Add parallel Print Page Options

David spaart Sauls leven

24 David ging naar het bergland van Engedi en vestigde zich daar in de bergvestingen. Na terugkeer van de strijd tegen de Filistijnen, hoorde Saul dat David het onherbergzame gebied van Engedi was ingetrokken. Aan het hoofd van drieduizend man speciale troepen begaf hij zich naar dat gebied om hem te zoeken bij de Steenbokrotsen. Op een plaats waar enkele schaapskooien langs de weg lagen, ging Saul een grot binnen om zich even terug te trekken. Saul wist echter niet dat David en zijn mannen zich achter in diezelfde grot hadden verstopt! ‘Grijp uw kans!’ fluisterden Davids mannen hem toe. ‘Dit is de dag waarover God sprak, toen Hij zei: “Ik zal Saul aan u uitleveren zodat u met hem kunt doen wat u wilt!” ’ David sloop daarop naar voren en sneed een stuk uit de onderkant van Sauls mantel! Maar zodra hij dat had gedaan, begon zijn hart te bonzen en zei hij tegen zijn mannen: ‘Dat had ik eigenlijk niet moeten doen, het is een grote zonde de koning die God heeft uitgekozen, op enige manier aan te vallen.’

8,9 Die woorden van David weerhielden zijn mannen ervan Saul te doden. Nadat die de grot had verlaten en wilde weggaan, kwam David tevoorschijn en riep hem achterna: ‘Mijn heer de koning!’ Saul keek om en zag hoe David zich diep voor hem boog. 10,11 Daarna zei deze tegen Saul: ‘Waarom luistert u toch naar de mensen die u proberen wijs te maken dat ik u kwaad wil doen? Vandaag kunt u zien dat het niet waar is. De Here leverde u daar in die grot aan mij over en enkelen van mijn mannen raadden mij aan u te doden, maar ik heb uw leven gespaard. Want ik zei: “Ik zal hem met geen vinger aanraken, want hij is de koning die de Here heeft gezalfd.” 12 Ziet u wat ik hier in mijn hand heb? Het is een stuk van uw mantel! Ik heb dat afgesneden, maar ik heb u niet gedood! U moet toch toegeven dat ik u geen kwaad wil doen en dat ik niet tegen u heb gezondigd, ook al heeft u het wel op mijn leven voorzien. 13 De Here zal tussen ons beslissen. Misschien zal Hij u doden om wat u mij probeert aan te doen, maar ik zal u nooit het minste kwaad doen. 14 Het oude spreekwoord zegt: “Van goddelozen komt goddeloosheid,” maar ondanks uw goddeloosheid zal ik u met geen vinger aanraken. 15 Naar wie is de koning van Israël eigenlijk op jacht? Naar een dode hond of naar een vlo soms? 16 De Here zal beoordelen wie van ons gelijk heeft en degene die schuldig is, zal Hij straffen. Hij is mijn verdediger en Hij zal mij uit uw macht bevrijden!’

17 Saul riep terug: ‘Ben jij dat werkelijk, David?’ Hij begon te huilen 18 en zei tegen David: ‘Jij bent een beter mens dan ik, want jij hebt tenminste geen kwaad met kwaad vergolden. 19 Ja, je hebt vandaag laten zien dat je goed voor mij bent, want toen de Here mij aan je uitleverde, heb je mij niet gedood. 20 Wie ter wereld had in zoʼn situatie zijn vijand zomaar laten gaan? Moge de Here jou rijk belonen voor de goedheid waarmee je mij vandaag hebt behandeld. 21 Ik besef nu ook dat jij vast en zeker koning van Israël zult worden en Israël standvastig zult regeren. 22 Zweer mij bij de Here dat je mijn familie dan niet zult doden en mijn lijn van nakomelingen niet zult vernietigen!’ 23 David zwoer dit, waarna Saul terugkeerde naar huis. David en zijn mannen gingen terug naar hun bergvesting.

大卫不杀扫罗

24 扫罗追击非利士人回来,得知大卫在隐·基底的旷野, 就率领三千以色列精兵去野羊岩附近搜索大卫和他的部下。 他们来到路旁的一处羊圈,那里有一个山洞,扫罗进去大解。大卫和他的部下就躲在洞的深处。 大卫的部下对大卫说:“耶和华说过要把你的仇敌交在你手中,任你处置,今天机会来了。”大卫就爬过去,偷偷割了扫罗外袍的一角。 事后,大卫心里不安, 他对部下说:“我不该做这样的事,我主是耶和华所膏立的王,我绝不出手伤害他,因为他是耶和华所膏立的。” 大卫用这些话拦住他的部下,不让他们杀扫罗。

扫罗起来离开山洞走了, 大卫随后也来到洞外,在后面喊扫罗:“我主我王啊!”扫罗回头一看,见大卫俯伏在地,向他下拜。 大卫对扫罗说:“你为什么听信谗言,认为我要谋害你呢? 10 你现在亲眼看见了,刚才在山洞里,耶和华把你交在我手中,有人叫我杀你,我却不肯,因为你是耶和华所膏立的王,我不会动手伤害你。 11 我父请看,你的这块袍子在我手中。我割下了你的袍角,没有杀你,现在你应该明白我并未图谋背叛你。我没有对不起你,你却要置我于死地。 12 愿耶和华在你我之间判定是非,替我申冤,我却不会动手伤害你。 13 俗语说,‘恶事出于恶人’,所以我不会动手伤害你。 14 以色列王出来要捉拿谁呢?一条死狗吗?一只跳蚤吗? 15 愿耶和华做我们的审判官,在你我之间判定是非。愿耶和华鉴察,为我申冤,从你手中拯救我。”

16 大卫说完了,扫罗问道:“我儿大卫啊!是你吗?”便放声大哭起来。 17 扫罗对大卫说:“你比我公义,因为你善待我,我却恶待你。 18 你今天使我明白你善待了我,耶和华把我交在你手中,你却没有下手杀我。 19 有谁会让自己手中的仇敌平安离去呢?愿耶和华因你今日善待我而赐福你。 20 我知道你必做王,以色列国必在你手中得到坚固。 21 现在请你凭耶和华向我起誓,你不会杀害我的子孙,灭绝我的后代。” 22 大卫便向扫罗起誓。之后,扫罗回家了,大卫和部下也回堡垒去了。