Add parallel Print Page Options

Ahora pues, como colaboradores en la obra de Dios, les rogamos a ustedes que no desaprovechen la bondad que Dios les ha mostrado. Porque él dice en las Escrituras:

«En el momento oportuno te escuché;
en el día de la salvación te ayudé.»

Y ahora es el momento oportuno. ¡Ahora es el día de la salvación!

Pruebas de la misión apostólica de Pablo

En nada damos mal ejemplo a nadie, para que nuestro trabajo no caiga en descrédito. Al contrario, en todo damos muestras de que somos siervos de Dios, soportando con mucha paciencia los sufrimientos, las necesidades, las dificultades, los azotes, las prisiones, los alborotos, el trabajo duro, los desvelos y el hambre. También lo demostramos por nuestra pureza de vida, por nuestro conocimiento de la verdad, por nuestra tolerancia y bondad, por la presencia del Espíritu Santo en nosotros, por nuestro amor sincero, por nuestro mensaje de verdad y por el poder de Dios en nosotros. Usamos las armas de la rectitud, tanto para el ataque como para la defensa. Unas veces se nos honra, y otras veces se nos ofende; unas veces se habla bien de nosotros, y otras veces se habla mal. Nos tratan como a mentirosos, a pesar de que decimos la verdad. Nos tratan como a desconocidos, a pesar de que somos bien conocidos. Estamos medio muertos, pero seguimos viviendo; nos castigan, pero no nos matan. 10 Parecemos tristes, pero siempre estamos contentos; parecemos pobres, pero enriquecemos a muchos; parece que no tenemos nada, pero lo tenemos todo.

11 Hermanos corintios, les hemos hablado con toda franqueza; les hemos abierto por completo nuestro corazón. 12 No tenemos con ustedes ninguna clase de reserva; son ustedes quienes tienen reservas. 13 Les ruego por lo tanto, como un padre ruega a sus hijos, que me abran su corazón, como yo lo he hecho con ustedes.

Apartarse del mal

14 No se unan ustedes en un mismo yugo con los que no creen. Porque ¿qué tienen en común la justicia y la injusticia? ¿O cómo puede la luz ser compañera de la oscuridad? 15 No puede haber armonía entre Cristo y Belial, ni entre un creyente y un incrédulo. 16 No puede haber nada en común entre el templo de Dios y los ídolos. Porque nosotros somos templo del Dios viviente, como él mismo dijo:

«Viviré y andaré entre ellos;
yo seré su Dios
y ellos serán mi pueblo.»
17 Por eso también dice el Señor:
«Salgan de en medio de ellos, y apártense;
no toquen nada impuro.
Entonces yo los recibiré
18 y seré un Padre para ustedes,
y ustedes serán mis hijos y mis hijas,
dice el Señor todopoderoso.»

Door het geloof worden we nieuwe mensen (vervolg)

Maar als medewerkers van God smeken we jullie ook het volgende: zorg ervoor dat God niet voor niets zo goed voor jullie is geweest! Jullie moeten er ook iets mee doen! Hij zegt in de Boeken: "Op de juiste tijd zal Ik jullie gebeden beantwoorden. Op de juiste tijd zal Ik jullie redden." Let op, dít is de tijd dat God jullie gebeden beantwoordt! Let op, dít is de tijd dat God jullie redt!

Paulus als dienaar van God

Wij proberen zó te leven dat niemand iets slechts van ons kan zeggen. Dan kan ook niemand iets slechts zeggen van de boodschap die we brengen. Altijd moeten de mensen aan ons kunnen zien dat we bij God horen: als we alles verdragen wanneer we slecht behandeld worden, als we moeilijkheden of problemen hebben, als we worden geslagen of gevangen genomen, als mensen rellen om ons maken, als we hard moeten werken, als we nachtenlang niet slapen, als we dagenlang niet eten. Ook laten we zien dat we goede dienaren van God zijn door zuiver te leven, door God goed te leren kennen, door geduldig en vriendelijk te zijn, door vol te zijn van de Heilige Geest, door werkelijk van de mensen te houden, door de waarheid van God te vertellen, door de kracht van God die op ons is, en door de waarheid van God als wapen te gebruiken bij de aanval en bij de verdediging. Ook door God te blijven dienen als we worden geprezen én als we worden uitgelachen, als er goed over ons wordt gesproken én als er kwaad over ons wordt gesproken. De mensen noemen ons bedriegers, maar we zijn te vertrouwen. De mensen behandelen ons alsof we onbelangrijk zijn, maar God kent ons. We staan op de rand van de dood, maar tóch leven wij. We worden geslagen, maar sterven niet. 10 We hebben verdriet, maar toch zijn we altijd blij. We hebben niets, maar toch maken we veel mensen rijk. We hebben niets, maar eigenlijk hebben we alles.

11 Ik spreek open en eerlijk tegen jullie, Korintiërs, zonder iets te verbergen. Mijn hart staat wijd voor jullie open. 12 Ik houd genoeg van jullie, maar jullie houden niet genoeg van mij! 13 Doe hetzelfde als ik: houd net zoveel van mij, als ik van jullie. Ik houd van jullie alsof jullie mijn eigen kinderen zijn. Daarom zeg ik jullie deze dingen.

De tempel van God

14 Sluit geen enkel verbond met ongelovigen. Want waarin lijken goed en kwaad op elkaar? Of waarin lijkt het licht op het donker? 15 Waarin lijkt Christus op de duivel, of waarin lijkt een gelovige op een ongelovige? 16 Wat heeft de tempel van God met de afgoden te maken? Niets. Vergeet niet dat jullie de tempel van de levende God zijn. Dat heeft God gezegd in de Boeken: "Ik zal bij hen wonen en bij hen zijn. En Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 17 Daarom moeten jullie anders zijn dan de ongelovigen, zegt de Heer. Doe niet langer met hen mee. Wees niet meer ongehoorzaam aan Mij, zoals zij. 18 Dan zal Ik jullie als mijn kinderen aannemen. Dan zal Ik jullie Vader zijn. En jullie zullen mijn zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige God." (lees verder)