, because the people on the wall will hear it.”
27 The field commander said to them, “Did my master send me to speak these words just to you and your master and not also to the men on the wall? They are the ones who will have to eat their dung and drink their urine along with you.” 28 Then the field commander stood up and shouted in Hebrew at the top of his voice, saying, “Listen to the message of the great king, Assyria’s king. 29 This is what the king says: Don’t let Hezekiah lie to you. He won’t be able to rescue you from the power of Assyria’s king. 30 Don’t let Hezekiah persuade you to trust the Lord by saying, ‘The Lord will certainly rescue us. This city won’t be handed over to Assyria’s king.’
31 “Don’t listen to Hezekiah, because this is what Assyria’s king says: Surrender to me and come out. Then each of you will eat from your own vine and fig tree, and drink water from your own well 32 until I come to take you to a land just like your land. It will be a land of grain and new wine, a land of bread and vineyards, a land of olive oil and honey. Then you will live and not die! Don’t listen to Hezekiah, because he will mislead you by saying, ‘The Lord will rescue us.’ 33 Were any of the gods of the other nations able to rescue their lands from the power of Assyria’s king? 34 Where are the gods of Hamath and Arpad? Where are the gods of Sepharvaim, Hena, and Ivvah? Have they rescued Samaria from my power? 35 Which one of any of the gods of those lands has rescued their country from my power? Why should the Lord rescue Jerusalem from my power?”
36 But the people kept quiet and didn’t answer him with a single word, because King Hezekiah’s command was, “Don’t answer him!” 37 Hilkiah’s son Eliakim, who was the palace administrator, Shebna the secretary, and Asaph’s son Joah the recorder, came to Hezekiah with ripped clothes. They told him what the field commander had said.
Footnotes
- 2 Kings 18:2 Cf 2 Chron 29:1 Abijah
- 2 Kings 18:4 Heb asherah, perhaps an object devoted to the goddess Asherah
2 Regi 18
Nouă Traducere În Limba Română
Domnia lui Ezechia peste Iuda
18 Ezechia, fiul lui Ahaz, regele lui Iuda, a început să domnească în al treilea an al domniei lui Osea, fiul lui Ela, regele lui Israel. 2 El era în vârstă de douăzeci şi cinci de ani când a devenit rege şi a domnit la Ierusalim timp de douăzeci şi nouă de ani. Mama lui se numea Abia şi era fiica lui Zaharia. 3 El a făcut ce este drept înaintea Domnului, tot aşa cum făcuse strămoşul său David. 4 A îndepărtat înălţimile şi a zdrobit stâlpii sacri, a tăiat stâlpul Aşerei[a] şi a zdrobit în bucăţi şarpele de bronz pe care îl făcuse Moise, deoarece israeliţii obişnuiau să ardă tămâie înaintea lui şi îl numeau Nehuştan[b]. 5 Ezechia a crezut în Domnul, Dumnezeul lui Israel. Nici unul dintre regii lui Iuda dinaintea lui sau care au urmat după el nu a fost ca el. 6 El s-a alipit de Domnul, nu s-a depărtat de El şi a păzit poruncile pe care Domnul i le-a dat lui Moise. 7 Domnul a fost cu Ezechia şi oriunde mergea avea izbândă. El s-a răsculat împotriva împăratului Asiriei şi nu i-a mai fost supus. 8 Ezechia i-a învins pe filisteni până la Gaza şi le-a distrus teritoriile, de la turnurile de pază până la cetăţile fortificate.
9 În al patrulea an al domniei lui Ezechia, care era şi al şaptelea an al domniei lui Osea, fiul lui Ela, regele lui Israel, Salmanasar, împăratul Asiriei, a mărşăluit împotriva Samariei şi a asediat-o, 10 iar după trei ani de asediu asirienii au cucerit-o. Aşadar, Samaria a fost cucerită în al şaselea an al domniei lui Ezechia, care era şi al nouălea an al domniei lui Osea, regele lui Israel. 11 Împăratul Asiriei i-a dus pe israeliţi în captivitate în Asiria şi i-a pus să locuiască în Halah, în Gozan, de-a lungul râului Habor, şi în cetăţile mezilor, 12 din cauză că n-au ascultat de glasul Domnului, Dumnezeul lor, ci au încălcat legământul Lui şi pentru că n-au ascultat şi nici n-au împlinit tot ce le-a poruncit Moise, robul Domnului.
13 În al paisprezecelea an al domniei regelui Ezechia, Sanherib[c], împăratul Asiriei, a înaintat împotriva tuturor cetăţilor fortificate ale lui Iuda şi le-a cucerit. 14 După aceea, Ezechia, regele lui Iuda, a trimis următorul mesaj împăratului Asiriei, care se afla în Lachiş: „Am greşit! Depărtează-te de mine şi îţi voi da orice îmi vei cere!“ Împăratul Asiriei a cerut de la Ezechia, regele lui Iuda, trei sute de talanţi[d] de argint şi treizeci de talanţi[e] de aur. 15 Ezechia i-a dat tot argintul care se afla în Casa Domnului şi în vistieriile palatului regelui. 16 Cu acest prilej Ezechia a desprins aurul cu care tot el, Ezechia, regele lui Iuda, acoperise uşile şi stâlpii Templului[f] Domnului şi l-a dat împăratului Asiriei.
Ierusalimul ameninţat de către Sanherib
17 Împăratul Asiriei i-a trimis din Lachiş pe Tartan, pe Rab-Saris şi pe Rab-Şache[g], însoţiţi de o oştire puternică, la regele Ezechia, la Ierusalim. Ei au pornit spre Ierusalim şi când au ajuns, s-au oprit la canalul de apă al Iazului de Sus, pe drumul către Ogorul Spălătorului. 18 Apoi l-au chemat pe rege. Eliachim, fiul lui Hilchia, cel ce răspundea de palat, scribul Şebna şi cronicarul Ioah, fiul lui Asaf, s-au dus la ei. 19 Rab-Şache le-a zis:
– Spuneţi-i lui Ezechia:
„Aşa vorbeşte marele împărat, împăratul Asiriei: «Pe ce se bazează această încredere a ta? 20 Tu spui că ai strategie şi putere pentru război, dar acestea sunt doar nişte vorbe goale. În cine te încrezi tu acum de te-ai răsculat împotriva mea? 21 Iată că acum te încrezi în Egipt, în acel toiag de trestie frântă, care străpunge şi răneşte mâna oricui se sprijină pe ea. Aşa este Faraon, monarhul Egiptului, pentru toţi cei ce se încred în el. 22 Dacă îmi veţi spune: ‘Noi ne încredem în Domnul, Dumnezeul nostru!’, oare nu este El Acela ale Cărui înălţimi şi altare le-a îndepărtat Ezechia, zicând lui Iuda şi Ierusalimului: ‘Să vă închinaţi înaintea acestui altar din Ierusalim!’»?
23 Vino acum şi fă o înţelegere cu stăpânul meu, împăratul Asiriei: eu îţi voi da două mii de cai, dacă tu vei putea găsi călăreţi pentru ei. 24 Şi cum vei putea îndepărta măcar o singură căpetenie dintre cei mai neînsemnaţi slujitori ai stăpânului meu, când tu te bazezi pe Egipt pentru care şi călăreţi? 25 Mai mult, am înaintat eu oare fără Domnul împotriva acestui loc, ca să-l distrug? Domnul Însuşi mi-a zis: «Înaintează împotriva acestei ţări şi distruge-o!»“
26 Atunci Eliachim, fiul lui Hilchia, Şebna şi Ioah i-au răspuns lui Rab-Şache:
– Vorbeşte, te rugăm, slujitorilor tăi în limba aramaică[h], pentru că o înţelegem, şi nu ne vorbi în limba iudaică[i], în auzul poporului care este pe zid!
27 Dar Rab-Şache le-a zis:
– Oare stăpânului vostru şi vouă, m-a trimis stăpânul meu să spun aceste cuvinte? Oare nu m-a trimis la oamenii aceştia, care stau pe zid şi care, asemenea vouă, vor trebui să-şi mănânce propriile murdării şi să-şi bea propriul ud?
28 Atunci Rab-Şache s-a ridicat şi a strigat tare în limba iudaică, astfel:
– Ascultaţi cuvântul marelui împărat, împăratul Asiriei! 29 Aşa vorbeşte împăratul:
„Nu-l lăsaţi pe Ezechia să vă amăgească, pentru că el nu va putea să vă izbăvească din mâna mea! 30 Nu-l lăsaţi pe Ezechia să vă convingă să vă încredeţi în Domnul,
zicându-vă: «Cu siguranţă Domnul ne va izbăvi şi cetatea aceasta nu va fi dată în mâinile împăratului Asiriei!» 31 Nu-l ascultaţi pe Ezechia, căci aşa vorbeşte împăratul Asiriei: «Faceţi pace cu mine şi veniţi afară la mine. Atunci fiecare dintre voi va mânca din via lui şi din smochinul lui şi va bea apă din fântâna lui, 32 până voi veni şi vă voi lua într-o ţară ca a voastră, o ţară cu belşug de grâne şi de vin, de pâine şi de vii, de măsline şi de miere. Astfel veţi trăi şi nu veţi muri. Nu-l ascultaţi pe Ezechia fiindcă el vă îndrumă greşit când pretinde că Domnul vă va salva. 33 Şi-a izbăvit vreodată vreunul dintre zeii neamurilor ţara din mâna împăratului Asiriei? 34 Unde sunt zeii Hamatului şi ai Arpadului? Unde sunt zeii Sefarvayimului, ai Henei şi ai Ivei? Au putut ei salva Samaria din mâna mea? 35 Care dintre toţi zeii acestor ţări şi-au izbăvit ţara din mâna mea? Prin urmare, cum ar putea Domnul să izbăvească Ierusalimul din mâna mea?»“
36 Poporul a tăcut şi nu i-a răspuns nici un cuvânt, pentru că regele le poruncise să nu-i răspundă. 37 Atunci Eliachim, fiul lui Hilchia, cel ce răspundea de palat, scribul Şebna şi cronicarul Ioah, fiul lui Asaf, au venit la Ezechia cu hainele sfâşiate şi i-au spus cuvintele lui Rab-Şache.
Footnotes
- 2 Regi 18:4 Vezi nota de la 13:6
- 2 Regi 18:4 Nehuştan sună asemănător cu termenii ebraici pentru bronz, şarpe şi lucru pângărit
- 2 Regi 18:13 Împărat al Asiriei (705-681 î.Cr.)
- 2 Regi 18:14 Aproximativ 10 t
- 2 Regi 18:14 Aproximativ 1 t
- 2 Regi 18:16 Ebr.: hehal, termen ebraic diferit de cel care a fost tradus cu Casă (bait)
- 2 Regi 18:17 Sau: comandantul suprem, comandantul expediţiei şi reprezentantul personal, trei funcţii militare şi administrative
- 2 Regi 18:26 Limba de circulaţie internaţională folosită în mod special în diplomaţie şi comerţ. Era cunoscută la început doar de elite, ajungând ceva mai târziu să fie folosită la scară largă în Canaan
- 2 Regi 18:26 Sau: ebraică; şi în v. 28
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Copyright © 2004 by World Bible Translation Center
Copyright © 2011 by Common English Bible
Nouă Traducere În Limba Română (Holy Bible, New Romanian Translation) Copyright © 2006 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.