Add parallel Print Page Options

Door het geloof worden we nieuwe mensen (vervolg)

Maar als medewerkers van God smeken we jullie ook het volgende: zorg ervoor dat God niet voor niets zo goed voor jullie is geweest! Jullie moeten er ook iets mee doen! Hij zegt in de Boeken: "Op de juiste tijd zal Ik jullie gebeden beantwoorden. Op de juiste tijd zal Ik jullie redden." Let op, dít is de tijd dat God jullie gebeden beantwoordt! Let op, dít is de tijd dat God jullie redt!

Paulus als dienaar van God

Wij proberen zó te leven dat niemand iets slechts van ons kan zeggen. Dan kan ook niemand iets slechts zeggen van de boodschap die we brengen. Altijd moeten de mensen aan ons kunnen zien dat we bij God horen: als we alles verdragen wanneer we slecht behandeld worden, als we moeilijkheden of problemen hebben, als we worden geslagen of gevangen genomen, als mensen rellen om ons maken, als we hard moeten werken, als we nachtenlang niet slapen, als we dagenlang niet eten. Ook laten we zien dat we goede dienaren van God zijn door zuiver te leven, door God goed te leren kennen, door geduldig en vriendelijk te zijn, door vol te zijn van de Heilige Geest, door werkelijk van de mensen te houden, door de waarheid van God te vertellen, door de kracht van God die op ons is, en door de waarheid van God als wapen te gebruiken bij de aanval en bij de verdediging. Ook door God te blijven dienen als we worden geprezen én als we worden uitgelachen, als er goed over ons wordt gesproken én als er kwaad over ons wordt gesproken. De mensen noemen ons bedriegers, maar we zijn te vertrouwen. De mensen behandelen ons alsof we onbelangrijk zijn, maar God kent ons. We staan op de rand van de dood, maar tóch leven wij. We worden geslagen, maar sterven niet. 10 We hebben verdriet, maar toch zijn we altijd blij. We hebben niets, maar toch maken we veel mensen rijk. We hebben niets, maar eigenlijk hebben we alles.

11 Ik spreek open en eerlijk tegen jullie, Korintiërs, zonder iets te verbergen. Mijn hart staat wijd voor jullie open. 12 Ik houd genoeg van jullie, maar jullie houden niet genoeg van mij! 13 Doe hetzelfde als ik: houd net zoveel van mij, als ik van jullie. Ik houd van jullie alsof jullie mijn eigen kinderen zijn. Daarom zeg ik jullie deze dingen.

De tempel van God

14 Sluit geen enkel verbond met ongelovigen. Want waarin lijken goed en kwaad op elkaar? Of waarin lijkt het licht op het donker? 15 Waarin lijkt Christus op de duivel, of waarin lijkt een gelovige op een ongelovige? 16 Wat heeft de tempel van God met de afgoden te maken? Niets. Vergeet niet dat jullie de tempel van de levende God zijn. Dat heeft God gezegd in de Boeken: "Ik zal bij hen wonen en bij hen zijn. En Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 17 Daarom moeten jullie anders zijn dan de ongelovigen, zegt de Heer. Doe niet langer met hen mee. Wees niet meer ongehoorzaam aan Mij, zoals zij. 18 Dan zal Ik jullie als mijn kinderen aannemen. Dan zal Ik jullie Vader zijn. En jullie zullen mijn zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige God." (lees verder)

身为上帝的同工,我们劝你们不要辜负祂的恩典。 因为祂说:

“在悦纳的时候,
我应允了你;
在拯救的日子,
我帮助了你。”

看啊,现在正是悦纳的时候!看啊,现在正是拯救的日子!

上帝仆人的品格

为了避免有人毁谤我们的职分,我们凡事尽量不妨碍别人, 反倒在任何事上都显明自己是上帝的仆人。不论遭遇什么患难、艰苦、贫穷、 鞭打、囚禁、暴乱、辛劳、无眠或饥饿,我们都坚忍到底, 靠着纯洁、知识、忍耐、仁慈、圣灵的感动、无伪的爱心、 真理之道、上帝的大能、左右手中的公义兵器, 无论是得荣耀还是受羞辱,遭毁谤还是得称赞,都显明自己是上帝的仆人。我们被视为骗子,却是诚实无伪; 似乎默默无闻,却是家喻户晓;似乎快死了,看啊!我们却仍然活着;受严刑拷打,却没有丧命; 10 似乎郁郁寡欢,却常常喜乐;似乎一贫如洗,却使多人富足;似乎一无所有,却样样都有!

11 哥林多人啊!我们对你们推心置腹,开诚布公, 12 毫无保留,只是你们自己心胸太窄。 13 现在请你们也向我们敞开心怀。我这样说,是把你们当成自己的儿女。

永活上帝的殿

14 不要和非信徒同负一轭,因为公义和不法怎能合作呢?光明和黑暗怎能共存呢? 15 基督与魔鬼[a]怎能相容呢?信徒与非信徒有什么相干呢? 16 上帝的殿与偶像怎能相提并论呢?因为我们就是永活上帝的殿,正如上帝说:

“我要住在他们中间,
在他们当中往来;
我要做他们的上帝,
他们要做我的子民。”

17 又说:

“所以,你们要从他们中间出来,
离开他们,不要沾染污秽之物,
我就接纳你们。
18 我要做你们的父亲,
你们要做我的儿女。
这是全能的主说的。”

Footnotes

  1. 6:15 魔鬼”希腊文是“彼列”。

As God’s co-workers(A) we urge you not to receive God’s grace in vain.(B) For he says,

“In the time of my favor I heard you,
    and in the day of salvation I helped you.”[a](C)

I tell you, now is the time of God’s favor, now is the day of salvation.

Paul’s Hardships

We put no stumbling block in anyone’s path,(D) so that our ministry will not be discredited. Rather, as servants of God we commend ourselves in every way: in great endurance; in troubles, hardships and distresses; in beatings, imprisonments(E) and riots; in hard work, sleepless nights and hunger;(F) in purity, understanding, patience and kindness; in the Holy Spirit(G) and in sincere love;(H) in truthful speech(I) and in the power of God;(J) with weapons of righteousness(K) in the right hand and in the left; through glory and dishonor,(L) bad report(M) and good report; genuine, yet regarded as impostors;(N) known, yet regarded as unknown; dying,(O) and yet we live on;(P) beaten, and yet not killed; 10 sorrowful, yet always rejoicing;(Q) poor, yet making many rich;(R) having nothing,(S) and yet possessing everything.(T)

11 We have spoken freely to you, Corinthians, and opened wide our hearts to you.(U) 12 We are not withholding our affection from you, but you are withholding yours from us. 13 As a fair exchange—I speak as to my children(V)—open wide your hearts(W) also.

Warning Against Idolatry

14 Do not be yoked together(X) with unbelievers.(Y) For what do righteousness and wickedness have in common? Or what fellowship can light have with darkness?(Z) 15 What harmony is there between Christ and Belial[b]?(AA) Or what does a believer(AB) have in common with an unbeliever?(AC) 16 What agreement is there between the temple of God and idols?(AD) For we are the temple(AE) of the living God.(AF) As God has said:

“I will live with them
    and walk among them,
and I will be their God,
    and they will be my people.”[c](AG)

17 Therefore,

“Come out from them(AH)
    and be separate,
says the Lord.
Touch no unclean thing,
    and I will receive you.”[d](AI)

18 And,

“I will be a Father to you,
    and you will be my sons and daughters,(AJ)
says the Lord Almighty.”[e](AK)

Footnotes

  1. 2 Corinthians 6:2 Isaiah 49:8
  2. 2 Corinthians 6:15 Greek Beliar, a variant of Belial
  3. 2 Corinthians 6:16 Lev. 26:12; Jer. 32:38; Ezek. 37:27
  4. 2 Corinthians 6:17 Isaiah 52:11; Ezek. 20:34,41
  5. 2 Corinthians 6:18 2 Samuel 7:14; 7:8