随从圣灵而活

因此,如今那些在基督耶稣里的人不被定罪, 因为赐人生命之圣灵的律已经在基督耶稣里使我获得自由,脱离了罪与死的律。 律法因为人性软弱而无法成就的事,上帝亲自成就了。祂差遣自己的儿子成为和罪人一样有血有肉的人,作了赎罪祭,废掉了罪的权势, 使律法公义的要求实现在我们这些不随从罪恶本性,只随从圣灵而活的人身上。

随从罪恶本性的人顾念罪恶本性的事,但随从圣灵的人顾念圣灵的事。 顾念罪恶本性的人结局是死亡,但顾念圣灵的人却有生命和平安。 因为顾念罪恶本性的人与上帝为敌,不服从上帝的律法,也无力服从。 所以受罪恶本性控制的人无法令上帝喜悦。

但如果上帝的灵住在你们里面,你们就不再受制于罪恶的本性,而是受圣灵管理。人若没有基督的灵,就不属于基督。 10 如果基督在你们里面,你们的身体虽然因罪恶而死亡,灵魂却因上帝所赐的义而活着。 11 如果使耶稣复活之上帝的灵住在你们里面,叫基督耶稣从死里复活的上帝,必借着住在你们里面的圣灵,使你们终有一死的身体活过来。

12 弟兄姊妹,这样看来,我们不必随从罪恶本性活着。 13 你们若随从罪恶本性活着,必定死亡;但若靠着圣灵除去身体的恶行,就必活着。

14 因为凡有上帝的圣灵引导的人都是上帝的儿女。 15 你们接受的圣灵不是使你们做奴隶,仍旧害怕,而是使你们做儿子,可以称上帝为“阿爸,父亲”。 16 圣灵亲自与我们的心一同见证我们是上帝的儿女。 17 既然我们是儿女,就是继承人,是上帝的后嗣,并且与基督同做后嗣。所以,如果现在我们和基督一同受苦,将来也必和祂一同得荣耀。

将来的荣耀

18 我认为现在所受的痛苦与将来要显给我们的荣耀相比,简直微不足道。 19 受造之物正热切等候上帝众子的显现, 20 因为受造之物处在虚空之下并非出于情愿,而是出于上帝的旨意。 21 不过,受造之物仍然盼望脱离衰亡之律的奴役,享受上帝儿女荣耀的自由。 22 我们知道一切受造之物至今都在呻吟,如同经历分娩之痛。 23 不但如此,就是我们这些首先得到圣灵的人也在心里叹息,热切等候得到儿子的名分[a],就是我们的身体得到救赎。 24 我们得救的人有这个盼望。不过,看得见的盼望根本不算盼望,因为谁会盼望已经看见的呢? 25 但我们若盼望那尚未看见的,就会忍耐等候。

26 况且,我们软弱的时候,有圣灵帮助我们。我们本来不知道怎样祷告,但圣灵亲自用说不出来的叹息替我们祈祷。 27 洞悉人心的上帝知道圣灵的意思,因为圣灵是照着上帝的旨意替圣徒祈祷。

28 我们知道,上帝使万事互相效力[b],使那些爱上帝,就是上帝按自己的旨意呼召的人得益处。 29 因为上帝预先知道谁是属祂的人,并预定这些人要被塑造成祂儿子的形象,使祂的儿子在许多弟兄中成为长子。 30 祂所预定的人,祂也呼召他们;祂所呼召的人,祂也称他们为义人;祂称为义人的,祂也使他们得荣耀。

上帝的爱

31 对于这些事,我们还可以说什么呢?上帝若帮助我们,谁能与我们对抗? 32 上帝既然连自己的儿子也不顾惜,让祂为我们牺牲,岂不也把万物和祂一同白白地赐给我们吗? 33 谁能指控上帝拣选的人呢?上帝已经称他们为义人了。 34 谁能定他们有罪呢?基督耶稣已经替他们死了,而且祂还从死里复活了,如今在上帝的右边替我们祈祷。 35 谁能使我们与基督的爱分离呢?难道是患难吗?困苦吗?迫害吗?饥饿吗?赤身露体吗?危险吗?刀剑吗? 36 正如圣经上说:“为了你,我们终日出生入死,被视为待宰的羊。”

37 然而,靠着爱我们的主,我们在这一切事上已经得胜有余了。 38 因为我深信无论是死、是生,是天使、是鬼魔,是现在的事、是将来的事, 39 是高天之上的、是大地深处的或是其他受造之物,都不能使我们与上帝在主基督耶稣里赐下的爱分离。

Footnotes

  1. 8:23 儿子的名分”指被收养为义子,可以享受和亲生儿子一样的权利。
  2. 8:28 上帝使万事互相效力”或译“万事都互相效力”。

Er is geen veroordeling voor wie van Christus Jezus zijn

Het is duidelijk dat mensen die van Christus Jezus zijn, niet veroordeeld zullen worden. Doordat u met Christus Jezus verbonden bent, geldt voor u de nieuwe wet: de wet van de Geest, de wet van het leven. U bent losgemaakt uit de wurgende greep van de zonde en bevrijd uit de macht van de dood. Het was voor de wet niet mogelijk te bevrijden, omdat zij stukliep op de zwakheid van de menselijke natuur. Daarom heeft God zijn eigen Zoon als mens in het zondige bestaan gestuurd. Om ons te bevrijden van de zonde heeft Hij het oordeel van God op Zich genomen. Nu wordt aan de eis van de wet voldaan, want wij doen niet meer onze eigen zin, maar laten ons leiden door de Heilige Geest. Wie zijn eigen zin doet, denkt en leeft alleen op natuurlijk vlak. Maar wie zich door de Heilige Geest laat leiden, denkt en leeft geestelijk. Het doen van uw eigen zin leidt ten slotte tot de dood. Maar de kracht van de Heilige Geest brengt ons leven en vrede. Onze eigen zin gaat recht in tegen de wil van God. Hij onderwerpt zich niet aan Gods wet en kan dat ook niet. Mensen die alleen maar hun eigen zin doen, kunnen God dan ook niet tevreden stellen.

Met u is het anders. U doet niet meer uw eigen zin, maar laat u leiden door de Geest, tenminste als de Geest van God in u woont. Als u de Geest van Christus niet hebt, hoort u niet bij Hem. 10 Als Christus in u woont, is uw lichaam weliswaar onderworpen aan de dood door de zonde, maar de Geest is uw leven, omdat God u als rechtvaardig beschouwt. 11 Als de Geest van God in u woont, heeft dat ook gevolgen voor uw lichaam. God heeft Jezus uit de dood opgewekt. Wel, doordat zijn Geest in u woont, zal Hij ook uw sterfelijke lichaam levend maken. 12 Dus, broeders en zusters, zijn wij aan onze eigen zin niets meer verplicht. Wij hoeven er niet aan toe te geven. 13 Als u zich door uw eigen zin laat leiden, zult u sterven. Maar als u zich laat leiden door de Heilige Geest en uw eigen zin prijsgeeft, zult u leven. 14 Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God. 15 Wij hoeven dus geen slaven van de angst meer te zijn. Nee, God heeft ons een andere geest gegeven. Wij zijn door Hem aangenomen als kinderen. En doordat zijn Geest in ons woont, roepen wij: ‘Abba! Vader!’ 16 Want in ons diepste wezen overtuigt Gods Geest ons ervan dat wij kinderen van God zijn. 17 En als wij Gods kinderen zijn, krijgen wij ook wat ons, als zijn kinderen, toekomt. Wat God aan zijn Zoon Jezus Christus geeft, zal Hij ook ons geven. Als wij hetzelfde lijden doormaken als Hij, zullen wij ook dezelfde heerlijkheid krijgen als Hij.

18 Ik weet zeker dat wat voor lijden wij hier ook doormaken, het in het niet valt bij de schitterende heerlijkheid die God ons straks zal laten zien. 19 De schepping ziet verlangend uit naar het moment waarop zal blijken wie de kinderen van God zijn. 20 De hele schepping is namelijk onderworpen aan dood en verval, hoewel niet uit eigen vrije wil. God heeft dat gedaan als gevolg van de zonde. Maar er is hoop! 21 Ook de schepping zal bevrijd worden uit de macht van dood en verval en dezelfde heerlijke vrijheid krijgen als de kinderen van God. 22 Wij weten dat de hele schepping in afwachting van dat grote moment nog altijd zucht en kreunt als een vrouw die moet baren. 23 Dat geldt ook voor ons. Wij hebben als een voorproef van het nieuwe leven de Heilige Geest ontvangen, maar toch zuchten en verlangen ook wij naar de dag dat ons lichaam zal worden verlost van ziekte en dood. 24 Deze verwachting is onze redding. Maar het is nog niet zover, anders zou het geen verwachting meer zijn. Iets dat er al is, hoef je immers niet meer te verwachten. 25 Maar zolang het er nog niet is, blijven wij het geduldig verwachten.

26 De Geest helpt ons in onze zwakheid. Wij weten niet eens hoe wij moeten bidden. Daarom behartigt de Geest onze belangen met verzuchtingen waarvoor geen woorden zijn. 27 En God, die weet wat er in ons hart leeft, begrijpt wat de Geest bedoelt. Wat Hij voor de gelovigen vraagt, is in overeenstemming met Gods wil. 28 Eén ding weten wij: voor wie Hem liefhebben laat God alles meewerken voor hun bestwil, want Hij heeft een plan met hen. 29 Hij heeft altijd geweten wie Hem zouden liefhebben. En Hij bepaalde ook dat die mensen zijn Zoon zouden weerspiegelen. Want Hij wilde dat zijn Zoon de eerste en belangrijkste van vele broers zou zijn. 30 Maar God heeft allen die daartoe bestemd waren, ook geroepen. En Hij heeft hen ook rechtvaardig gemaakt. Meer nog: Hij heeft hen ook in zijn schitterende heerlijkheid opgenomen.

31 Wat kunnen wij hier nog over zeggen? Als God aan onze kant staat, wie kan dan tegen ons zijn? 32 God heeft immers zijn eigen Zoon niet ontzien, maar Hem uitgeleverd ten behoeve van ons allemaal. Zal Hij, nu Hij zijn Zoon heeft gegeven, ons dan ook niet alles geven? 33 God heeft ons uitgekozen. Wie kan ons dan nog beschuldigen? God spreekt ons vrij van elke schuld. 34 Wie zou ons kunnen veroordelen? Christus Jezus is immers voor ons gestorven! Wat nog belangrijker is: Hij is uit de dood teruggekomen en zit aan de rechterhand van God, waar Hij voor ons opkomt. 35 Wat kan ons ooit van de liefde van Christus scheiden? Onderdrukking? Nood? Vervolging? Honger? Ontbering? Gevaar? De dood? 36 Wij lezen in de Psalmen: ‘Ter wille van U zijn wij voortdurend in levensgevaar, wij worden beschouwd als slachtschapen.’

37 Maar onder al die omstandigheden hebben wij, dankzij Hem die zoveel van ons houdt, de overwinning! 38 Ik ben ervan overtuigd dat niets ons kan scheiden van Gods liefde. De dood niet, het leven niet, engelen niet, bovenaardse krachten niet, de dingen van vandaag niet, de dingen van morgen niet. Nee, er is geen enkele kracht die dat kan. 39 Hoe hoog we zijn gestegen of in welke diepte wij ons ook bevinden, niets in de hele schepping kan ons scheiden van Gods liefde, die ons gegeven is in Christus Jezus, onze Heer.

Life in the Spirit

There is therefore now no condemnation for those who are in Christ Jesus, who walk not according to the flesh, but according to the Spirit. For the law of the Spirit of life in Christ Jesus has set me free from the law of sin and death. For what the law could not do, in that it was weak through the flesh, God did by sending His own Son in the likeness of sinful flesh, and concerning sin, He condemned sin in the flesh, in order that the righteous requirement of the law might be fulfilled in us, who walk not according to the flesh but according to the Spirit.

For those who live according to the flesh set their minds on the things of the flesh, but those who live according to the Spirit, the things of the Spirit. To be carnally minded is death, but to be spiritually minded is life and peace, for the carnal mind is hostile toward God, for it is not subject to the law of God, nor indeed can it be, and those who are in the flesh cannot please God.

You, however, are not in the flesh but in the Spirit, if indeed the Spirit of God lives in you. Now if any man does not have the Spirit of Christ, he does not belong to Him. 10 And if Christ is in you, though the body is dead because of sin, the Spirit is alive because of righteousness. 11 But if the Spirit of Him who raised Jesus from the dead lives in you, He who raised Christ from the dead will also give life to your mortal bodies through His Spirit that lives in you.

12 Therefore, brothers, we are debtors not to the flesh, to live according to the flesh. 13 For if you live according to the flesh, you will die, but if through the Spirit you put to death the deeds of the body, you will live.

14 For as many as are led by the Spirit of God, these are the sons of God. 15 For you have not received the spirit of slavery again to fear. But you have received the Spirit of adoption, by whom we cry, “Abba, Father.” 16 The Spirit Himself bears witness with our spirits that we are the children of God, 17 and if children, then heirs: heirs of God and joint-heirs with Christ, if indeed we suffer with Him, that we may also be glorified with Him.

The Glory That Is to Be

18 For I consider that the sufferings of this present time are not worthy to be compared with the glory which shall be revealed to us. 19 The eager expectation of the creation waits for the appearance of the sons of God. 20 For the creation was subjected to futility, not willingly, but by the will of Him who subjected it, in hope 21 that the creation itself also will be set free from its slavery to corruption into the glorious freedom of the children of God.

22 We know that the whole creation groans and travails in pain together until now. 23 Not only that, but we also, who have the first fruits of the Spirit, groan within ourselves while eagerly waiting for adoption, the redemption of our bodies. 24 For we are saved through hope, but hope that is seen is not hope, for why does a man still hope for what he sees? 25 But if we hope for what we do not see, we wait for it with patience.

26 Likewise, the Spirit helps us in our weaknesses, for we do not know what to pray for as we ought, but the Spirit Himself intercedes for us with groanings too deep for words. 27 He who searches the hearts knows what the mind of the Spirit is, because He intercedes for the saints according to the will of God.

28 We know that all things work together for good to those who love God, to those who are called according to His purpose. 29 For those whom He foreknew, He predestined to be conformed to the image of His Son, so that He might be the firstborn among many brothers. 30 And those whom He predestined, He also called; and those whom He called, He also justified; and those whom He justified, He also glorified.

The Love of God

31 What then shall we say to these things? If God is for us, who can be against us? 32 He who did not spare His own Son, but delivered Him up for us all, how shall He not with Him also freely give us all things? 33 Who shall bring a charge against God’s elect? It is God who justifies. 34 Who is he who condemns? It is Christ who died, yes, who is risen, who is also at the right hand of God, who also intercedes for us. 35 Who shall separate us from the love of Christ? Shall tribulation, or distress, or persecution, or famine, or nakedness, or peril, or sword? 36 As it is written:

“For Your sake we are killed all day long;
    we are counted as sheep for the slaughter.”[a]

37 No, in all these things we are more than conquerors through Him who loved us. 38 For I am persuaded that neither death nor life, neither angels nor principalities nor powers, neither things present nor things to come, 39 neither height nor depth, nor any other created thing, shall be able to separate us from the love of God, which is in Christ Jesus our Lord.

Footnotes

  1. Romans 8:36 Ps 44:22.