约翰福音 4
Chinese Contemporary Bible (Simplified)
井边谈道
4 1-3 耶稣得知法利赛人听见祂收门徒、为人施洗比约翰还多,便离开犹太回加利利。其实不是耶稣亲自施洗,而是祂的门徒施洗。 4 祂回加利利的路上必须经过撒玛利亚。 5 于是,祂来到撒玛利亚的一座城,名叫叙加,靠近雅各留给他儿子约瑟的那块地。 6 雅各井就在那个地方。耶稣走路疲乏,坐在井旁休息。那时是中午时分, 7-8 门徒都进城买食物去了。有一个撒玛利亚的妇人来打水,耶稣说:“请你给我一点水吧。”
9 撒玛利亚妇人说:“你是个犹太人,怎么向我这撒玛利亚妇人要水喝?”原来犹太人和撒玛利亚人互不往来。
10 耶稣回答说:“要是你知道上帝的恩赐,又知道向你要水喝的是谁,你早就求祂了,祂也早就把活水给你了。”
11 妇人说:“先生,你没有打水的器具,井又深,你从哪里得到活水呢? 12 我们的祖先雅各把这口井留给我们,他自己和他的儿女、牲畜都喝这井里的水,难道你比他更伟大吗?”
13 耶稣说:“人喝了这井里的水,还会再渴, 14 但是喝了我所赐的活水,永远不会再渴。我所赐的水要在他里面成为生命的泉源,涌流不息,直到永生。”
15 妇人说:“先生,请你把这种水赐给我,我就不会再渴了,也用不着来打水了。”
16 耶稣说:“去叫你的丈夫来。”
17 妇人说:“我没有丈夫。”耶稣说:“你说的对,你没有丈夫, 18 因为你已经有过五个丈夫了,现在和你同居的也不是你的丈夫。你说的是实话。”
19 妇人说:“先生,你一定是先知。 20 我们的祖先一向都是在这山上敬拜上帝,你们却说耶路撒冷才是敬拜的地方。”
21 耶稣回答说:“妇人,你当信我。时候快到了,你们将不在这山上,也不在耶路撒冷敬拜父。 22 你们不知道你们敬拜的是谁,我们知道我们敬拜的是谁,因为救恩是从犹太人出来的。 23 时候快到了,其实就是现在,真正敬拜父的,要用心灵按真理敬拜祂,因为父寻找的正是这样敬拜祂的人。 24 上帝是灵,所以必须用心灵按真理敬拜祂。”
25 妇人说:“据我所知,那被称为基督的弥赛亚要来。祂来了,会把一切都告诉我们。”
26 耶稣说:“我这跟你说话的人就是祂。”
27 这时,门徒回来了,看见耶稣和一个妇人谈话,感到惊奇,可是没有人问:“你想要什么?”或问:“你为什么和她说话?”
28 那妇人撇下水罐,回到城里,对人们说: 29 “你们快来看啊!有一个人把我过去的事全部说了出来。莫非祂就是基督?” 30 众人听了就到城外去看耶稣。
撒种与收割
31 其间,门徒对耶稣说:“老师,请吃点东西吧。”
32 耶稣说:“我有食物吃,是你们不知道的。”
33 门徒彼此议论说:“难道有人给祂吃的了?”
34 耶稣说:“我的食物就是遵行差我来者的旨意,完成祂的工作。 35 你们不是说还有四个月才到收割的时候吗?举目向田观看吧,庄稼已经熟了,可以收割了。 36 收割的人不但可以得到报酬,而且可以为永生收获果实,叫撒种的和收割的一同快乐。 37 俗语说得好,‘那人撒种,这人收割。’ 38 我派你们去收割那些你们没有劳作的庄稼,别人劳苦,你们享受他们劳苦的成果。”
39 那城里有许多撒玛利亚人信了耶稣,因为那妇人做见证说:“祂将我以前做的一切事情都说了出来。” 40 撒玛利亚人来见耶稣,恳求祂留下来,祂就在那里住了两天。 41 因为耶稣传的道,信的人更多了。 42 他们对那妇人说:“现在我们信,不再是因为你的话,而是我们亲耳听见了,知道祂真的是救世主。”
耶稣治好大臣的儿子
43 两天后,耶稣动身前往加利利。 44 祂以前说过:“先知在他本乡不受人尊敬。” 45 然而,祂回到加利利却受到当地的人欢迎,因为他们上耶路撒冷过节时,看见了祂所做的一切。
46 祂又到了加利利的迦拿,就是祂从前把水变成酒的地方。有一个大臣的儿子在迦百农患了病。 47 大臣听说耶稣从犹太来到加利利,立刻赶来见祂,求祂去医治他病危的儿子。
48 耶稣对他说:“你们不看见神迹奇事,总不相信。”
49 大臣说:“先生,趁我的孩子还没死,求你赶快去!”
50 耶稣说:“回去吧,你的儿子好了。”他相信耶稣的话,就回去了。
51 他途中遇见奴仆来报信说他儿子好了, 52 就问什么时候好的。仆人说:“昨天下午一点钟,烧就退了。”
53 他想起正是那时候耶稣对他说:“你的儿子好了!”他和全家都信了。
54 这是耶稣从犹太回到加利利后所行的第二个神迹。
Johannes 4
BasisBijbel
Jezus en de vrouw uit Samaria
4 De Heer Jezus hoorde dat de Farizeeërs hadden gehoord dat Hij méér leerlingen maakte en doopte dan Johannes. 2 (Hij doopte trouwens niet Zelf, maar Hij liet dat door zijn leerlingen doen.) 3 Daarom vertrok Hij uit Judea en ging weer naar Galilea. 4 Hij moest daarbij door de streek Samaria heen. 5 Hij kwam bij een stad in Samaria die Sichar heette. Die stad ligt dicht bij het stuk grond dat Jakob ooit aan zijn zoon Jozef had gegeven.[a] 6 Daar was ook de bron van Jakob. Jezus was moe van de reis en ging bij de bron zitten. Het was toen ongeveer twaalf uur 's middags.
7 Een Samaritaanse vrouw kwam water halen bij de bron. Jezus zei tegen haar: "Wil je Mij wat te drinken geven?" 8 Want de leerlingen waren naar de stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw zei tegen Hem: "Hoe kunt U als Jood te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?" Want Joden willen niet met Samaritanen omgaan.[b] 10 Jezus antwoordde: "Als je wist wat God jou wil geven, en als je wist Wie hier aan jou om drinken vraagt, dan zou jij aan Hém om drinken hebben gevraagd. Dan zou Hij je vers water hebben gegeven."[c] 11 Ze zei tegen hem: "Heer, U heeft geen emmer en het is een diepe put. Hoe kunt U dan aan vers water komen? 12 Bent U soms belangrijker dan onze voorvader Jakob? Hij heeft deze put gegraven. Hij heeft er ook zelf uit gedronken, met zijn zonen en zijn vee." 13 Jezus antwoordde haar: "Mensen die van het water uit deze put drinken, zullen weer dorst krijgen. 14 Maar mensen die hebben gedronken van het water dat Ik hun geef, zullen voor eeuwig geen dorst meer krijgen. Want het water dat Ik hun geef, zal in hen een bron worden waar water uit opborrelt dat eeuwig leven geeft." 15 De vrouw zei: "Heer, geef mij van dat water, zodat ik nooit meer dorst krijg. Dan hoef ik nooit meer water te gaan halen bij de bron hier." 16 Hij zei tegen haar: "Ga naar huis, haal je man en kom met hem weer hier." 17 De vrouw antwoordde: "Ik heb geen man." Jezus zei tegen haar: "Het klopt dat je zegt dat je geen man hebt. 18 Want je hebt vijf mannen gehad, en met de man met wie je nu leeft, ben je niet getrouwd. Je hebt dus de waarheid gezegd."
19 Toen zei de vrouw: "Heer, ik zie dat U een profeet bent. 20 Dan heb ik een vraag. Onze voorouders hebben hier op de berg Gerizim God aanbeden. Maar de Joden zeggen dat je alleen in Jeruzalem mag aanbidden." 21 Jezus zei: "Geloof Mij, vrouw, er komt een dag dat de mensen niet meer hier op de berg of in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie, de Samaritanen, aanbidden God zonder Hem echt te kennen. Maar wij Joden weten Wie we aanbidden, want wij kennen God. Want de Redder van de mensen komt uit het Joodse volk. 23 Nu is de tijd begonnen dat echte aanbidders de Vader zullen aanbidden met hun geest en vol van waarheid. Want dat is het soort aanbidders waar de Vader naar verlangt. 24 God is een geest. Als je Hem wil aanbidden, moet je Hem aanbidden met je geest en vol van waarheid." 25 De vrouw zei tegen Hem: "Ik weet dat op een dag de Messias komt. (Hij wordt ook wel de Christus genoemd.) Als Hij er eenmaal is, zal Hij ons alles vertellen en uitleggen." 26 Jezus antwoordde: "IK BEN dat,[d] Ik die nu met jou praat."
27 Op dat moment kwamen de leerlingen terug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw aan het praten was. Toch zeiden ze er geen van allen iets van. 28 De vrouw liet haar waterkruik staan, ging naar de stad en zei tegen iedereen: 29 "Kom mee. Ik wil jullie iemand laten zien die mij precies wist te vertellen wat ik allemaal heb gedaan. Hij móet wel de Messias zijn." 30 En iedereen kwam de stad uit, naar Hem toe.
31 Intussen zeiden zijn leerlingen tegen Hem: "Meester, eet iets." 32 Maar Hij zei: "Nee, Ik heb al iets te eten waar jullie niets van weten." 33 De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Heeft iemand Hem dan al eten gebracht?" 34 Jezus zei: "Het doen van Gods wil is als eten voor Mij. Ik wil doen waarvoor Hij Mij heeft gestuurd. 35 Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voor je kan oogsten? Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het graan op de velden al rijp is en geoogst kan worden. 36 De maaier krijgt alvast zijn loon en hij haalt de oogst binnen voor het eeuwige leven. Zo kan de zaaier tegelijk met de maaier blij zijn over de oogst. 37 Want het spreekwoord klopt: 'De één zaait, de ander maait.' 38 Ik heb jullie gestuurd om een oogst binnen te halen waar jullie helemaal niets voor hebben gedaan. Anderen hebben vóór jullie gezaaid en bewerkt. Nu kunnen júllie oogsten waarvoor zíj hebben gewerkt."
39 Veel Samaritanen uit die stad gingen in Hem geloven. Dat kwam doordat de vrouw tegen hen had gezegd dat Hij alles wist wat ze had gedaan. 40 Ze vroegen Hem om bij hen te blijven. Daarom bleef Hij daar twee dagen. 41 Nog veel meer mensen gingen in Hem geloven. Nu door de dingen die ze zelf van Hem hoorden. 42 En ze zeiden tegen de vrouw: "We geloven Hem nu niet alleen maar om wat jij hebt gezegd. We hebben Hem nu ook zelf gehoord. En weten zeker dat Hij de Messias is, de Redder van de mensen."
43 Na die twee dagen vertrok Hij weer naar Galilea. 44 Jezus had eerder Zelf gezegd dat er niet naar een profeet wordt geluisterd in de streek waar hij vandaan komt. 45 Maar toen Hij in Galilea kwam, luisterden de Galileërs wel naar Hem. Dat kwam omdat ze hadden gezien wat Hij in Jeruzalem op het Paasfeest had gedaan. Ze waren namelijk zelf ook naar het Paasfeest geweest.
Jezus geneest een doodziek kind in Kana
46 Jezus ging in Galilea ook weer naar Kana. Daar had Hij water in wijn veranderd. In Kapernaüm in Galilea woonde een hofdienaar van de koning. Zijn zoontje was ziek. 47 Toen de man hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe. Hij smeekte Hem om met hem mee te komen om zijn zoontje te genezen, omdat het kind anders zou sterven. 48 Jezus zei tegen hem: "Jullie willen Mij alleen maar geloven als jullie wonderen zien!" 49 De man zei tegen Hem: "Heer, kom nu alstublieft gauw mee, voordat mijn kind sterft!" 50 Jezus zei tegen hem: "Ga naar huis. Je zoon leeft!" De man geloofde wat Jezus zei en ging naar huis. 51 Toen hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en vertelden hem dat het goed was met zijn kind. 52 Hij vroeg hoe laat zijn zoon was begonnen op te knappen. Ze antwoordden: "Gistermiddag om één uur verdween de koorts." 53 Dat was precies het moment dat Jezus gezegd had: 'Je zoon leeft.' En hij en iedereen die in zijn huis woonde, geloofden in Jezus.
54 Dit was het tweede wonder dat Jezus in Galilea deed toen Hij uit Judea was teruggekomen.
Footnotes
- Johannes 4:5 Jozef had dit gebied niet direct van zijn vader Jakob gekregen. Toen het volk Israël het land Kanaän veroverde, gaf Jozua aan de stam van Jozef het gebied waarin Sichem lag. Daar werd Jozefs lichaam begraven in de akker die zijn vader Jakob lang daarvoor had gekocht van de bewoners van het land. Lees Jozua 24:32.
- Johannes 4:9 In de tijd dat de bewoners van het koninkrijk Israël door de koning van Assur gevangen waren meegenomen, waren er mensen van een ander volk in de streek Samaria komen wonen. Voor een deel hadden ze het Joodse geloof overgenomen en dat vermengd met hun eigen godsdiensten. Lees 2 Koningen 17:24-34. De Joden wilden niet met hen omgaan, omdat ze geen echte Joden waren.
- Johannes 4:10 Eigenlijk staat hier: 'levend water'. Dat betekent niet alleen vers of stromend water, maar ook: water dat leven geeft. Het heeft hier dus een andere betekenis dan de vrouw denkt.
- Johannes 4:26 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het Oude Testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.
Chinese Contemporary Bible Copyright © 1979, 2005, 2007, 2011 by Biblica® Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016