路加福音 7
Chinese Standard Bible (Traditional)
百夫長的信心
7 當耶穌向民眾[a]說完了這一切話[b],就進了迦百農。 2 有個百夫長所重視的奴僕病得快要死了。 3 百夫長聽說了耶穌的事,就託幾個猶太人的長老到耶穌那裡,求耶穌來救他的奴僕。 4 他們來到耶穌那裡,殷切地求他說:「這人配得你的幫助, 5 因為他愛我們的同胞,還為我們建了會堂。」 6 於是耶穌與他們一起去了。當耶穌離他家不遠的時候,百夫長又託了幾個朋友來對耶穌說:「主啊,不用麻煩了,我實在不配請你進我家, 7 我自己也覺得不配到你那裡去。只要你說一句話,我的僕人就會痊癒的。 8 事實上,我也被放在人的權下,也有士兵在我之下。我對這個說『去』,他就去;對那個說『來』,他就來;對我的奴僕說『做這事』,他就去做。」
9 耶穌聽了這些話,十分感慨,轉過身來對跟隨他的那群人說:「我告訴你們:在以色列我沒有見過這麼大的信心[c]。」 10 那些受託的人回到家裡時,發現那[d]奴僕已經痊癒了。
寡婦之子復活
11 第二天,耶穌往一個叫做拿因的城去,他的[e]門徒們和一大群人也與他同行。 12 當他接近城門口的時候,看哪,有一個死人被抬出來了。這人是獨生兒子,他的母親又是寡婦。一大群城裡的人陪著她。 13 主看見那寡婦,就對她動了憐憫之心,向她說:「不要哭了!」 14 於是耶穌上前去,按著棺架,抬棺架的人就停住了。耶穌說:「年輕人,我吩咐你起來!」
15 那死人就坐了起來,開始說話。耶穌把他交給他的母親。 16 每個人敬畏不已,就不住地榮耀神,說:「我們中間興起了一位偉大的先知!」又說:「神臨到[f]他的子民了!」 17 於是有關耶穌的這消息傳遍了整個猶太和周圍所有的地區。
論施洗約翰
18 約翰的門徒們把這一切事都告訴了約翰。他就叫來他的兩個門徒, 19 派他們到主[g]那裡去問:「將要來的那一位就是你嗎?還是我們應該等候另一位呢?」
20 那兩個人來到耶穌那裡,說:「施洗者[h]約翰派我們來問你:『將要來的那一位就是你嗎?還是我們應該等候另一位呢?』」
21 就在那[i]時候,耶穌治癒了許多有疾病的、有苦痛的、被邪靈附著的人,又施恩給許多瞎眼的使他們能看見。 22 於是耶穌[j]回答那兩個人,說:「你們去把所看見、所聽見的告訴約翰,就是:瞎眼的得以看見,瘸腿的行走,痲瘋病人被潔淨,耳聾的聽見,死人得以復活,窮人得以聽到福音。 23 凡不因我被絆倒[k]的人,就蒙福了。」 24 約翰的使者離開了,耶穌就開始對眾人談起約翰,說:「你們曾經到曠野去,是要觀看什麼呢?一根被風吹動的蘆葦嗎? 25 你們出去,究竟是要看什麼呢?一個身穿細軟衣服的人嗎?看哪,那些穿華麗衣服、生活放蕩的人在王宮裡。 26 你們出去,究竟是要看什麼呢?一位先知嗎?是的,我告訴你們:他比先知還大。 27 他就是經上記載的那個人:
28 「我告訴你們:在女人所生的人中,沒有一個[n]比約翰[o]更大的;然而在神的國裡,再小的也比約翰更大。」
29 所有已經受過約翰洗禮的民眾和稅吏,聽了這話,都承認神是義的; 30 而沒有受過他洗禮的法利賽人和律法師們,就棄絕了神對他們的計劃。
麻木的世代
31 主又說:[p]「我要把這世代的人比做什麼呢?他們好比什麼呢? 32 他們就好比:孩子們坐在街市上,彼此呼叫,說:
『我們為你們吹笛,
你們卻不跳舞;
我們唱哀歌,
你們也不哭泣。』
33 「因為施洗者[q]約翰來了,不吃餅,也不喝酒,你們就說:『他有鬼魔附身!』 34 人子來了,也吃也喝,你們就說:『看,這個貪食好酒的人!稅吏和罪人的朋友!』 35 然而,智慧是憑著智慧的眾兒女被證明為義的。」
赦免多愛就多
36 有一個法利賽人請耶穌與他一起吃飯,耶穌就進到那法利賽人的家裡坐席。 37 當時,城裡有一個女人,是個罪人,她知道耶穌在那法利賽人家裡坐席,就拿著一個盛了香液的玉瓶來。 38 她站在耶穌後面,在他的腳邊哭泣,開始用淚水沾濕耶穌的腳,再用自己的頭髮擦乾,又親吻他的腳,用香液膏抹。
39 那邀請耶穌的法利賽人看見了,心裡說:「這個人如果是先知,就會知道摸他的是誰,是個什麼樣的女人,因為她是個罪人。」
40 耶穌對他說:「西門,我有話要對你說。」
西門說:「老師,請說。」
41 「有一個債主有兩個欠債人。一個欠五百個銀幣[r],另一個欠五十個銀幣。 42 他們無力償還,債主就免了他們兩個人的債。那麼,你說[s]他們哪一個會更愛那債主呢?」
43 西門回答說:「我想是債主免債更多的那一個。」
耶穌說:「你判斷得對。」 44 於是,他轉向那女人,對西門說:「你看見這個女人嗎?我進了你的家,你沒有給我水洗腳,但她卻用淚水沾濕我的腳,又用她的頭髮擦乾。 45 你沒有向我行親吻禮,而她從我進來的時候起,就不停地親我的腳。 46 你沒有用油來膏抹我的頭,她卻用香液膏抹我的腳。 47 故此,我告訴你:她的罪孽被赦免得多,所以[t]她愛得多;而那被赦免少的,就愛得少。」 48 接著,耶穌對那女人說:「你的罪孽已經被赦免了。」
49 那些與他一同坐席的人就心裡想:「這個人是誰,竟然赦免罪?」
50 但耶穌對那女人說:「你的信救了你,平平安安地去吧。」
Footnotes
- 路加福音 7:1 向民眾——原文直譯「向民眾耳中」。
- 路加福音 7:1 這一切話——原文直譯「他所有的話」。
- 路加福音 7:9 信心——指「對耶穌的信心」。
- 路加福音 7:10 有古抄本附「患病的」。
- 路加福音 7:11 有古抄本附「許多」。
- 路加福音 7:16 臨到——或譯作「照顧」。
- 路加福音 7:19 主——有古抄本作「耶穌」。
- 路加福音 7:20 施洗——或譯作「施浸」。
- 路加福音 7:21 那——有古抄本作「同一個」。
- 路加福音 7:22 耶穌——有古抄本作「他」。
- 路加福音 7:23 被絆倒——或譯作「放棄信仰」。
- 路加福音 7:27 道——或譯作「路」。
- 路加福音 7:27 《瑪拉基書》3:1。
- 路加福音 7:28 有古抄本附「先知」。
- 路加福音 7:28 約翰——有古抄本作「施洗者約翰」。
- 路加福音 7:31 有古抄本沒有「主又說:」。
- 路加福音 7:33 施洗——或譯作「施浸」。
- 路加福音 7:41 五百個銀幣——原文為「500得拿利」。1得拿利=約1日工資的羅馬銀幣。
- 路加福音 7:42 有古抄本沒有「你說」。
- 路加福音 7:47 所以——或譯作「因為」。
Lukas 7
BasisBijbel
Jezus geneest de slaaf van de Romeinse legerhoofdman
7 Toen Jezus uitgesproken was, ging Hij Kapernaüm binnen. 2 Er was daar een Romeinse legerhoofdman met een doodzieke slaaf. De hoofdman hield veel van die slaaf. 3 Hij had over Jezus horen vertellen. Daarom stuurde hij een paar Joodse leiders naar Hem toe. Ze moesten voor hem aan Jezus vragen of Hij wilde komen om de slaaf te genezen.
4 Ze kwamen bij Jezus en vroegen Hem dringend om mee te komen. Ze zeiden: "Hij verdient het dat U dit voor hem doet. 5 Want hij houdt van ons volk en heeft voor ons een synagoge gebouwd." Jezus ging met hen mee. 6 Toen Hij in de buurt van het huis was gekomen, stuurde de hoofdman een paar vrienden om tegen Hem te zeggen: "Heer, doet U maar geen moeite om helemaal naar mijn huis te komen. Want dat ben ik niet waard. 7 Ik was het ook niet waard om zelf naar U toe te komen. Maar op één woord van U zal mijn slaaf gezond worden. 8 Want ik moet zelf ook gehoorzamen aan de mensen die boven mij staan. En ik heb soldaten onder mij die míj moeten gehoorzamen. Als ik tegen de één zeg: 'Ga!' dan gaat hij. En als ik tegen een ander zeg: 'Kom!' dan komt hij. En als ik tegen mijn slaaf zeg: 'Doe dit!' dan doet hij het."
9 Toen Jezus dit hoorde, was Hij heel verbaasd over hem. Hij draaide Zich om naar de grote groep mensen die Hem volgde. Hij zei tegen hen: "Ik zeg jullie dat Ik in heel Israël nog bij niemand zó'n groot geloof heb gevonden!" 10 De mensen die naar Jezus waren gestuurd, gingen terug naar het huis van de hoofdman. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat de slaaf weer gezond was.
Jezus maakt in Naïn een gestorven jongen weer levend
11 De volgende dag reisde Jezus naar de stad Naïn. Zijn leerlingen gingen met Hem mee, samen met een grote groep mensen. 12 Toen Hij bij de stadspoort kwam, zag Hij een begrafenisstoet. Een weduwe ging juist haar enige zoon begraven. Er waren veel mensen uit de stad bij haar. 13 Toen Jezus haar zag, had Hij veel medelijden met haar. Daarom zei Hij tegen haar: "Huil maar niet." 14 Hij kwam dichterbij, raakte de draagbaar aan (de dragers stonden stil) en zei: "Jongen, Ik zeg je, sta op!" 15 En de dode jongen kwam overeind en begon te spreken. Jezus gaf hem aan zijn moeder terug. 16 Iedereen was diep onder de indruk van wat God had gedaan. Ze prezen God en zeiden: "Er is een belangrijke profeet bij ons gekomen!" Ook zeiden ze: "God is zijn volk niet vergeten!" 17 In heel Judea en nog veel verder werd er over Hem gepraat.
Jezus en Johannes de Doper
18 De leerlingen van Johannes vertelden al deze dingen aan Johannes.[a] 19 Toen liet Johannes twee van zijn leerlingen komen en stuurde hen naar de Heer Jezus. Ze moesten Hem vragen: "Bent U het die zou komen, of wachten we op iemand anders?"
20 Toen ze bij Jezus waren gekomen, zeiden ze: "Johannes de Doper heeft ons naar U toe gestuurd. We moeten U vragen of U het bent die zou komen, of dat we op iemand anders wachten." 21 Op dat ogenblik genas Hij veel mensen van hun ziekten en kwalen, joeg duivelse geesten uit mensen weg en maakte dat blinde mensen konden zien. 22 Hij antwoordde: "Ga terug en vertel Johannes wat jullie hebben gezien en gehoord: blinde mensen gaan zien, kreupele mensen gaan lopen, zieke mensen worden gezond, dove mensen gaan horen, doden worden levend en arme mensen horen het goede nieuws. 23 Als mensen Mij geloven, zal dat heerlijk voor hen zijn!"
Jezus legt uit wie Johannes de Doper is
24 De mannen gingen terug naar Johannes. Toen zei Jezus tegen de grote groep mensen over Johannes: "Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar iemand die zo onbelangrijk is als een rietstengel die heen en weer wuift in de wind? 25 Nee. Maar waar zijn jullie dan naar gaan kijken? Naar een rijk man in dure kleren? Nee, want de mensen met dure kleren en een rijk leven wonen in de paleizen. 26 Maar waarom zijn jullie dan gaan kijken? Om een profeet te zien? Ja! Ik zeg jullie dat hij zelfs belangrijker is dan een profeet. 27 Hij is de man over wie in de Boeken staat: 'Ik stuur mijn boodschapper voor U uit. Hij zal de weg voor U vrijmaken.' 28 Ik zeg jullie dat van de mensen die uit vrouwen geboren zijn, er geen belangrijker profeet is dan Johannes de Doper. Maar de minst belangrijke mens in het Koninkrijk van God zal belangrijker zijn dan hij.
29 Alle mensen die naar Johannes luisterden, zelfs de belasting-ontvangers, zeiden dat God gelijk had dat Hij wilde dat de mensen moeten gaan leven zoals Hij het wil. En ze lieten zich door Johannes dopen. 30 Maar de Farizeeërs en wetgeleerden zeiden dat het allemaal onzin was en lieten zich niet dopen. 31 Waarmee zal Ik deze mensen vergelijken? 32 Ze lijken op de kinderen die op de markt zitten en naar hun vriendjes roepen: 'We gingen bruiloftje spelen, maar jullie wilden niet dansen. Toen gingen we begrafenisje spelen, maar jullie wilden niet treuren.' 33 Ik bedoel dit: Johannes is gekomen, en hij at geen brood en dronk geen wijn. Van hem zeiden jullie: 'Er zit een duivelse geest in hem.' 34 Toen kwam de Mensenzoon, die wél eet en wél wijn drinkt. Van Hem zeggen jullie: 'Hij zit maar te vreten en te zuipen. En Hij is bevriend met belasting-ontvangers en andere slechte mensen!' 35 Het is ook nooit goed.
Maar alleen verstandige mensen hebben Gods wijsheid herkend."
Een vrouw zalft Jezus' voeten
36 Eén van de Farizeeërs nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam in het huis van de Farizeeër en ging aan tafel. 37 Er kwam een vrouw naar Hem toe. Iedereen wist dat ze een hoer was. Ze had gehoord dat Jezus bij die Farizeeër in huis was. Ze had een kostbaar kruikje vol dure parfum bij zich. 38 Ze knielde huilend bij Jezus neer en liet haar tranen op zijn voeten vallen. Daarna droogde zij ze af met haar haren. Ze kuste zijn voeten en zalfde ze met de parfum. 39 De Farizeeër die Jezus had uitgenodigd, zag dat. En hij zei bij zichzelf: "Als deze Man echt een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat die vrouw is die Hem aanraakt. Dan zou Hij wel hebben geweten dat ze een hoer is." 40 Jezus zei tegen hem: "Simon, ik moet je iets zeggen." Hij zei: "Zeg het, Meester."
41 Jezus zei: "Er waren twee mensen die van iemand geld hadden geleend. De één moest 500 zilverstukken terug betalen, de ander 50 zilverstukken. 42 Maar ze konden hem die niet terug betalen. Toen zei hij tegen hen allebei dat ze het hem niet terug hoefden te betalen. Hij schold hun die schuld kwijt. Wie van die twee zal nu het meest van hem houden?" 43 Simon antwoordde: "Ik neem aan de man die de grootste schuld had." Jezus zei tegen hem: "Dat heb je goed gezien." 44 Toen draaide Hij Zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: "Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis gekomen, maar je hebt Me geen water gegeven om mijn voeten te wassen. Maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haren afgedroogd. 45 Jij hebt Mij geen kus als welkomstgroet gegeven. Maar zij heeft vanaf het moment dat ze binnenkwam aldoor mijn voeten gekust. 46 Jij hebt mijn hoofd niet met olijf-olie gezalfd. Maar zij heeft met dure parfum mijn voeten gezalfd. 47 Daarom zeg Ik je dat zij vergeving heeft gekregen voor alles waarin ze ongehoorzaam aan God is geweest, al was het nog zo veel. Want ze heeft Mij laten zien hoeveel ze van Mij houdt. Maar iemand aan wie weinig wordt vergeven, laat ook niet veel liefde zien." 48 En Hij zei tegen haar: "Ik vergeef je dat je ongehoorzaam aan God bent geweest."
49 De mensen die met Hem aan tafel zaten, vroegen zich af: "Wie is Hij toch, dat Hij zelfs de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeeft?" 50 Maar Jezus zei tegen de vrouw: "Je geloof heeft je gered. Ga in vrede!"
Footnotes
- Lukas 7:18 Johannes zat inmiddels in de gevangenis. Lees Lukas 3:18-20.
路加福音 7
Chinese Contemporary Bible (Simplified)
百夫长的信心
7 耶稣向众人讲完道后,进了迦百农。 2 当时,有一个百夫长很赏识的奴仆病了,生命垂危。 3 百夫长听说耶稣的事,就托几位犹太人的长老去请耶稣来医治他的奴仆。 4 他们便来恳求耶稣,说:“这位百夫长值得你帮助, 5 因为他爱我们的同胞,为我们建造会堂。” 6 耶稣就跟他们去了。
快抵达时,那百夫长又请几位朋友去见耶稣,对祂说:“主啊,不用劳驾,我不配让你亲自来我家。 7 我自认不配见你的面,只要你一句话,我的奴仆必定康复。 8 因为我有上司,也有部下。我命令我的部下去,他就去;要他来,他就来。我吩咐奴仆做什么事,他一定照办。”
9 耶稣听了这番话,感到惊奇,转身对跟从祂的百姓说:“我告诉你们,就是在以色列,我也从未见过有这么大信心的人。”
10 派去的几位朋友回到百夫长家里,发现那奴仆已经痊愈了。
寡妇的独子起死回生
11 过了不久[a],耶稣去拿因城,随行的有门徒和一大群人。 12 耶稣快到城门口时,从城里走出一队送殡的人,死者是一个寡妇的独子,有许多城中的人陪着她。 13 耶稣看见那寡妇,怜悯之心油然而生,就对她说:“不要哭!” 14 随即上前按住抬尸架,抬的人停了下来。耶稣说:“年轻人,我吩咐你起来!” 15 那死者就坐了起来,并开口说话。耶稣把他交给他母亲。
16 在场的人惊惧万分,把荣耀归给上帝,说:“我们中间出了一位大先知!”又说:“上帝眷顾了祂的百姓!” 17 有关祂的这消息传遍了犹太和附近地区。
施洗者约翰的疑问
18 约翰从自己的门徒那里获悉这些事后, 19 就叫了两个门徒来,派他们去问主:“将要来的那位就是你吗?还是我们要等别人呢?”
20 他们找到耶稣,便问:“施洗者约翰派我们来请教你,‘将要来的那位就是你吗?还是我们要等别人呢?’”
21 那时,耶稣刚治好了许多患各种疾病和被鬼附身的人,又使许多瞎子得见光明。 22 耶稣便回答说:“你们回去把所见所闻告诉约翰,就是瞎子看见,瘸子走路,麻风病人得洁净,聋子听见,死人复活,穷人听到福音。 23 凡对我没有失去信心的人有福了!”
耶稣称赞施洗者约翰
24 约翰的门徒离去后,耶稣对众人谈论约翰,说:“你们从前去旷野要看什么呢?看随风摇动的芦苇吗? 25 如果不是,你们到底想看什么?是看穿绫罗绸缎的人吗?那些衣着华丽、生活奢侈的人住在王宫里。 26 你们究竟想看什么?看先知吗?是的,我告诉你们,他不只是先知。 27 圣经上说,‘看啊,我要差遣我的使者在你前面为你预备道路。’这里所指的就是约翰。 28 我告诉你们,凡妇人所生的,没有一个比约翰大,但上帝国中最微不足道的也比他大。”
29 众百姓和税吏听了这番话,都承认上帝是公义的,因为他们接受了约翰的洗礼。 30 但那些法利赛人和律法教师没有接受约翰的洗礼,拒绝了上帝为他们所定的旨意。
31 主又说:“我用什么来比拟这个世代的人呢?他们像什么呢? 32 他们就如街头上戏耍的孩童——彼此呼叫,
“‘我们吹娶亲的乐曲,
你们不跳舞;
我们唱送葬的哀歌,
你们不哭泣。’
33 施洗者约翰来了,禁食禁酒,你们就说他被鬼附身了; 34 人子来了,又吃又喝,你们就说,‘看啊,祂是个贪吃好酒之徒,与税吏和罪人为友!’ 35 然而,智慧会在追求智慧的人身上得到验证。”
罪妇的悔改
36 有一个法利赛人请耶稣到他家里吃饭,耶稣应邀赴宴。 37 那城里住着一个女人,生活败坏。她听说耶稣在那法利赛人家里吃饭,就带了一个盛满香膏的玉瓶进去。 38 她站在耶稣背后,挨着祂的脚哭,泪水滴湿了祂的脚,就用自己的头发擦干,又连连亲祂的脚,并抹上香膏。
39 请耶稣的法利赛人看在眼里,心想:“如果这人真的是先知,就该知道摸祂的是谁,是个什么样的女人,她是个罪人。”
40 耶稣对他说:“西门,我有话跟你说。”
西门答道:“老师,请说。”
41 耶稣说:“有一个债主借给一个人五百个银币,又借给另一个人五十个银币。 42 二人都没有能力还债,这位债主就免了他们的债务。你想,哪一位会更爱债主呢?”
43 西门答道:“我相信是那个被免去较多债的人。”
44 耶稣说:“你判断得对!”随后转向那女人,继续对西门说:“你看见这女人了吗?我到你家里来,你没有拿水给我洗脚,这女人却用她的眼泪洗我的脚,还亲自用头发擦干。 45 你没有亲吻我,但我进来以后,这女人却不停地吻我的脚。 46 你没有用油为我抹头,这女人却用香膏抹我的脚。 47 所以我告诉你,她众多的罪都被赦免了,因此她的爱深切;那些获得赦免少的,他们的爱也少。”
48 耶稣对那女人说:“你的罪都被赦免了。”
49 同席的人彼此议论说:“这人是谁?竟然能赦免人的罪!”
50 耶稣又对那女人说:“你的信心救了你,平安地走吧!”
Footnotes
- 7:11 “过了不久”有古卷作“次日”。
Luke 7
New International Version
The Faith of the Centurion(A)
7 When Jesus had finished saying all this(B) to the people who were listening, he entered Capernaum. 2 There a centurion’s servant, whom his master valued highly, was sick and about to die. 3 The centurion heard of Jesus and sent some elders of the Jews to him, asking him to come and heal his servant. 4 When they came to Jesus, they pleaded earnestly with him, “This man deserves to have you do this, 5 because he loves our nation and has built our synagogue.” 6 So Jesus went with them.
He was not far from the house when the centurion sent friends to say to him: “Lord, don’t trouble yourself, for I do not deserve to have you come under my roof. 7 That is why I did not even consider myself worthy to come to you. But say the word, and my servant will be healed.(C) 8 For I myself am a man under authority, with soldiers under me. I tell this one, ‘Go,’ and he goes; and that one, ‘Come,’ and he comes. I say to my servant, ‘Do this,’ and he does it.”
9 When Jesus heard this, he was amazed at him, and turning to the crowd following him, he said, “I tell you, I have not found such great faith even in Israel.” 10 Then the men who had been sent returned to the house and found the servant well.
Jesus Raises a Widow’s Son(D)
11 Soon afterward, Jesus went to a town called Nain, and his disciples and a large crowd went along with him. 12 As he approached the town gate, a dead person was being carried out—the only son of his mother, and she was a widow. And a large crowd from the town was with her. 13 When the Lord(E) saw her, his heart went out to her and he said, “Don’t cry.”
14 Then he went up and touched the bier they were carrying him on, and the bearers stood still. He said, “Young man, I say to you, get up!”(F) 15 The dead man sat up and began to talk, and Jesus gave him back to his mother.
16 They were all filled with awe(G) and praised God.(H) “A great prophet(I) has appeared among us,” they said. “God has come to help his people.”(J) 17 This news about Jesus spread throughout Judea and the surrounding country.(K)
Jesus and John the Baptist(L)
18 John’s(M) disciples(N) told him about all these things. Calling two of them, 19 he sent them to the Lord to ask, “Are you the one who is to come, or should we expect someone else?”
20 When the men came to Jesus, they said, “John the Baptist sent us to you to ask, ‘Are you the one who is to come, or should we expect someone else?’”
21 At that very time Jesus cured many who had diseases, sicknesses(O) and evil spirits, and gave sight to many who were blind. 22 So he replied to the messengers, “Go back and report to John what you have seen and heard: The blind receive sight, the lame walk, those who have leprosy[a] are cleansed, the deaf hear, the dead are raised, and the good news is proclaimed to the poor.(P) 23 Blessed is anyone who does not stumble on account of me.”
24 After John’s messengers left, Jesus began to speak to the crowd about John: “What did you go out into the wilderness to see? A reed swayed by the wind? 25 If not, what did you go out to see? A man dressed in fine clothes? No, those who wear expensive clothes and indulge in luxury are in palaces. 26 But what did you go out to see? A prophet?(Q) Yes, I tell you, and more than a prophet. 27 This is the one about whom it is written:
28 I tell you, among those born of women there is no one greater than John; yet the one who is least in the kingdom of God(S) is greater than he.”
29 (All the people, even the tax collectors, when they heard Jesus’ words, acknowledged that God’s way was right, because they had been baptized by John.(T) 30 But the Pharisees and the experts in the law(U) rejected God’s purpose for themselves, because they had not been baptized by John.)
31 Jesus went on to say, “To what, then, can I compare the people of this generation? What are they like? 32 They are like children sitting in the marketplace and calling out to each other:
“‘We played the pipe for you,
and you did not dance;
we sang a dirge,
and you did not cry.’
33 For John the Baptist came neither eating bread nor drinking wine,(V) and you say, ‘He has a demon.’ 34 The Son of Man came eating and drinking, and you say, ‘Here is a glutton and a drunkard, a friend of tax collectors and sinners.’(W) 35 But wisdom is proved right by all her children.”
Jesus Anointed by a Sinful Woman(X)(Y)
36 When one of the Pharisees invited Jesus to have dinner with him, he went to the Pharisee’s house and reclined at the table. 37 A woman in that town who lived a sinful life learned that Jesus was eating at the Pharisee’s house, so she came there with an alabaster jar of perfume. 38 As she stood behind him at his feet weeping, she began to wet his feet with her tears. Then she wiped them with her hair, kissed them and poured perfume on them.
39 When the Pharisee who had invited him saw this, he said to himself, “If this man were a prophet,(Z) he would know who is touching him and what kind of woman she is—that she is a sinner.”
40 Jesus answered him, “Simon, I have something to tell you.”
“Tell me, teacher,” he said.
41 “Two people owed money to a certain moneylender. One owed him five hundred denarii,[c] and the other fifty. 42 Neither of them had the money to pay him back, so he forgave the debts of both. Now which of them will love him more?”
43 Simon replied, “I suppose the one who had the bigger debt forgiven.”
“You have judged correctly,” Jesus said.
44 Then he turned toward the woman and said to Simon, “Do you see this woman? I came into your house. You did not give me any water for my feet,(AA) but she wet my feet with her tears and wiped them with her hair. 45 You did not give me a kiss,(AB) but this woman, from the time I entered, has not stopped kissing my feet. 46 You did not put oil on my head,(AC) but she has poured perfume on my feet. 47 Therefore, I tell you, her many sins have been forgiven—as her great love has shown. But whoever has been forgiven little loves little.”
48 Then Jesus said to her, “Your sins are forgiven.”(AD)
49 The other guests began to say among themselves, “Who is this who even forgives sins?”
50 Jesus said to the woman, “Your faith has saved you;(AE) go in peace.”(AF)
Copyright © 2011 by Global Bible Initiative
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Chinese Contemporary Bible Copyright © 1979, 2005, 2007, 2011 by Biblica® Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.
