1 Timotheüs 1-6
Het Boek
Waarschuwing tegen een verkeerde leer
1 Van: Paulus, een apostel van Christus Jezus, uitgezonden in opdracht van God, onze bevrijder, en van Christus Jezus, op wie onze hoop gevestigd is. 2 Aan: Timotheüs, mijn geestelijke zoon. Ik wens je de genade, de liefdevolle goedheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Here.
3 Ik herinner je aan wat ik je heb opgedragen toen ik naar Macedonië vertrok: blijf in Efeze en houd mensen die een verkeerde leer brengen, ervan af die uit te dragen. 4 Zij houden zich eindeloos bezig met verzinsels en stambomen. In plaats van mensen te helpen Gods plan in geloof te aanvaarden, roepen zij moeilijkheden op. 5 Het doel van elke terechtwijzing is liefde, die uit een zuiver hart komt, een eerlijk geweten en een oprecht geloof. 6 Deze valse leraren zijn het spoor bijster en verknoeien hun tijd met zinloos gepraat. 7 Zij zouden graag uitleggers van de Joodse wetten willen worden, maar ze weten niet waar ze het over hebben en begrijpen niets van wat ze met stelligheid beweren. 8 Die wetten zijn goed als zij worden toegepast op de manier zoals God het bedoeld heeft. 9 Zij zijn er niet voor rechtvaardige mensen, maar voor gewetenloze en onreine mensen, voor zondaars die alles wat heilig is verachten en ontwijden, voor mensen die hun ouders misdadig behandelen en zelfs voor moord niet terugschrikken, 10 die ontucht plegen met volwassenen én met kinderen, die anderen als slaven verkopen, die zich schuldig maken aan leugens en meineed en allerlei dingen doen die ingaan tegen de gezonde leer, 11 die in overeenstemming is met het geweldige nieuws van onze goede God, van wie ik een boodschapper ben.
12 Wat ben ik dankbaar dat onze Here Jezus Christus mij heeft uitgekozen om een van zijn boodschappers te zijn en dat Hij mij de kracht geeft Hem trouw te blijven, 13 hoewel ik vroeger zelfs de naam van Christus bespot heb. Ik heb zijn Gemeente vervolgd en deze kwaad gedaan zoveel ik kon. Maar God heeft Zich over mij ontfermd, omdat ik niet wist wat ik deed, ik kende Christus toen nog niet. 14 Wat is de Here goed voor mij geweest! Hij heeft mij het geloof in Christus Jezus gegeven en mij vervuld van diens liefde. 15 Het is een onomstotelijk feit—en iedereen zou dat moeten geloven—dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om zondaars te redden, en ik was wel de ergste van hen allemaal.
16 Maar God heeft mij vergeven, opdat Jezus Christus mij zou kunnen gebruiken als een voorbeeld om te laten zien hoeveel geduld Hij heeft. Zo zullen anderen beseffen dat ook zij eeuwig leven kunnen krijgen.
17 Alle eer en heerlijkheid is voor God, voor altijd en eeuwig. Hij is de Koning van alle eeuwen, de Onzichtbare, die nimmer sterft. Alleen Hij is God. Amen.
18 Timotheüs, mijn zoon, ik geef je deze instructie overeenkomstig hetgeen de profeten over je gezegd hebben: neem deel aan de goede strijd voor de Here. 19 Laat het geloof in Christus niet los en houd altijd een zuiver geweten. Want sommige mensen hebben hun geweten geweld aangedaan door, hoewel zij de goede weg kenden, slechte dingen te doen. Daardoor zijn zij het geloof in Christus kwijtgeraakt. 20 Hymeneüs en Alexander zijn daar een voorbeeld van. Ik moest hen aan Satan overleveren om hun te leren dat zij niet ongestraft met Christus kunnen spotten.
Aanwijzingen voor het bidden
2 Wat ik van je vraag, komt hierop neer: bid veel voor alle mensen, smeek en dank God voor hen. 2 Bid zo ook voor koningen en alle anderen die een hoge positie hebben, opdat wij in rust en vrede mogen leven en de Here vrij in alles kunnen dienen. 3 Dat is goed en aangenaam voor God, onze Redder, 4 want Hij wil dat alle mensen gered worden en het volgende zullen aannemen: 5 er is maar één God en er is maar één bemiddelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus, 6 die voor die bemiddeling zijn leven gegeven heeft. God heeft deze boodschap op het juiste moment aan de wereld bekendgemaakt. 7 Ik ben uitgekozen—daar kan geen twijfel over bestaan—als Gods boodschapper en apostel om vreemde volken de waarheid te vertellen en hun te leren dat zij door het geloof gered kunnen worden.
8 Daarom wil ik dat als mannen hun handen opheffen om te bidden, zij eerlijk en oprecht zijn, zonder enige twijfel of bitterheid in hun hart. 9 En de vrouwen moeten bescheiden zijn, nuchter en netjes in hun kleding en gedrag. 10 Gelovige vrouwen moeten opvallen door hun vriendelijkheid en goedheid, niet door opvallende kapsels, sieraden of dure kleren. 11 Vrouwen moeten nederig zijn en rustig luisteren naar wat hun geleerd wordt. 12 Ik laat niet toe dat een vrouw een man onderwijst of de baas over hem is. Zij moet zich in de samenkomsten rustig houden, 13 omdat God eerst Adam heeft gemaakt en pas daarna Eva. 14 Omdat Eva, en niet Adam, zich heeft laten verleiden en Gods gebod heeft overtreden. 15 Maar God zal haar daarvan bevrijden door haar vermogen kinderen te baren, als zij tenminste op Hem blijft vertrouwen en een rustig leven leidt, vol liefde en soberheid.
Aanwijzingen voor voorgangers en helpers
3 Dit is belangrijk om te onthouden: als iemand graag een leidende rol in de gemeente wil hebben, is dat een goed verlangen. 2 Wel, zoʼn leider moet een goed man zijn en op zijn leven mag niets aan te merken zijn. Hij mag maar één vrouw hebben en moet beheerst, attent en ordelijk zijn. Hij moet het fijn vinden om gasten te ontvangen en goed onderwijs kunnen geven. 3 Hij mag geen drinker of driftkop zijn, maar is vriendelijk en vredelievend. Hij mag niet aan het geld vast zitten. 4 Hij moet een goede man en vader zijn die zijn kinderen aankan. 5 Want als iemand zijn eigen gezin niet kan leiden, hoe zou hij dan voor de gemeente van God kunnen zorgen? 6 Een leider in de gemeente mag niet iemand zijn die nog maar pas christen is, omdat hij dan wel eens verwaand zou kunnen worden en onder hetzelfde oordeel valt als de duivel. 7 Hij moet ook een goede reputatie hebben bij de mensen die niet tot de gemeente behoren, anders zou hij door allerlei beschuldigingen in een val van de duivel kunnen lopen.
8 Mensen met dienende taken, helpers of diakenen, moeten net zo goed en evenwichtig zijn als de voorgangers. Je moet op hen aankunnen. Zij mogen niet aan de drank verslaafd zijn en ook geen oneerlijke winst willen maken. 9 Zij moeten met een zuiver geweten vasthouden aan het geheim van het geloof. 10 Voordat zij als helper worden aangesteld, moet eerst blijken of zij er wel geschikt voor zijn. Als er niets op hen valt aan te merken, mogen zij helpers worden. 11 Op vrouwen mag ook niets zijn aan te merken. Zij mogen niet roddelen en het vertrouwen niet beschamen. Zij moeten in alles betrouwbaar zijn. 12 Een helper mag maar één vrouw hebben en moet zijn gezin goed kunnen leiden. 13 Helpers die het goed doen, krijgen respect van anderen en een vrijmoedig geloof in Christus Jezus.
14 Ik hoop binnenkort te komen. Maar voor het geval dat ik opgehouden word, schrijf ik je alvast, 15 want ik wil dat je weet hoe het in de gemeente hoort toe te gaan, want de gemeente is het huisgezin van de levende God, ze is de pijler en het fundament van de waarheid. 16 Het valt niet te ontkennen dat de waarheid die God ons bekend heeft gemaakt, groot is: Christus kwam als mens naar de aarde, werd door de Geest rechtvaardig verklaard en door engelen gezien. Hij werd onder de volken bekendgemaakt, in de wereld aanvaard en weer in de heerlijkheid van de hemel opgenomen.
Paulusʼ advies aan Timotheüs
4 Maar de Heilige Geest zegt ons heel duidelijk dat er een tijd zal komen waarin sommigen in de gemeente zich van Christus afwenden en leraren gaan volgen die zich door de duivel laten leiden. 2 Deze schijnheilige leraren vertellen leugens en hebben hun eigen geweten het zwijgen opgelegd. 3 Zij zullen zeggen dat het niet goed is om te trouwen en dat je bepaalde dingen niet moet eten, zelfs al heeft God deze dingen gegeven, opdat goed onderwezen christenen er dankbaar van zullen genieten. 4 Want alles wat God gemaakt heeft, is goed. Wij mogen het gerust eten, als we er maar dankbaar voor zijn. 5 Omdat God gezegd heeft dat het goed is en omdat wij Hem vragen het te zegenen, is alle voedsel aanvaardbaar.
6 Als je dit zo aan de anderen uitlegt, doe je je plicht als dienaar van Jezus Christus. Daaruit zal blijken dat je gevoed wordt door het geloof en door het goede onderwijs dat je hebt genoten. 7 Verknoei je tijd niet met discussies over zinloze ideeën en flauwe verzinsels. Benut je tijd en energie om geestelijk in conditie te blijven. 8 Lichaamsoefening is niet zo nuttig, maar de oefening van de geest is juist wel erg nuttig, het heeft een goede uitwerking op alles wat je doet. Dat zal je niet alleen in dit leven helpen, maar ook in het toekomstige. 9 Dit is de waarheid, die iedereen zou moeten aannemen. 10 Opdat men dit zal geloven, werken wij hard en moeten wij veel doorstaan, want onze hoop is gericht op de levende God, die de redder van alle mensen is, in het bijzonder van hen die in Hem geloven.
11 Zorg ervoor dat je dit aan iedereen onderwijst. 12 Niemand mag op je neerkijken omdat je nog jong bent. Wees een voorbeeld door alles wat je zegt en doet, door je liefde, geloof en zuiverheid. 13 Tot ik kom, moet je uit de Boeken voorlezen. Leg de gemeente uit wat het betekent en maak het goede nieuws bekend.
14 Gebruik de bijzondere gave die God je door zijn profetisch woord heeft gegeven, toen de leiders van de gemeente jou de handen oplegden. 15 Doe iets met die gave, zet je voor die taken in, zodat iedereen je vooruitgang zal opmerken. 16 Pas goed op jezelf in alles wat je denkt en doet. Blijf trouw aan wat juist en goed is en God zal niet alleen jou redden, maar ook de mensen die naar je luisteren.
Het omgaan met verschillende mensen binnen de gemeente
5 Ga niet tekeer tegen een man die ouder is dan jezelf. Als je hem moet terechtwijzen, spreek hem dan toe alsof hij je eigen vader was. Spreek met een jonge man alsof hij je broer is. 2 Behandel een oudere vrouw als je eigen moeder en een jongere vrouw als je eigen zuster, zonder onzuivere gedachten en gevoelens.
3 Zorg voor de weduwen, als zij tenminste niemand anders hebben die voor hen zorgt. 4 Als een weduwe echter kinderen of kleinkinderen heeft, moeten die voor haar zorgen. Zij moeten allereerst aan hun eigen familieleden tonen wat het betekent om met God te leven. Dit zal zichtbaar worden in hun zorg voor ouders en grootouders. Dat is Gods wil en een vreugde voor Hem. 5 Een echte weduwe, die in deze wereld niemand meer heeft, vertrouwt op God en zal dag en nacht zijn hulp zoeken en tot Hem bidden. 6 Maar een weduwe die er maar op los leeft, is levend dood. 7 Dit moet je de christenen voorschrijven, Timotheüs, zodat er niets op hun levenswijze aan te merken zal zijn. 8 Wie niet voor zijn eigen familieleden wil zorgen, als die hulp nodig hebben, in het bijzonder als ze tot zijn eigen gezin horen, mag zich geen christen noemen. Zo iemand is slechter dan een ongelovige.
9 Als weduwe mogen alleen vrouwen worden ingeschreven die tenminste zestig jaar zijn en die trouw zijn geweest aan haar man. 10 Zij moet bij iedereen goed bekend staan door alles wat zij heeft gedaan. Heeft zij haar kinderen goed grootgebracht? Heeft zij zowel vreemdelingen als christenen gastvrij ontvangen? Heeft zij zieken en gewonden geholpen? Staat zij altijd klaar om te helpen? 11 De jongere weduwen mogen geen deel uitmaken van deze bepaalde groep, want als hun verlangen naar een man na een tijdje sterker wordt dan hun toewijding aan Christus, zullen zij weer willen trouwen. 12 Dan zal er een oordeel over hen komen, omdat zij zich niet houden aan de belofte die zij Christus hadden gedaan. 13 Bovendien zullen zij zich snel vervelen en met roddelpraatjes van het ene huis naar het andere gaan en zich met andermans zaken bemoeien. 14 Daarom vind ik het nodig dat de jongere weduwen opnieuw trouwen, kinderen krijgen en voor hun eigen gezin zorgdragen, dan zal de vijand niets op hen hebben aan te merken. 15 Enkelen van hen hebben zich al van de gemeente afgekeerd en zijn Satan gevolgd. 16 Laat ik je er nog eens op wijzen dat een weduwe door haar familie ondersteund moet worden en niet op kosten van de gemeente mag gaan leven. Dan kan de gemeente zorgen voor weduwen die echt alleen zijn en van niemand hulp kunnen verwachten.
17 Oudsten die hun werk goed doen, moeten dubbel beloond worden en dat geldt in het bijzonder voor de oudsten die hun tijd besteden aan het prediken en het onderwijzen. 18 Want er staat in de Boeken: ‘U mag een os tijdens het dorsen geen muilband aanleggen,’ ofwel: laat hem tijdens het werk eten zoveel hij wil. En ergens anders staat: ‘Een arbeider is zijn loon waard.’ 19 Luister niet naar klachten over een oudste, tenzij er twee of drie getuigen zijn die hem aanklagen.
20 Als iemand kwaad heeft gedaan, moet hij in aanwezigheid van de hele gemeente worden terechtgewezen, opdat niemand anders zijn slechte voorbeeld zal volgen.
21 In tegenwoordigheid van God, de Here Jezus Christus en de heilige engelen draag ik je op dit bevel uit te voeren, onbevooroordeeld en zonder aanzien des persoons. 22 Leg nooit iemand te snel de handen op en hou je ver van de zonden van anderen. Zorg ervoor dat je zelf altijd zuiver blijft.
23 Je moet trouwens niet alleen water drinken, maar ook af en toe wat wijn. Dat is goed voor je maag, omdat je zo vaak ziek bent.
24 Sommige mensen leiden zo openlijk een zondig leven dat het voor iedereen duidelijk is. Daardoor vallen zij onder het oordeel. Maar bij anderen zal de vreselijke waarheid pas op de dag van het grote oordeel aan het licht komen.
25 Zo is het ook met de goede werken: sommige zijn direct bekend, maar andere worden pas later zichtbaar.
Het zuivere onderwijs van Jezus Christus
6 Gelovige slaven moeten hard werken voor hun eigenaars en respect voor hen hebben, anders zouden de naam van God en de leer schade kunnen lijden. 2 Als de slaveneigenaar een christen is, mag dat voor de slaven geen excuus zijn om het wat kalmer aan te doen. Nee, zij moeten eerder nog meer hun best doen, omdat een broeder in het geloof door hun inspanningen wordt geholpen. Prent de mensen deze waarheden in, Timotheüs, en moedig iedereen aan ernaar te leven. 3 Misschien gaan sommigen er tegen in, maar vergeet niet dat dit het zuivere, gezonde onderwijs van onze Here Jezus Christus is, het is het fundament voor een leven dat Gods goedkeuring heeft. 4 Wie iets anders beweert, is verwaand en dom, die heeft de ziekelijke neiging te willen bekvechten over de betekenis van de woorden van Christus. De gevolgen daarvan zijn jaloezie en ruzie, beledigingen en verdachtmakingen. 5 Deze ruziezoekers hebben een zieke geest, zij weten niet meer wat de waarheid is. Voor hen is het goede nieuws alleen maar een middel om geld te verdienen.
6 Het leven met God brengt veel op. Zeker als je ook tevreden bent met wat je hebt. 7 Per slot van rekening hebben wij bij onze geboorte niets meegebracht, en als wij sterven, zullen wij ook niets kunnen meenemen. 8 Als we ons kunnen voeden en kleden, moet ons dat genoeg zijn. 9 Maar wie graag rijk wil worden, komt al gauw in verleiding en raakt verstrikt in de begeerte naar onnodige en verkeerde dingen, en gaat ten slotte verloren. 10 Want de liefde voor het geld is de eerste stap naar allerlei andere zonden. Sommige mensen hebben zich daarvoor zelfs van God afgekeerd en zich veel ellende op de hals gehaald.
11 Timotheüs, jij bent een man van God. Vlucht voor al deze lelijke dingen en span je in voor wat rechtvaardig is, voor wat de mensen tot God brengt, voor het geloof, de liefde, de toewijding en de vriendelijkheid. 12 Span je in voor de goede wedloop van het geloof en behaal de prijs van het eeuwige leven. Daartoe ben je geroepen en daarover heb je voor vele getuigen een krachtig getuigenis afgelegd. 13 Voor God, die klaar staat om ieder het eeuwige leven te geven en voor Christus Jezus, die voor Pontius Pilatus een krachtig getuigenis aflegde, draag ik je op te doen wat ik gezegd heb. 14 Dan zal er niets op je zijn aan te merken tot de dag dat onze Here Jezus Christus zal verschijnen. 15 Zijn verschijning zal op de juiste tijd komen door de goede en enige Heerser, de Koning der koningen en de Heer der heren. 16 Hij is als enige onsterfelijk en woont in zoʼn helder licht dat geen mens Hem kan benaderen. Geen mens heeft Hem ooit gezien of zal Hem ooit zien. Voor Hem is de eer en de eeuwige macht, voor altijd. Amen.
17 Zeg tegen de rijken dat zij niet trots mogen zijn en niet moeten vertrouwen op hun rijkdom, die slechts een twijfelachtige zekerheid geeft, maar dat zij moeten vertrouwen op de levende God, die ons van alles geeft om ervan te genieten. Zeg hun dat zij hun rijkdom moeten gebruiken om er goed mee te doen. 18 Zij moeten rijk zijn in goede werken en met een blij hart geven aan mensen die gebrek lijden, zij moeten altijd klaarstaan om alles wat God hun heeft gegeven met anderen te delen. 19 Door dat te doen, zullen zij voor zichzelf een echte schat voor de toekomst verzekeren, om daarmee het ware leven te verwerven!
20 Timotheüs, schiet niet tekort in wat God je heeft toevertrouwd. Laat je niet verleiden tot dwaze discussies met mensen die over hun kennis opscheppen en daarmee bewijzen dat zij geen kennis hebben. 21 Sommigen van hen missen het belangrijkste in het leven: zij kennen God niet werkelijk. Ik bid dat God jullie zijn genade zal geven.
1 Timothy 1-6
New International Version
1 Paul, an apostle of Christ Jesus by the command of God(A) our Savior(B) and of Christ Jesus our hope,(C)
2 To Timothy(D) my true son(E) in the faith:
Grace, mercy and peace from God the Father and Christ Jesus our Lord.(F)
Timothy Charged to Oppose False Teachers
3 As I urged you when I went into Macedonia,(G) stay there in Ephesus(H) so that you may command certain people not to teach false doctrines(I) any longer 4 or to devote themselves to myths(J) and endless genealogies.(K) Such things promote controversial speculations(L) rather than advancing God’s work—which is by faith. 5 The goal of this command is love, which comes from a pure heart(M) and a good conscience(N) and a sincere faith.(O) 6 Some have departed from these and have turned to meaningless talk. 7 They want to be teachers(P) of the law, but they do not know what they are talking about or what they so confidently affirm.(Q)
8 We know that the law is good(R) if one uses it properly. 9 We also know that the law is made not for the righteous(S) but for lawbreakers and rebels,(T) the ungodly and sinful, the unholy and irreligious, for those who kill their fathers or mothers, for murderers, 10 for the sexually immoral, for those practicing homosexuality, for slave traders and liars and perjurers—and for whatever else is contrary to the sound doctrine(U) 11 that conforms to the gospel concerning the glory of the blessed God, which he entrusted to me.(V)
The Lord’s Grace to Paul
12 I thank Christ Jesus our Lord, who has given me strength,(W) that he considered me trustworthy, appointing me to his service.(X) 13 Even though I was once a blasphemer and a persecutor(Y) and a violent man, I was shown mercy(Z) because I acted in ignorance and unbelief.(AA) 14 The grace of our Lord was poured out on me abundantly,(AB) along with the faith and love that are in Christ Jesus.(AC)
15 Here is a trustworthy saying(AD) that deserves full acceptance: Christ Jesus came into the world to save sinners(AE)—of whom I am the worst. 16 But for that very reason I was shown mercy(AF) so that in me, the worst of sinners, Christ Jesus might display his immense patience(AG) as an example for those who would believe(AH) in him and receive eternal life.(AI) 17 Now to the King(AJ) eternal, immortal,(AK) invisible,(AL) the only God,(AM) be honor and glory for ever and ever. Amen.(AN)
The Charge to Timothy Renewed
18 Timothy, my son,(AO) I am giving you this command in keeping with the prophecies once made about you,(AP) so that by recalling them you may fight the battle well,(AQ) 19 holding on to faith and a good conscience,(AR) which some have rejected and so have suffered shipwreck with regard to the faith.(AS) 20 Among them are Hymenaeus(AT) and Alexander,(AU) whom I have handed over to Satan(AV) to be taught not to blaspheme.
Instructions on Worship
2 I urge, then, first of all, that petitions, prayers,(AW) intercession and thanksgiving be made for all people— 2 for kings and all those in authority,(AX) that we may live peaceful and quiet lives in all godliness(AY) and holiness. 3 This is good, and pleases(AZ) God our Savior,(BA) 4 who wants(BB) all people(BC) to be saved(BD) and to come to a knowledge of the truth.(BE) 5 For there is one God(BF) and one mediator(BG) between God and mankind, the man Christ Jesus,(BH) 6 who gave himself as a ransom(BI) for all people. This has now been witnessed to(BJ) at the proper time.(BK) 7 And for this purpose I was appointed a herald and an apostle—I am telling the truth, I am not lying(BL)—and a true and faithful teacher(BM) of the Gentiles.(BN)
8 Therefore I want the men everywhere to pray, lifting up holy hands(BO) without anger or disputing. 9 I also want the women to dress modestly, with decency and propriety, adorning themselves, not with elaborate hairstyles or gold or pearls or expensive clothes,(BP) 10 but with good deeds,(BQ) appropriate for women who profess to worship God.
11 A woman[a] should learn in quietness and full submission.(BR) 12 I do not permit a woman to teach or to assume authority over a man;[b] she must be quiet.(BS) 13 For Adam was formed first, then Eve.(BT) 14 And Adam was not the one deceived; it was the woman who was deceived and became a sinner.(BU) 15 But women[c] will be saved through childbearing—if they continue in faith, love(BV) and holiness with propriety.
Qualifications for Overseers and Deacons
3 Here is a trustworthy saying:(BW) Whoever aspires to be an overseer(BX) desires a noble task. 2 Now the overseer is to be above reproach,(BY) faithful to his wife,(BZ) temperate,(CA) self-controlled, respectable, hospitable,(CB) able to teach,(CC) 3 not given to drunkenness,(CD) not violent but gentle, not quarrelsome,(CE) not a lover of money.(CF) 4 He must manage his own family well and see that his children obey him, and he must do so in a manner worthy of full[d] respect.(CG) 5 (If anyone does not know how to manage his own family, how can he take care of God’s church?)(CH) 6 He must not be a recent convert, or he may become conceited(CI) and fall under the same judgment(CJ) as the devil. 7 He must also have a good reputation with outsiders,(CK) so that he will not fall into disgrace and into the devil’s trap.(CL)
8 In the same way, deacons[e](CM) are to be worthy of respect, sincere, not indulging in much wine,(CN) and not pursuing dishonest gain. 9 They must keep hold of the deep truths of the faith with a clear conscience.(CO) 10 They must first be tested;(CP) and then if there is nothing against them, let them serve as deacons.
11 In the same way, the women[f] are to be worthy of respect, not malicious talkers(CQ) but temperate(CR) and trustworthy in everything.
12 A deacon must be faithful to his wife(CS) and must manage his children and his household well.(CT) 13 Those who have served well gain an excellent standing and great assurance in their faith in Christ Jesus.
Reasons for Paul’s Instructions
14 Although I hope to come to you soon, I am writing you these instructions so that, 15 if I am delayed, you will know how people ought to conduct themselves in God’s household, which is the church(CU) of the living God,(CV) the pillar and foundation of the truth. 16 Beyond all question, the mystery(CW) from which true godliness(CX) springs is great:
He appeared in the flesh,(CY)
was vindicated by the Spirit,[g]
was seen by angels,
was preached among the nations,(CZ)
was believed on in the world,
was taken up in glory.(DA)
4 The Spirit(DB) clearly says that in later times(DC) some will abandon the faith and follow deceiving spirits(DD) and things taught by demons. 2 Such teachings come through hypocritical liars, whose consciences have been seared as with a hot iron.(DE) 3 They forbid people to marry(DF) and order them to abstain from certain foods,(DG) which God created(DH) to be received with thanksgiving(DI) by those who believe and who know the truth. 4 For everything God created is good,(DJ) and nothing is to be rejected(DK) if it is received with thanksgiving, 5 because it is consecrated by the word of God(DL) and prayer.
6 If you point these things out to the brothers and sisters,[h] you will be a good minister of Christ Jesus, nourished on the truths of the faith(DM) and of the good teaching that you have followed.(DN) 7 Have nothing to do with godless myths and old wives’ tales;(DO) rather, train yourself to be godly.(DP) 8 For physical training is of some value, but godliness has value for all things,(DQ) holding promise for both the present life(DR) and the life to come.(DS) 9 This is a trustworthy saying(DT) that deserves full acceptance. 10 That is why we labor and strive, because we have put our hope in the living God,(DU) who is the Savior of all people,(DV) and especially of those who believe.
11 Command and teach these things.(DW) 12 Don’t let anyone look down on you(DX) because you are young, but set an example(DY) for the believers in speech, in conduct, in love, in faith(DZ) and in purity. 13 Until I come,(EA) devote yourself to the public reading of Scripture,(EB) to preaching and to teaching. 14 Do not neglect your gift, which was given you through prophecy(EC) when the body of elders(ED) laid their hands on you.(EE)
15 Be diligent in these matters; give yourself wholly to them, so that everyone may see your progress. 16 Watch your life and doctrine closely. Persevere in them, because if you do, you will save(EF) both yourself and your hearers.
Widows, Elders and Slaves
5 Do not rebuke an older man(EG) harshly,(EH) but exhort him as if he were your father. Treat younger men(EI) as brothers, 2 older women as mothers, and younger women as sisters, with absolute purity.
3 Give proper recognition to those widows who are really in need.(EJ) 4 But if a widow has children or grandchildren, these should learn first of all to put their religion into practice by caring for their own family and so repaying their parents and grandparents,(EK) for this is pleasing to God.(EL) 5 The widow who is really in need(EM) and left all alone puts her hope in God(EN) and continues night and day to pray(EO) and to ask God for help. 6 But the widow who lives for pleasure is dead even while she lives.(EP) 7 Give the people these instructions,(EQ) so that no one may be open to blame. 8 Anyone who does not provide for their relatives, and especially for their own household, has denied(ER) the faith and is worse than an unbeliever.
9 No widow may be put on the list of widows unless she is over sixty, has been faithful to her husband, 10 and is well known for her good deeds,(ES) such as bringing up children, showing hospitality,(ET) washing the feet(EU) of the Lord’s people, helping those in trouble(EV) and devoting herself to all kinds of good deeds.
11 As for younger widows, do not put them on such a list. For when their sensual desires overcome their dedication to Christ, they want to marry. 12 Thus they bring judgment on themselves, because they have broken their first pledge. 13 Besides, they get into the habit of being idle and going about from house to house. And not only do they become idlers, but also busybodies(EW) who talk nonsense,(EX) saying things they ought not to. 14 So I counsel younger widows to marry,(EY) to have children, to manage their homes and to give the enemy no opportunity for slander.(EZ) 15 Some have in fact already turned away to follow Satan.(FA)
16 If any woman who is a believer has widows in her care, she should continue to help them and not let the church be burdened with them, so that the church can help those widows who are really in need.(FB)
17 The elders(FC) who direct the affairs of the church well are worthy of double honor,(FD) especially those whose work is preaching and teaching. 18 For Scripture says, “Do not muzzle an ox while it is treading out the grain,”[i](FE) and “The worker deserves his wages.”[j](FF) 19 Do not entertain an accusation against an elder(FG) unless it is brought by two or three witnesses.(FH) 20 But those elders who are sinning you are to reprove(FI) before everyone, so that the others may take warning.(FJ) 21 I charge you, in the sight of God and Christ Jesus(FK) and the elect angels, to keep these instructions without partiality, and to do nothing out of favoritism.
22 Do not be hasty in the laying on of hands,(FL) and do not share in the sins of others.(FM) Keep yourself pure.(FN)
23 Stop drinking only water, and use a little wine(FO) because of your stomach and your frequent illnesses.
24 The sins of some are obvious, reaching the place of judgment ahead of them; the sins of others trail behind them. 25 In the same way, good deeds are obvious, and even those that are not obvious cannot remain hidden forever.
6 All who are under the yoke of slavery should consider their masters worthy of full respect,(FP) so that God’s name and our teaching may not be slandered.(FQ) 2 Those who have believing masters should not show them disrespect just because they are fellow believers.(FR) Instead, they should serve them even better because their masters are dear to them as fellow believers and are devoted to the welfare[k] of their slaves.
False Teachers and the Love of Money
These are the things you are to teach and insist on.(FS) 3 If anyone teaches otherwise(FT) and does not agree to the sound instruction(FU) of our Lord Jesus Christ and to godly teaching, 4 they are conceited(FV) and understand nothing. They have an unhealthy interest in controversies and quarrels about words(FW) that result in envy, strife, malicious talk, evil suspicions 5 and constant friction between people of corrupt mind, who have been robbed of the truth(FX) and who think that godliness is a means to financial gain.
6 But godliness with contentment(FY) is great gain.(FZ) 7 For we brought nothing into the world, and we can take nothing out of it.(GA) 8 But if we have food and clothing, we will be content with that.(GB) 9 Those who want to get rich(GC) fall into temptation and a trap(GD) and into many foolish and harmful desires that plunge people into ruin and destruction. 10 For the love of money(GE) is a root of all kinds of evil. Some people, eager for money, have wandered from the faith(GF) and pierced themselves with many griefs.(GG)
Final Charge to Timothy
11 But you, man of God,(GH) flee from all this, and pursue righteousness, godliness,(GI) faith, love,(GJ) endurance and gentleness. 12 Fight the good fight(GK) of the faith. Take hold of(GL) the eternal life(GM) to which you were called when you made your good confession(GN) in the presence of many witnesses. 13 In the sight of God, who gives life to everything, and of Christ Jesus, who while testifying before Pontius Pilate(GO) made the good confession,(GP) I charge you(GQ) 14 to keep this command without spot or blame(GR) until the appearing of our Lord Jesus Christ,(GS) 15 which God will bring about in his own time(GT)—God, the blessed(GU) and only Ruler,(GV) the King of kings and Lord of lords,(GW) 16 who alone is immortal(GX) and who lives in unapproachable light,(GY) whom no one has seen or can see.(GZ) To him be honor and might forever. Amen.(HA)
17 Command those who are rich(HB) in this present world not to be arrogant nor to put their hope in wealth,(HC) which is so uncertain, but to put their hope in God,(HD) who richly provides us with everything for our enjoyment.(HE) 18 Command them to do good, to be rich in good deeds,(HF) and to be generous and willing to share.(HG) 19 In this way they will lay up treasure for themselves(HH) as a firm foundation for the coming age, so that they may take hold of(HI) the life that is truly life.
20 Timothy, guard what has been entrusted(HJ) to your care. Turn away from godless chatter(HK) and the opposing ideas of what is falsely called knowledge, 21 which some have professed and in so doing have departed from the faith.(HL)
Grace be with you all.(HM)
Footnotes
- 1 Timothy 2:11 Or wife; also in verse 12
- 1 Timothy 2:12 Or over her husband
- 1 Timothy 2:15 Greek she
- 1 Timothy 3:4 Or him with proper
- 1 Timothy 3:8 The word deacons refers here to Christians designated to serve with the overseers/elders of the church in a variety of ways; similarly in verse 12; and in Romans 16:1 and Phil. 1:1.
- 1 Timothy 3:11 Possibly deacons’ wives or women who are deacons
- 1 Timothy 3:16 Or vindicated in spirit
- 1 Timothy 4:6 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family.
- 1 Timothy 5:18 Deut. 25:4
- 1 Timothy 5:18 Luke 10:7
- 1 Timothy 6:2 Or and benefit from the service
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.
