1 Koningen 6-7
Het Boek
Salomo start met de bouw van de tempel
6 In de lente van het vierde regeringsjaar van koning Salomo begon deze met de eigenlijke bouw van de tempel. Dit was vierhonderdtachtig jaar nadat het volk Israël uit de slavernij in Egypte was bevrijd. 2 De tempel was 27 meter lang, 9 meter breed en 13,5 meter hoog. 3 Het voorportaal van de tempel was 9 meter lang en 4,5 meter diep. 4 Overal in het gebouw werden smalle ramen aangebracht. 5 Over de volle lengte van de tempel werd aan beide zijden, langs de buitenmuren, een aanbouw met kamers gemaakt. 6 Deze aanbouw telde drie verdiepingen, waarvan de onderste 2,25 meter, de middelste 2,7 meter en de bovenste 3,15 meter breed was. De kamers waren aan de tempelmuren bevestigd met balken die op blokken rustten die uit de muur staken, de balken zaten dus niet in de muur vast. 7 De stenen die voor de bouw van de tempel werden gebruikt, waren in de steengroeve pasklaar gemaakt. De hele bouw werd uitgevoerd zonder dat ook maar ergens het geluid van een hamer, bijl of ander gereedschap werd vernomen op het bouwterrein. 8 De onderste verdieping met kamers was vanaf de rechterkant van de tempel toegankelijk en daar liep ook een wenteltrap omhoog naar de tweede verdieping. Een andere trap leidde van de tweede naar de derde verdieping. 9 Toen de bouw van de tempel was voltooid, dekte Salomo alles, ook de balken en pilaren, af met cederhouten panelen. 10 Zoals gezegd, stond langs de zijden van de tempel een aanbouw met cederhouten balken bevestigd aan de tempelmuren. Elke verdieping van deze aanbouw was 2,25 meter hoog.
11,12 Toen gaf de Here Salomo de volgende boodschap over de tempel die hij aan het bouwen was: ‘Als u doet wat Ik zeg en al mijn geboden gehoorzaamt, zal Ik doen wat Ik tegen uw vader David heb gezegd: 13 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen en hen nooit in de steek laten.’
14 Daarna voltooide Salomo de bouw van de tempel. 15 Het hele interieur, van de vloer tot aan het dak, was betimmerd met cederhout en op de vloer lagen planken van cipressenhout. 16 De negen meter lange kamer aan het uiterste einde van de tempel—het Heilige der Heiligen—was eveneens van de vloer tot aan het dak met cederhout betimmerd. 17 Het overige deel van de tempel, buiten het Heilige der Heiligen, was achttien meter lang. 18 Door de hele tempel was de cederhouten betimmering versierd met houtsnijwerk van bloemknoppen en geopende bloemen. Van de stenen muur was niets meer te zien. 19 De achterste kamer was de plaats waar de ark van het verbond van de Here geplaatst zou worden. 20 Dit binnenste heiligdom was negen meter lang, breed en hoog. De muren en het plafond werden overtrokken met puur goud en Salomo maakte een cederhouten altaar voor deze kamer. 21,22 Daarna overtrok hij ook het interieur van de rest van de tempel met goud, inclusief het cederhouten altaar dat voor het Heilige der Heiligen stond. Tevens vervaardigde hij een gordijn, hangend aan gouden kettingen, dat de toegang tot het Heilige der Heiligen afsloot.
23-28 In het binnenste heiligdom plaatste Salomo twee afbeeldingen van engelen van olijfhout, elk 4,5 meter hoog. Zij werden zó neergezet dat hun uitgestrekte vleugels van muur tot muur reikten en hun andere vleugels elkaar in het midden van de kamer raakten. Elke vleugel was 2,25 meter lang, zodat iedere engel van vleugeltip tot vleugeltip 4,5 meter mat. De beide engelen werden overtrokken met goud. 29 Engelenfiguren, palmbomen en open bloemen werden uitgesneden in de muren van de beide kamers in de tempel 30 en de vloer van de beide vertrekken werd overtrokken met goud. 31 De deurposten van de ingang tot het binnenste heiligdom namen een vijfde deel van de breedte van de muur in beslag 32 en de twee olijfhouten deuren van de toegang waren ook versierd met uitgesneden figuren van cherubs, palmbomen en open bloemen, alles weer overtrokken met goud. 33 Daarna maakten zij de olijfhouten deurposten van de ingang van de tempel, die een kwart van de breedte van de muur besloegen. 34 Er waren twee vouwdeuren van cipressenhout en elke deur was zo geconstrueerd dat hij door middel van scharnieren tegen de muur kon worden geklapt. 35 Ook in deze deuren waren cherubs, palmbomen en bloemen uitgesneden die zorgvuldig met goud waren overtrokken. 36 De muur van de binnenste voorhof bestond uit drie rijen uitgehouwen stenen en één rij cederhouten stammen. 37 De fundering voor de tempel werd gelegd in de tweede maand van het vierde regeringsjaar van Salomo 38 en het hele gebouw was volledig afgebouwd in de achtste maand van zijn elfde regeringsjaar. De bouw duurde dus zeven jaar.
Het paleis van Salomo
7 Toen bouwde Salomo zijn eigen paleis, waar hij dertien jaar over deed. 2 Het paleis kreeg de naam ‘Woud van Libanon.’ Het was 45 meter lang, 22,5 meter breed en 13,5 meter hoog. De grote cederhouten dakbalken rustten op vier rijen van cederhouten pilaren. 3,4 Het paleis telde vijfenveertig kamers die in drie verdiepingen van vijftien kamers op de pilaren waren gebouwd. Elke kamer had een raam en recht boven het raam van de kamers op de laagste verdieping waren die van de kamers op de tweede en derde verdieping. 5 Bovendien lagen de ramen van deze kamers aan de ene kant van de zaal recht tegenover die van de kamers aan de andere kant, ook in drie verdiepingen. 6 Een ander deel van het paleis werd de ‘Zaal van de pilaren’ genoemd. Het was 22,5 meter lang en 13,5 meter breed. Aan de voorkant was een portaal met daarboven een door pilaren ondersteunde luifel. 7 Er was eveneens een troonzaal of rechtzaal, waar Salomo rechtsprak. De vloer van deze zaal was geheel betimmerd met cederhout. 8 Aan de rechtzaal vast en vergelijkbaar in bouw lagen de persoonlijke vertrekken van Salomo. Hij ontwierp soortgelijke verblijven van dezelfde afmetingen in het paleis dat hij bouwde voor de dochter van de farao, met wie hij getrouwd was.
9 Al deze gebouwen waren van fundament tot dak, van binnen en buiten en van voren naar achteren, helemaal opgetrokken uit grote en kostbare stenen die op maat waren gehouwen. 10 De stenen van de fundering varieerden in grootte van ruim drie tot ruim vier meter. 11 Ook de reusachtige stenen van de muren waren op maat gehouwen, met cederhouten balken er bovenop. 12 De grote binnenhof had ook muren, gebouwd uit drie lagen gehouwen steen, bedekt met cederhouten balken net als de binnenste voorhof van de tempel en het toegangsportaal van het paleis.
13,14 Koning Salomo liet daarna een zekere Hiram uit Tyrus komen. Deze had een Joodse moeder uit de stam van Naftali en was zoon van een zeer bekwame koperslager uit Tyrus. Zo kwam hij voor koning Salomo werken 15 en maakte twee koperen holle pilaren, die 8,1 meter hoog waren en een omtrek hadden van 5,4 meter. 16-22 Bovenop de pilaren bevestigde hij twee lelievormige, gegoten koperen kapitelen. Elk kapiteel was 2,25 meter hoog en 2 meter lang en werd versierd met zeven gevlochten slingers van koper, met daarop twee rijen van in totaal vierhonderd granaatappels. Hiram plaatste deze pilaren bij de ingang van de grote hal van de tempel. De zuidelijke werd de pilaar van Jachin en de noordelijke de pilaar van Boaz genoemd. 23 Daarna maakte hij een groot koperen bassin van 2,25 meter hoog en 4,5 meter van rand tot rand, met een omtrek van 13,5 meter. 24 Onder de rand zaten twee rijen versieringen, ongeveer 4,5 centimeter van elkaar, die één geheel vormden met het bassin. 25 Het bassin rustte op twaalf koperen runderen, die met de staarten naar elkaar toe stonden. Drie keken naar het noorden, drie naar het westen, drie naar het zuiden en drie naar het oosten. 26 De wanden van het bassin waren ongeveer acht centimeter dik, de rand leek op die van een beker of lelie en de inhoud van het vat bedroeg vierenveertigduizend liter.
27-30 Daarna maakte hij tien koperen onderstellen met vier wielen, elk 1,8 meter in het vierkant en 1,35 meter hoog. Deze onderstellen waren gekoppeld aan vierkante dwarsplaten. De dwarsplaten waren versierd met figuren van leeuwen, ossen en engelen. Boven en onder de leeuwen en ossen bevonden zich versieringen in de vorm van kransen. Elk van de verplaatsbare onderstellen had vier koperen wielen en koperen assen en op elke hoek van de onderstellen waren koperen handvatten bevestigd, die ook weer met kransmotieven waren versierd. 31 De bovenkant van elk onderstel bestond uit een ronde plaat van 45 centimeter hoog. Het midden van het onderstel was schaalvormig en 67,5 centimeter diep, aan de buitenkant weer versierd met kransmotieven. De sluitplaten waren vierkant, niet rond. 32 De onderstellen reden op vier wielen, verbonden met assen die een geheel vormden met de onderstellen. De wielen waren 67,5 centimeter hoog 33 en leken veel op de wielen van een strijdwagen. Alle delen van de onderstellen waren gemaakt van gegoten koper, ook de assen, spaken, velgen en naven. 34 Aan alle vier de hoeken van de onderstellen zaten handvatten die ook één geheel vormden met het onderstel. 35 De bovenkant van elk onderstel werd omgeven door een rand van 22,5 centimeter hoog, waaraan handvatten zaten. 36 Op de handvatten waren overal waar maar enige ruimte was engelen, leeuwen en palmbomen gegraveerd, omringd door slingers. 37 Alle tien onderstellen waren even groot en leken precies op elkaar, want zij bestonden uit hetzelfde gietsel.
38 Daarna maakte hij tien koperen wasvaten en zette die op de onderstellen. Zij hadden een doorsnee van 1,8 meter en konden achthonderdtachtig liter water bevatten. 39 Vijf van deze wasvaten werden aan de rechterkant van het vertrek geplaatst. De andere vijf stonden aan de linkerkant. Het grote koperen vat stond in de zuidoostelijke hoek, aan de rechterkant van het vertrek.
40 Hiram maakte ook de potten, scheppen en offerschalen en beëindigde zo het werk in de tempel van de Here, dat koning Salomo hem had opgedragen.
41-46 Hier volgt een lijst van de voorwerpen die hij maakte: twee pilaren, kapitelen voor op de pilaren, het vlechtwerk dat de kapitelen van elke pilaar bedekte, vierhonderd granaatappels in twee rijen op het vlechtwerk, dat de onderkant van de kapitelen moest bedekken, tien verplaatsbare onderstellen met daarop tien wasvaten, een groot vat en twaalf ossen die dat vat ondersteunden, potten, scheppen en offerschalen. Al deze voorwerpen waren gemaakt van gepolijst koper en werden gegoten op de vlakten bij de Jordaan, tussen Sukkot en Zarathan. 47 Het totale gewicht van al deze voorwerpen was niet bekend, omdat ze eenvoudig te zwaar waren om te kunnen wegen!
48 Alle gebruiksvoorwerpen voor de tempel waren gemaakt van puur goud. Dat gold ook voor het altaar, de tafel waarop de toonbroden lagen, 49 de armen van de kandelaren, waarvan er vijf links en vijf rechts voor het Heilige der Heiligen stonden, de bloemen, lampen, snuiters, 50 koppen, offerschalen, lepels, vuurpannen, wierookvaten, de scharnieren van de toegangsdeuren van het Heilige der Heiligen en de deuren van de hoofdingang van de tempel. Elk van deze voorwerpen was gemaakt van puur goud.
51 Toen de tempel ten slotte klaar was, vulde Salomo de schatkamer van de tempel met het zilver, goud en alle andere voorwerpen die zijn vader David daarvoor had bestemd.
1 Kings 6-7
New International Version
Solomon Builds the Temple(A)
6 In the four hundred and eightieth[a] year after the Israelites came out of Egypt, in the fourth year of Solomon’s reign over Israel, in the month of Ziv, the second month,(B) he began to build the temple of the Lord.(C)
2 The temple(D) that King Solomon built for the Lord was sixty cubits long, twenty wide and thirty high.[b] 3 The portico(E) at the front of the main hall of the temple extended the width of the temple, that is twenty cubits,[c] and projected ten cubits[d] from the front of the temple. 4 He made narrow windows(F) high up in the temple walls. 5 Against the walls of the main hall and inner sanctuary he built a structure around the building, in which there were side rooms.(G) 6 The lowest floor was five cubits[e] wide, the middle floor six cubits[f] and the third floor seven.[g] He made offset ledges around the outside of the temple so that nothing would be inserted into the temple walls.
7 In building the temple, only blocks dressed(H) at the quarry were used, and no hammer, chisel or any other iron tool(I) was heard at the temple site while it was being built.
8 The entrance to the lowest[h] floor was on the south side of the temple; a stairway led up to the middle level and from there to the third. 9 So he built the temple and completed it, roofing it with beams and cedar(J) planks. 10 And he built the side rooms all along the temple. The height of each was five cubits, and they were attached to the temple by beams of cedar.
11 The word of the Lord came(K) to Solomon: 12 “As for this temple you are building, if you follow my decrees, observe my laws and keep all my commands(L) and obey them, I will fulfill through you the promise(M) I gave to David your father. 13 And I will live among the Israelites and will not abandon(N) my people Israel.”
14 So Solomon(O) built the temple and completed(P) it. 15 He lined its interior walls with cedar boards, paneling them from the floor of the temple to the ceiling,(Q) and covered the floor of the temple with planks of juniper.(R) 16 He partitioned off twenty cubits at the rear of the temple with cedar boards from floor to ceiling to form within the temple an inner sanctuary, the Most Holy Place.(S) 17 The main hall in front of this room was forty cubits[i] long. 18 The inside of the temple was cedar,(T) carved with gourds and open flowers. Everything was cedar; no stone was to be seen.
19 He prepared the inner sanctuary(U) within the temple to set the ark of the covenant(V) of the Lord there. 20 The inner sanctuary(W) was twenty cubits long, twenty wide and twenty high. He overlaid the inside with pure gold, and he also overlaid the altar of cedar.(X) 21 Solomon covered the inside of the temple with pure gold, and he extended gold chains across the front of the inner sanctuary, which was overlaid with gold. 22 So he overlaid the whole interior with gold. He also overlaid with gold the altar that belonged to the inner sanctuary.
23 For the inner sanctuary he made a pair of cherubim(Y) out of olive wood, each ten cubits high. 24 One wing of the first cherub was five cubits long, and the other wing five cubits—ten cubits from wing tip to wing tip. 25 The second cherub also measured ten cubits, for the two cherubim were identical in size and shape. 26 The height of each cherub was ten cubits. 27 He placed the cherubim(Z) inside the innermost room of the temple, with their wings spread out. The wing of one cherub touched one wall, while the wing of the other touched the other wall, and their wings touched each other in the middle of the room. 28 He overlaid the cherubim with gold.
29 On the walls(AA) all around the temple, in both the inner and outer rooms, he carved cherubim,(AB) palm trees and open flowers. 30 He also covered the floors of both the inner and outer rooms of the temple with gold.
31 For the entrance to the inner sanctuary he made doors out of olive wood that were one fifth of the width of the sanctuary. 32 And on the two olive-wood doors(AC) he carved cherubim, palm trees and open flowers, and overlaid the cherubim and palm trees with hammered gold. 33 In the same way, for the entrance to the main hall he made doorframes out of olive wood that were one fourth of the width of the hall. 34 He also made two doors out of juniper wood, each having two leaves that turned in sockets. 35 He carved cherubim, palm trees and open flowers on them and overlaid them with gold hammered evenly over the carvings.
36 And he built the inner courtyard(AD) of three courses(AE) of dressed stone and one course of trimmed cedar beams.
37 The foundation of the temple of the Lord was laid in the fourth year, in the month of Ziv. 38 In the eleventh year in the month of Bul, the eighth month, the temple was finished in all its details(AF) according to its specifications.(AG) He had spent seven years building it.
Solomon Builds His Palace
7 It took Solomon thirteen years, however, to complete the construction of his palace.(AH) 2 He built the Palace(AI) of the Forest of Lebanon(AJ) a hundred cubits long, fifty wide and thirty high,[j] with four rows of cedar columns supporting trimmed cedar beams. 3 It was roofed with cedar above the beams that rested on the columns—forty-five beams, fifteen to a row. 4 Its windows were placed high in sets of three, facing each other. 5 All the doorways had rectangular frames; they were in the front part in sets of three, facing each other.[k]
6 He made a colonnade fifty cubits long and thirty wide.[l] In front of it was a portico, and in front of that were pillars and an overhanging roof.
7 He built the throne hall, the Hall of Justice, where he was to judge,(AK) and he covered it with cedar from floor to ceiling.[m](AL) 8 And the palace in which he was to live, set farther back, was similar in design. Solomon also made a palace like this hall for Pharaoh’s daughter, whom he had married.(AM)
9 All these structures, from the outside to the great courtyard and from foundation to eaves, were made of blocks of high-grade stone cut to size and smoothed on their inner and outer faces. 10 The foundations were laid with large stones of good quality, some measuring ten cubits[n] and some eight.[o] 11 Above were high-grade stones, cut to size, and cedar beams. 12 The great courtyard was surrounded by a wall of three courses(AN) of dressed stone and one course of trimmed cedar beams, as was the inner courtyard of the temple of the Lord with its portico.
The Temple’s Furnishings(AO)(AP)
13 King Solomon sent to Tyre and brought Huram,[p](AQ) 14 whose mother was a widow from the tribe of Naphtali and whose father was from Tyre and a skilled craftsman in bronze. Huram was filled with wisdom,(AR) with understanding and with knowledge to do all kinds of bronze work. He came to King Solomon and did all(AS) the work assigned to him.
15 He cast two bronze pillars,(AT) each eighteen cubits high and twelve cubits in circumference.[q] 16 He also made two capitals(AU) of cast bronze to set on the tops of the pillars; each capital was five cubits[r] high. 17 A network of interwoven chains adorned the capitals on top of the pillars, seven for each capital. 18 He made pomegranates in two rows[s] encircling each network to decorate the capitals on top of the pillars.[t] He did the same for each capital. 19 The capitals on top of the pillars in the portico were in the shape of lilies, four cubits[u] high. 20 On the capitals of both pillars, above the bowl-shaped part next to the network, were the two hundred pomegranates(AV) in rows all around. 21 He erected the pillars at the portico of the temple. The pillar to the south he named Jakin[v] and the one to the north Boaz.[w](AW) 22 The capitals on top were in the shape of lilies. And so the work on the pillars(AX) was completed.
23 He made the Sea(AY) of cast metal, circular in shape, measuring ten cubits from rim to rim and five cubits high. It took a line(AZ) of thirty cubits[x] to measure around it. 24 Below the rim, gourds encircled it—ten to a cubit. The gourds were cast in two rows in one piece with the Sea.
25 The Sea stood on twelve bulls,(BA) three facing north, three facing west, three facing south and three facing east. The Sea rested on top of them, and their hindquarters were toward the center. 26 It was a handbreadth[y] in thickness, and its rim was like the rim of a cup, like a lily blossom. It held two thousand baths.[z]
27 He also made ten movable stands(BB) of bronze; each was four cubits long, four wide and three high.[aa] 28 This is how the stands were made: They had side panels attached to uprights. 29 On the panels between the uprights were lions, bulls and cherubim—and on the uprights as well. Above and below the lions and bulls were wreaths of hammered work. 30 Each stand(BC) had four bronze wheels with bronze axles, and each had a basin resting on four supports, cast with wreaths on each side. 31 On the inside of the stand there was an opening that had a circular frame one cubit[ab] deep. This opening was round, and with its basework it measured a cubit and a half.[ac] Around its opening there was engraving. The panels of the stands were square, not round. 32 The four wheels were under the panels, and the axles of the wheels were attached to the stand. The diameter of each wheel was a cubit and a half. 33 The wheels were made like chariot wheels; the axles, rims, spokes and hubs were all of cast metal.
34 Each stand had four handles, one on each corner, projecting from the stand. 35 At the top of the stand there was a circular band half a cubit[ad] deep. The supports and panels were attached to the top of the stand. 36 He engraved cherubim, lions and palm trees on the surfaces of the supports and on the panels, in every available space, with wreaths all around. 37 This is the way he made the ten stands. They were all cast in the same molds and were identical in size and shape.
38 He then made ten bronze basins,(BD) each holding forty baths[ae] and measuring four cubits across, one basin to go on each of the ten stands. 39 He placed five of the stands on the south side of the temple and five on the north. He placed the Sea on the south side, at the southeast corner of the temple. 40 He also made the pots[af] and shovels and sprinkling bowls.(BE)
So Huram finished all the work he had undertaken for King Solomon in the temple of the Lord:
41 the two pillars;
the two bowl-shaped capitals on top of the pillars;
the two sets of network decorating the two bowl-shaped capitals on top of the pillars;
42 the four hundred pomegranates for the two sets of network (two rows of pomegranates for each network decorating the bowl-shaped capitals(BF) on top of the pillars);
43 the ten stands with their ten basins;
44 the Sea and the twelve bulls under it;
45 the pots, shovels and sprinkling bowls.(BG)
All these objects that Huram(BH) made for King Solomon for the temple of the Lord were of burnished bronze. 46 The king had them cast in clay molds in the plain(BI) of the Jordan between Sukkoth(BJ) and Zarethan.(BK) 47 Solomon left all these things unweighed,(BL) because there were so many;(BM) the weight of the bronze(BN) was not determined.
48 Solomon also made all(BO) the furnishings that were in the Lord’s temple:
the golden altar;
the golden table(BP) on which was the bread of the Presence;(BQ)
49 the lampstands(BR) of pure gold (five on the right and five on the left, in front of the inner sanctuary);
the gold floral work and lamps and tongs;
50 the pure gold basins, wick trimmers, sprinkling bowls, dishes(BS) and censers;(BT)
and the gold sockets for the doors of the innermost room, the Most Holy Place, and also for the doors of the main hall of the temple.
51 When all the work King Solomon had done for the temple of the Lord was finished, he brought in the things his father David had dedicated(BU)—the silver and gold and the furnishings(BV)—and he placed them in the treasuries of the Lord’s temple.
Footnotes
- 1 Kings 6:1 Hebrew; Septuagint four hundred and fortieth
- 1 Kings 6:2 That is, about 90 feet long, 30 feet wide and 45 feet high or about 27 meters long, 9 meters wide and 14 meters high
- 1 Kings 6:3 That is, about 30 feet or about 9 meters; also in verses 16 and 20
- 1 Kings 6:3 That is, about 15 feet or about 4.5 meters; also in verses 23-26
- 1 Kings 6:6 That is, about 7 1/2 feet or about 2.3 meters; also in verses 10 and 24
- 1 Kings 6:6 That is, about 9 feet or about 2.7 meters
- 1 Kings 6:6 That is, about 11 feet or about 3.2 meters
- 1 Kings 6:8 Septuagint; Hebrew middle
- 1 Kings 6:17 That is, about 60 feet or about 18 meters
- 1 Kings 7:2 That is, about 150 feet long, 75 feet wide and 45 feet high or about 45 meters long, 23 meters wide and 14 meters high
- 1 Kings 7:5 The meaning of the Hebrew for this verse is uncertain.
- 1 Kings 7:6 That is, about 75 feet long and 45 feet wide or about 23 meters long and 14 meters wide
- 1 Kings 7:7 Vulgate and Syriac; Hebrew floor
- 1 Kings 7:10 That is, about 15 feet or about 4.5 meters; also in verse 23
- 1 Kings 7:10 That is, about 12 feet or about 3.6 meters
- 1 Kings 7:13 Hebrew Hiram, a variant of Huram; also in verses 40 and 45
- 1 Kings 7:15 That is, about 27 feet high and 18 feet in circumference or about 8.1 meters high and 5.4 meters in circumference
- 1 Kings 7:16 That is, about 7 1/2 feet or about 2.3 meters; also in verse 23
- 1 Kings 7:18 Two Hebrew manuscripts and Septuagint; most Hebrew manuscripts made the pillars, and there were two rows
- 1 Kings 7:18 Many Hebrew manuscripts and Syriac; most Hebrew manuscripts pomegranates
- 1 Kings 7:19 That is, about 6 feet or about 1.8 meters; also in verse 38
- 1 Kings 7:21 Jakin probably means he establishes.
- 1 Kings 7:21 Boaz probably means in him is strength.
- 1 Kings 7:23 That is, about 45 feet or about 14 meters
- 1 Kings 7:26 That is, about 3 inches or about 7.5 centimeters
- 1 Kings 7:26 That is, about 12,000 gallons or about 44,000 liters; the Septuagint does not have this sentence.
- 1 Kings 7:27 That is, about 6 feet long and wide and about 4 1/2 feet high or about 1.8 meters long and wide and 1.4 meters high
- 1 Kings 7:31 That is, about 18 inches or about 45 centimeters
- 1 Kings 7:31 That is, about 2 1/4 feet or about 68 centimeters; also in verse 32
- 1 Kings 7:35 That is, about 9 inches or about 23 centimeters
- 1 Kings 7:38 That is, about 240 gallons or about 880 liters
- 1 Kings 7:40 Many Hebrew manuscripts, Septuagint, Syriac and Vulgate (see also verse 45 and 2 Chron. 4:11); many other Hebrew manuscripts basins
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.