Add parallel Print Page Options

19 于是,彼拉多命人把耶稣带走,鞭打他。 士兵们用荆棘编了一顶皇冠,戴在耶稣头上,他们又给他穿上了紫袍, 还在耶稣面前摇来晃去,说∶“我们向您敬礼,犹太王!”他们还不停地打他耳光。

彼拉多又出来说道∶“听着,我把他带到你们这儿来,为的是让你们知道,我没有发现他有罪。” 然后,耶稣带着荆冠,穿着紫袍出来了,彼拉多说∶“他在这里。”

一见到耶稣,祭司长和法利赛人便喊道∶“钉死他,钉死他!”

彼拉多说∶“你们自己去把他带走,钉死在十字架上吧!我是找不出他有什么罪。”

犹太人回答说∶“根据我们的律法,他该死,因为他宣称自己是上帝之子!”

彼拉多听了这话,更害怕了, 他回府里问耶稣∶“你从哪里来?”耶稣没做回答, 10 彼拉多对他说∶“你不肯跟我说话吗?你难道不知道我有权让你自由,我也有权把你钉死在十字架上吗?”

11 耶稣说∶“除非上帝赋予你权力,否则你无权管辖我,所以,把我交给你的人,比你的罪更大。”

12 听了这话,彼拉多很想放了耶稣,可犹太人叫嚷道∶“你要是放了他,你就不是凯撒的朋友。凡是自诩为王的人,就是反对凯撒!”

13 听了这话,彼拉多把耶稣带了出来,坐在“铺华石处”(希伯来语为“厄巴大”)的法官席上。 14 那天是逾越节周的预备日。大约中午时分,彼拉多对犹太人说∶“这是你们的王!”

犹太人喊道: 15 “带走他!带走他!把他钉死在十字架上!”

彼拉多问∶“你们让我把你们的王钉死在十字架上吗?”

祭司长说∶“除了凯撒,我们没有别的王!”

16 于是,彼拉多把耶稣交给士兵去把他钉死在十字架上。

耶稣被钉在十字架上

17 耶稣背着自己的十字架,到了一个叫“骷髅” [a]的地方。 18 他们把耶稣钉上十字架,还把另外两个人钉在耶稣的左右,一边一个,耶稣被钉在中间。 19 彼拉多写了一个牌子,让人放在耶稣的十字架上,上面写着∶“耶稣,拿撒勒人,犹太人之王。” 20 很多犹太人读到了这个告示,因为耶稣被钉的地方,在此城附近,告示是用希伯来语 [b]、拉丁语和希腊语写的。祭司长对彼拉多说∶ 21 “不要写‘犹太王’,而应该写∶‘此人说:我是犹太王。’”

22 彼拉多说∶“我写什么就是什么。”

23 然后,士兵们把耶稣钉在了十字架上。士兵们拿了他的衣服,把它们分成了四份,每人一份。他们还拿了他的内衣,内衣是从头到脚用整幅布做成,没有一条缝。 24 于是,他们商量说∶“咱们不要撕破它,让咱们抓阄吧,看谁能得到它。”这也应验了《经》上的话:

“他们分了我的衣服,
还为我的内衣抓阄。”
这正是这些士兵所做的事情。

25 耶稣的母亲、姨妈、革罗罢的妻子马利亚和马利亚抹大拉站在他的十字架旁边。 26 当耶稣看到母亲和他所钟爱的那个门徒站在旁边时,就对母亲说∶“亲爱的妈妈,这是您的儿子。” 27 他又对他的门徒说∶“这是你母亲。”从那以后,那个门徒就让耶稣的母亲住在他家里了。

耶稣之死

28 这之后,耶稣知道一切都完成了,所以《经》上所说的话可以实现了。耶稣说道∶“我渴了。” 29 旁边正好有一壶酸酒,他们拿了一块海绵蘸满酒,绑在牛膝草上,送到他嘴边。 30 耶稣尝完酒后,说道∶“一切都结束了。”然后,他垂下头,死去了。

31 因为那天是星期五(预备日),所以,尸体不能在安息日里挂在十字架上,(因为安息日是很特别的日子)。犹太人请求彼拉多下令,打断他们的腿,好把尸体移走。 32 于是士兵来了,打断了第一个人的腿,又打断和他一起钉死在十字架上的另一个人的腿。 33 可是,当他们走近耶稣时,看到他已经死了,所以,就没有打断他的腿。

34 但是,一个士兵却用枪矛刺进了耶稣的肋旁,血水立刻涌了出来。 35 (看到这一切的人作了证,他的证词是真实的。他知道自己说的是真话,以便让人们相信他。) 36 这一切的发生,都是为了应验《经》上的话∶“他的骨头一根都不会断。 [c] 37 《经》上还记载道∶“他们观看那位被刺的人。”

安葬耶稣

38 这之后,亚利马太人约瑟,请求彼拉多允许他移走耶稣的尸体。约瑟是耶稣的门徒之一,因为害怕犹太首领,没有公开。彼拉多同意了,约瑟便去移走了耶稣的尸体。 39 曾在夜里去见耶稣的尼哥底母,带着三十四公斤左右的没药和沉香的混合物也来了。 40 他们抬走尸体,用亚麻布和香料按犹太人的葬礼习俗裹好耶稣。 41 耶稣被钉死的地方有个园子,里面有个新墓,从未埋过任何人。 42 因为星期五是犹太人预备日,墓地又近,他们就把他放在那里了。

Footnotes

  1. 約 翰 福 音 19:17 骷髅: 希伯来语叫“各各他”。
  2. 約 翰 福 音 19:20 希伯来语: 即阿拉米语,是当时犹太人的口语。
  3. 約 翰 福 音 19:36 他的骨头一根都不会断: 引自《诗篇》34:20。其意引自《出埃及记》12:46;《民数记》9:12。

Pilatus wil Jezus eigenlijk vrijlaten

19 Toen nam Pilatus Jezus mee en liet Hem zweepslagen geven. En de soldaten vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ook deden ze Hem een paarse mantel om. Ze liepen naar Hem toe en zeiden: "Wij groeten U, koning van de Joden!" En ze sloegen Hem in zijn gezicht.

Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de mensen: "Jullie mogen Hem weer hebben, want volgens mij heeft Hij helemaal geen kwaad gedaan." Toen werd Jezus naar buiten gebracht met de doornenkroon op en de paarse mantel om. Pilatus zei: "Zie die mens eens!" Toen de leiders van de priesters en hun dienaren Hem zagen, begonnen ze te schreeuwen: "Kruisig Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf. Want ik vind dat Hij onschuldig is." De Joden antwoordden hem: "Volgens onze wetten moet Hij worden gedood, want Hij beweert dat Hij Gods Zoon is."

Toen Pilatus dat hoorde, werd hij nog banger. Hij ging het gerechtsgebouw weer binnen en zei tegen Jezus: "Waar kom Je vandaan?" Maar Jezus gaf geen antwoord. 10 Pilatus zei tegen Hem: "Zeg Je niets tegen mij? Weet Je dan niet dat ik de macht heb om Je te laten kruisigen, maar ook de macht heb om Je vrij te laten?" 11 Jezus antwoordde: "U heeft die macht alleen omdat u die van boven heeft gekregen. Daarom heeft de man die Mij heeft verraden, een grotere schuld dan u." 12 Vanaf dat moment probeerde Pilatus Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwden: "Als u deze Man vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer in Rome. Iemand die beweert dat hij koning is, is een vijand van de keizer en moet gedood worden."

13 Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Hij ging op de stoel voor de rechtspraak zitten, op de stenen verhoging die 'Litostrotos' (= ‘stenen hoogte') wordt genoemd (in het Hebreeuws is dat 'Gabbata'). 14 Het was de dag van de voorbereiding op het Paasfeest, ongeveer twaalf uur 's middags. Hij zei tegen de Joden: "Kijk, hier is jullie koning!" 15 Maar ze schreeuwden: "Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Moet ik jullie koning dan kruisigen?" De leiders van de priesters antwoordden: "We hebben geen koning! We hebben alleen de keizer!" 16 Toen gaf hij Hem aan de soldaten om Hem te kruisigen. Zij namen Jezus mee.

Jezus aan het kruis

17 Ze gingen naar de plaats die 'Schedelplaats' heet. In het Hebreeuws is dat 'Golgota'. Jezus moest Zelf het kruis dragen. 18 Daar kruisigden ze Hem. Links en rechts van Hem kruisigden ze nog twee andere mannen. Zo hing Jezus in het midden. 19 Pilatus liet een bord maken en op het kruis vastmaken. Daarop stond: 'Jezus van Nazaret, de koning van de Joden.' 20 Veel Joden lazen dit bord, want de plaats waar Jezus werd gekruisigd is vlak bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks op. 21 Toen zeiden de leiders van de Joodse priesters tegen Pilatus: "U moet niet schrijven: 'De koning van de Joden,' maar dat Hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.' 22 Pilatus antwoordde: "Wat ik heb geschreven, verander ik niet meer."

23 Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren. Elk van de vier soldaten kreeg een deel. Zijn onderkleed bleef over. Dat was uit één stuk geweven, zonder naad. 24 Ze zeiden tegen elkaar: "Het is zonde om dit onderkleed in stukken te scheuren. Laten we er om loten wie het hebben mag." Zo deden de soldaten wat er in de Psalmen van tevoren was gezegd: 'Ze hebben mijn kleren verdeeld en verloot.'

25 De moeder van Jezus, haar zus Maria (de vrouw van Klopas) en Maria Magdalena stonden ook bij het kruis. 26 Jezus zag zijn moeder staan. Zijn beste vriend stond naast haar. Toen zei Hij tegen zijn moeder: "Kijk, hij is voortaan je zoon." 27 En tegen de leerling zei Hij: "Kijk, zij is voortaan je moeder." Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.

Jezus sterft

28 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat Hij nu alles had gedaan wat Hij moest doen: "Ik heb dorst!" Zo gebeurde wat van tevoren in de Boeken was gezegd. 29 Er stond een kruik met zure wijn. Ze doopten daar een spons in en staken die op een stok. Zo kon Hij van de spons drinken. 30 Toen Jezus van de zure wijn had gedronken, zei Hij: "Alles is gedaan!" En Hij boog zijn hoofd en stierf.

31 De Joden wilden niet dat de mannen op de heilige rustdag aan het kruis zouden blijven hangen. (Het was namelijk een bijzondere heilige rustdag, omdat hij in de week van het Feest van de Ongegiste Broden viel.) Daarom vroegen ze aan Pilatus om de benen van de mannen te laten breken en ze dan van het kruis te laten halen. Want het was nu de dag van de voorbereiding.[a] 32 Toen kwamen de soldaten en braken de benen van de twee mannen die tegelijk met Jezus waren gekruisigd. 33 Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al was gestorven. Daarom braken ze zijn benen niet. 34 Maar één van de soldaten stak voor de zekerheid zijn speer in Jezus' zij. Onmiddellijk kwam er water en bloed uit. 35 Ik, Johannes, heb dat zelf gezien. Daarom heb ik het jullie verteld, en ik hoop dat jullie het ook geloven. Want het is echt waar. 36 Dit is gebeurd zodat werkelijkheid zou worden wat in de Boeken van tevoren al is gezegd: 'Geen één van zijn botten zal worden gebroken.' 37 En ergens anders staat in de Boeken: 'Ze zullen kijken naar de Man die ze hebben doorstoken.'

Jezus' begrafenis

38 Jozef, een man uit Arimatea, ging aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht begraven. (Hij was ook een leerling van Jezus. Maar hij hield dat geheim, omdat hij bang was voor de Joodse leiders.) Pilatus vond het goed en Jozef nam het lichaam mee. 39 Nikodemus kwam ook. Hij was de man die de eerste keer 's nachts bij Jezus was gekomen.[b] Hij bracht 100 ponden (30 kilo) mirre[c] en aloë mee. 40 Ze dompelden linnen doeken in dat mengsel en wikkelden Jezus' lichaam daarin. Dat is namelijk de Joodse manier van een lichaam voorbereiden op de begrafenis. 41 Dicht bij de plaats waar Hij was gekruisigd, was een tuin. In die tuin was een nieuw graf in de rots uitgehakt. Er was nog nooit iemand in begraven. 42 Daar legden ze Jezus in, want de dag van voorbereiding was bijna voorbij[d] en het graf was dichtbij.

Footnotes

  1. Johannes 19:31 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereidden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  2. Johannes 19:39 Lees Johannes 3:1-21.
  3. Johannes 19:39 Mirre werd uit hars van een bepaalde plant gemaakt. Aloë is een vetplant. Het sap uit de bladeren van de aloë en de hars uit de mirre werden allebei als parfum gebruikt.
  4. Johannes 19:42 Als de zon was ondergegaan begon de heilige rustdag. Dan mocht er niet meer gewerkt worden en moesten ze dus klaar zijn met begraven.

Jesus Sentenced to Be Crucified(A)

19 Then Pilate took Jesus and had him flogged.(B) The soldiers twisted together a crown of thorns and put it on his head. They clothed him in a purple robe and went up to him again and again, saying, “Hail, king of the Jews!”(C) And they slapped him in the face.(D)

Once more Pilate came out and said to the Jews gathered there, “Look, I am bringing him out(E) to you to let you know that I find no basis for a charge against him.”(F) When Jesus came out wearing the crown of thorns and the purple robe,(G) Pilate said to them, “Here is the man!”

As soon as the chief priests and their officials saw him, they shouted, “Crucify! Crucify!”

But Pilate answered, “You take him and crucify him.(H) As for me, I find no basis for a charge against him.”(I)

The Jewish leaders insisted, “We have a law, and according to that law he must die,(J) because he claimed to be the Son of God.”(K)

When Pilate heard this, he was even more afraid, and he went back inside the palace.(L) “Where do you come from?” he asked Jesus, but Jesus gave him no answer.(M) 10 “Do you refuse to speak to me?” Pilate said. “Don’t you realize I have power either to free you or to crucify you?”

11 Jesus answered, “You would have no power over me if it were not given to you from above.(N) Therefore the one who handed me over to you(O) is guilty of a greater sin.”

12 From then on, Pilate tried to set Jesus free, but the Jewish leaders kept shouting, “If you let this man go, you are no friend of Caesar. Anyone who claims to be a king(P) opposes Caesar.”

13 When Pilate heard this, he brought Jesus out and sat down on the judge’s seat(Q) at a place known as the Stone Pavement (which in Aramaic(R) is Gabbatha). 14 It was the day of Preparation(S) of the Passover; it was about noon.(T)

“Here is your king,”(U) Pilate said to the Jews.

15 But they shouted, “Take him away! Take him away! Crucify him!”

“Shall I crucify your king?” Pilate asked.

“We have no king but Caesar,” the chief priests answered.

16 Finally Pilate handed him over to them to be crucified.(V)

The Crucifixion of Jesus(W)

So the soldiers took charge of Jesus. 17 Carrying his own cross,(X) he went out to the place of the Skull(Y) (which in Aramaic(Z) is called Golgotha). 18 There they crucified him, and with him two others(AA)—one on each side and Jesus in the middle.

19 Pilate had a notice prepared and fastened to the cross. It read: jesus of nazareth,(AB) the king of the jews.(AC) 20 Many of the Jews read this sign, for the place where Jesus was crucified was near the city,(AD) and the sign was written in Aramaic, Latin and Greek. 21 The chief priests of the Jews protested to Pilate, “Do not write ‘The King of the Jews,’ but that this man claimed to be king of the Jews.”(AE)

22 Pilate answered, “What I have written, I have written.”

23 When the soldiers crucified Jesus, they took his clothes, dividing them into four shares, one for each of them, with the undergarment remaining. This garment was seamless, woven in one piece from top to bottom.

24 “Let’s not tear it,” they said to one another. “Let’s decide by lot who will get it.”

This happened that the scripture might be fulfilled(AF) that said,

“They divided my clothes among them
    and cast lots for my garment.”[a](AG)

So this is what the soldiers did.

25 Near the cross(AH) of Jesus stood his mother,(AI) his mother’s sister, Mary the wife of Clopas, and Mary Magdalene.(AJ) 26 When Jesus saw his mother(AK) there, and the disciple whom he loved(AL) standing nearby, he said to her, “Woman,[b] here is your son,” 27 and to the disciple, “Here is your mother.” From that time on, this disciple took her into his home.

The Death of Jesus(AM)

28 Later, knowing that everything had now been finished,(AN) and so that Scripture would be fulfilled,(AO) Jesus said, “I am thirsty.” 29 A jar of wine vinegar(AP) was there, so they soaked a sponge in it, put the sponge on a stalk of the hyssop plant, and lifted it to Jesus’ lips. 30 When he had received the drink, Jesus said, “It is finished.”(AQ) With that, he bowed his head and gave up his spirit.

31 Now it was the day of Preparation,(AR) and the next day was to be a special Sabbath. Because the Jewish leaders did not want the bodies left on the crosses(AS) during the Sabbath, they asked Pilate to have the legs broken and the bodies taken down. 32 The soldiers therefore came and broke the legs of the first man who had been crucified with Jesus, and then those of the other.(AT) 33 But when they came to Jesus and found that he was already dead, they did not break his legs. 34 Instead, one of the soldiers pierced(AU) Jesus’ side with a spear, bringing a sudden flow of blood and water.(AV) 35 The man who saw it(AW) has given testimony, and his testimony is true.(AX) He knows that he tells the truth, and he testifies so that you also may believe. 36 These things happened so that the scripture would be fulfilled:(AY) “Not one of his bones will be broken,”[c](AZ) 37 and, as another scripture says, “They will look on the one they have pierced.”[d](BA)

The Burial of Jesus(BB)

38 Later, Joseph of Arimathea asked Pilate for the body of Jesus. Now Joseph was a disciple of Jesus, but secretly because he feared the Jewish leaders.(BC) With Pilate’s permission, he came and took the body away. 39 He was accompanied by Nicodemus,(BD) the man who earlier had visited Jesus at night. Nicodemus brought a mixture of myrrh and aloes, about seventy-five pounds.[e] 40 Taking Jesus’ body, the two of them wrapped it, with the spices, in strips of linen.(BE) This was in accordance with Jewish burial customs.(BF) 41 At the place where Jesus was crucified, there was a garden, and in the garden a new tomb, in which no one had ever been laid. 42 Because it was the Jewish day of Preparation(BG) and since the tomb was nearby,(BH) they laid Jesus there.

Footnotes

  1. John 19:24 Psalm 22:18
  2. John 19:26 The Greek for Woman does not denote any disrespect.
  3. John 19:36 Exodus 12:46; Num. 9:12; Psalm 34:20
  4. John 19:37 Zech. 12:10
  5. John 19:39 Or about 34 kilograms

19 于是,彼拉多命人把耶稣带走,鞭打他。 士兵们用荆棘编了一顶皇冠,戴在耶稣头上,他们又给他穿上了紫袍, 还在耶稣面前摇来晃去,说∶“我们向您敬礼,犹太王!”他们还不停地打他耳光。

彼拉多又出来说道∶“听着,我把他带到你们这儿来,为的是让你们知道,我没有发现他有罪。” 然后,耶稣带着荆冠,穿着紫袍出来了,彼拉多说∶“他在这里。”

一见到耶稣,祭司长和法利赛人便喊道∶“钉死他,钉死他!”

彼拉多说∶“你们自己去把他带走,钉死在十字架上吧!我是找不出他有什么罪。”

犹太人回答说∶“根据我们的律法,他该死,因为他宣称自己是上帝之子!”

彼拉多听了这话,更害怕了, 他回府里问耶稣∶“你从哪里来?”耶稣没做回答, 10 彼拉多对他说∶“你不肯跟我说话吗?你难道不知道我有权让你自由,我也有权把你钉死在十字架上吗?”

11 耶稣说∶“除非上帝赋予你权力,否则你无权管辖我,所以,把我交给你的人,比你的罪更大。”

12 听了这话,彼拉多很想放了耶稣,可犹太人叫嚷道∶“你要是放了他,你就不是凯撒的朋友。凡是自诩为王的人,就是反对凯撒!”

13 听了这话,彼拉多把耶稣带了出来,坐在“铺华石处”(希伯来语为“厄巴大”)的法官席上。 14 那天是逾越节周的预备日。大约中午时分,彼拉多对犹太人说∶“这是你们的王!”

犹太人喊道: 15 “带走他!带走他!把他钉死在十字架上!”

彼拉多问∶“你们让我把你们的王钉死在十字架上吗?”

祭司长说∶“除了凯撒,我们没有别的王!”

16 于是,彼拉多把耶稣交给士兵去把他钉死在十字架上。

耶稣被钉在十字架上

17 耶稣背着自己的十字架,到了一个叫“骷髅” [a]的地方。 18 他们把耶稣钉上十字架,还把另外两个人钉在耶稣的左右,一边一个,耶稣被钉在中间。 19 彼拉多写了一个牌子,让人放在耶稣的十字架上,上面写着∶“耶稣,拿撒勒人,犹太人之王。” 20 很多犹太人读到了这个告示,因为耶稣被钉的地方,在此城附近,告示是用希伯来语 [b]、拉丁语和希腊语写的。祭司长对彼拉多说∶ 21 “不要写‘犹太王’,而应该写∶‘此人说:我是犹太王。’”

22 彼拉多说∶“我写什么就是什么。”

23 然后,士兵们把耶稣钉在了十字架上。士兵们拿了他的衣服,把它们分成了四份,每人一份。他们还拿了他的内衣,内衣是从头到脚用整幅布做成,没有一条缝。 24 于是,他们商量说∶“咱们不要撕破它,让咱们抓阄吧,看谁能得到它。”这也应验了《经》上的话:

“他们分了我的衣服,
还为我的内衣抓阄。”
这正是这些士兵所做的事情。

25 耶稣的母亲、姨妈、革罗罢的妻子马利亚和马利亚抹大拉站在他的十字架旁边。 26 当耶稣看到母亲和他所钟爱的那个门徒站在旁边时,就对母亲说∶“亲爱的妈妈,这是您的儿子。” 27 他又对他的门徒说∶“这是你母亲。”从那以后,那个门徒就让耶稣的母亲住在他家里了。

耶稣之死

28 这之后,耶稣知道一切都完成了,所以《经》上所说的话可以实现了。耶稣说道∶“我渴了。” 29 旁边正好有一壶酸酒,他们拿了一块海绵蘸满酒,绑在牛膝草上,送到他嘴边。 30 耶稣尝完酒后,说道∶“一切都结束了。”然后,他垂下头,死去了。

31 因为那天是星期五(预备日),所以,尸体不能在安息日里挂在十字架上,(因为安息日是很特别的日子)。犹太人请求彼拉多下令,打断他们的腿,好把尸体移走。 32 于是士兵来了,打断了第一个人的腿,又打断和他一起钉死在十字架上的另一个人的腿。 33 可是,当他们走近耶稣时,看到他已经死了,所以,就没有打断他的腿。

34 但是,一个士兵却用枪矛刺进了耶稣的肋旁,血水立刻涌了出来。 35 (看到这一切的人作了证,他的证词是真实的。他知道自己说的是真话,以便让人们相信他。) 36 这一切的发生,都是为了应验《经》上的话∶“他的骨头一根都不会断。 [c] 37 《经》上还记载道∶“他们观看那位被刺的人。”

安葬耶稣

38 这之后,亚利马太人约瑟,请求彼拉多允许他移走耶稣的尸体。约瑟是耶稣的门徒之一,因为害怕犹太首领,没有公开。彼拉多同意了,约瑟便去移走了耶稣的尸体。 39 曾在夜里去见耶稣的尼哥底母,带着三十四公斤左右的没药和沉香的混合物也来了。 40 他们抬走尸体,用亚麻布和香料按犹太人的葬礼习俗裹好耶稣。 41 耶稣被钉死的地方有个园子,里面有个新墓,从未埋过任何人。 42 因为星期五是犹太人预备日,墓地又近,他们就把他放在那里了。

Footnotes

  1. 約 翰 福 音 19:17 骷髅: 希伯来语叫“各各他”。
  2. 約 翰 福 音 19:20 希伯来语: 即阿拉米语,是当时犹太人的口语。
  3. 約 翰 福 音 19:36 他的骨头一根都不会断: 引自《诗篇》34:20。其意引自《出埃及记》12:46;《民数记》9:12。

Pilatus wil Jezus eigenlijk vrijlaten

19 Toen nam Pilatus Jezus mee en liet Hem zweepslagen geven. En de soldaten vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ook deden ze Hem een paarse mantel om. Ze liepen naar Hem toe en zeiden: "Wij groeten U, koning van de Joden!" En ze sloegen Hem in zijn gezicht.

Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de mensen: "Jullie mogen Hem weer hebben, want volgens mij heeft Hij helemaal geen kwaad gedaan." Toen werd Jezus naar buiten gebracht met de doornenkroon op en de paarse mantel om. Pilatus zei: "Zie die mens eens!" Toen de leiders van de priesters en hun dienaren Hem zagen, begonnen ze te schreeuwen: "Kruisig Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf. Want ik vind dat Hij onschuldig is." De Joden antwoordden hem: "Volgens onze wetten moet Hij worden gedood, want Hij beweert dat Hij Gods Zoon is."

Toen Pilatus dat hoorde, werd hij nog banger. Hij ging het gerechtsgebouw weer binnen en zei tegen Jezus: "Waar kom Je vandaan?" Maar Jezus gaf geen antwoord. 10 Pilatus zei tegen Hem: "Zeg Je niets tegen mij? Weet Je dan niet dat ik de macht heb om Je te laten kruisigen, maar ook de macht heb om Je vrij te laten?" 11 Jezus antwoordde: "U heeft die macht alleen omdat u die van boven heeft gekregen. Daarom heeft de man die Mij heeft verraden, een grotere schuld dan u." 12 Vanaf dat moment probeerde Pilatus Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwden: "Als u deze Man vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer in Rome. Iemand die beweert dat hij koning is, is een vijand van de keizer en moet gedood worden."

13 Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Hij ging op de stoel voor de rechtspraak zitten, op de stenen verhoging die 'Litostrotos' (= ‘stenen hoogte') wordt genoemd (in het Hebreeuws is dat 'Gabbata'). 14 Het was de dag van de voorbereiding op het Paasfeest, ongeveer twaalf uur 's middags. Hij zei tegen de Joden: "Kijk, hier is jullie koning!" 15 Maar ze schreeuwden: "Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Moet ik jullie koning dan kruisigen?" De leiders van de priesters antwoordden: "We hebben geen koning! We hebben alleen de keizer!" 16 Toen gaf hij Hem aan de soldaten om Hem te kruisigen. Zij namen Jezus mee.

Jezus aan het kruis

17 Ze gingen naar de plaats die 'Schedelplaats' heet. In het Hebreeuws is dat 'Golgota'. Jezus moest Zelf het kruis dragen. 18 Daar kruisigden ze Hem. Links en rechts van Hem kruisigden ze nog twee andere mannen. Zo hing Jezus in het midden. 19 Pilatus liet een bord maken en op het kruis vastmaken. Daarop stond: 'Jezus van Nazaret, de koning van de Joden.' 20 Veel Joden lazen dit bord, want de plaats waar Jezus werd gekruisigd is vlak bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks op. 21 Toen zeiden de leiders van de Joodse priesters tegen Pilatus: "U moet niet schrijven: 'De koning van de Joden,' maar dat Hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.' 22 Pilatus antwoordde: "Wat ik heb geschreven, verander ik niet meer."

23 Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren. Elk van de vier soldaten kreeg een deel. Zijn onderkleed bleef over. Dat was uit één stuk geweven, zonder naad. 24 Ze zeiden tegen elkaar: "Het is zonde om dit onderkleed in stukken te scheuren. Laten we er om loten wie het hebben mag." Zo deden de soldaten wat er in de Psalmen van tevoren was gezegd: 'Ze hebben mijn kleren verdeeld en verloot.'

25 De moeder van Jezus, haar zus Maria (de vrouw van Klopas) en Maria Magdalena stonden ook bij het kruis. 26 Jezus zag zijn moeder staan. Zijn beste vriend stond naast haar. Toen zei Hij tegen zijn moeder: "Kijk, hij is voortaan je zoon." 27 En tegen de leerling zei Hij: "Kijk, zij is voortaan je moeder." Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.

Jezus sterft

28 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat Hij nu alles had gedaan wat Hij moest doen: "Ik heb dorst!" Zo gebeurde wat van tevoren in de Boeken was gezegd. 29 Er stond een kruik met zure wijn. Ze doopten daar een spons in en staken die op een stok. Zo kon Hij van de spons drinken. 30 Toen Jezus van de zure wijn had gedronken, zei Hij: "Alles is gedaan!" En Hij boog zijn hoofd en stierf.

31 De Joden wilden niet dat de mannen op de heilige rustdag aan het kruis zouden blijven hangen. (Het was namelijk een bijzondere heilige rustdag, omdat hij in de week van het Feest van de Ongegiste Broden viel.) Daarom vroegen ze aan Pilatus om de benen van de mannen te laten breken en ze dan van het kruis te laten halen. Want het was nu de dag van de voorbereiding.[a] 32 Toen kwamen de soldaten en braken de benen van de twee mannen die tegelijk met Jezus waren gekruisigd. 33 Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al was gestorven. Daarom braken ze zijn benen niet. 34 Maar één van de soldaten stak voor de zekerheid zijn speer in Jezus' zij. Onmiddellijk kwam er water en bloed uit. 35 Ik, Johannes, heb dat zelf gezien. Daarom heb ik het jullie verteld, en ik hoop dat jullie het ook geloven. Want het is echt waar. 36 Dit is gebeurd zodat werkelijkheid zou worden wat in de Boeken van tevoren al is gezegd: 'Geen één van zijn botten zal worden gebroken.' 37 En ergens anders staat in de Boeken: 'Ze zullen kijken naar de Man die ze hebben doorstoken.'

Jezus' begrafenis

38 Jozef, een man uit Arimatea, ging aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht begraven. (Hij was ook een leerling van Jezus. Maar hij hield dat geheim, omdat hij bang was voor de Joodse leiders.) Pilatus vond het goed en Jozef nam het lichaam mee. 39 Nikodemus kwam ook. Hij was de man die de eerste keer 's nachts bij Jezus was gekomen.[b] Hij bracht 100 ponden (30 kilo) mirre[c] en aloë mee. 40 Ze dompelden linnen doeken in dat mengsel en wikkelden Jezus' lichaam daarin. Dat is namelijk de Joodse manier van een lichaam voorbereiden op de begrafenis. 41 Dicht bij de plaats waar Hij was gekruisigd, was een tuin. In die tuin was een nieuw graf in de rots uitgehakt. Er was nog nooit iemand in begraven. 42 Daar legden ze Jezus in, want de dag van voorbereiding was bijna voorbij[d] en het graf was dichtbij.

Footnotes

  1. Johannes 19:31 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereidden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  2. Johannes 19:39 Lees Johannes 3:1-21.
  3. Johannes 19:39 Mirre werd uit hars van een bepaalde plant gemaakt. Aloë is een vetplant. Het sap uit de bladeren van de aloë en de hars uit de mirre werden allebei als parfum gebruikt.
  4. Johannes 19:42 Als de zon was ondergegaan begon de heilige rustdag. Dan mocht er niet meer gewerkt worden en moesten ze dus klaar zijn met begraven.

Jesus Sentenced to Be Crucified(A)

19 Then Pilate took Jesus and had him flogged.(B) The soldiers twisted together a crown of thorns and put it on his head. They clothed him in a purple robe and went up to him again and again, saying, “Hail, king of the Jews!”(C) And they slapped him in the face.(D)

Once more Pilate came out and said to the Jews gathered there, “Look, I am bringing him out(E) to you to let you know that I find no basis for a charge against him.”(F) When Jesus came out wearing the crown of thorns and the purple robe,(G) Pilate said to them, “Here is the man!”

As soon as the chief priests and their officials saw him, they shouted, “Crucify! Crucify!”

But Pilate answered, “You take him and crucify him.(H) As for me, I find no basis for a charge against him.”(I)

The Jewish leaders insisted, “We have a law, and according to that law he must die,(J) because he claimed to be the Son of God.”(K)

When Pilate heard this, he was even more afraid, and he went back inside the palace.(L) “Where do you come from?” he asked Jesus, but Jesus gave him no answer.(M) 10 “Do you refuse to speak to me?” Pilate said. “Don’t you realize I have power either to free you or to crucify you?”

11 Jesus answered, “You would have no power over me if it were not given to you from above.(N) Therefore the one who handed me over to you(O) is guilty of a greater sin.”

12 From then on, Pilate tried to set Jesus free, but the Jewish leaders kept shouting, “If you let this man go, you are no friend of Caesar. Anyone who claims to be a king(P) opposes Caesar.”

13 When Pilate heard this, he brought Jesus out and sat down on the judge’s seat(Q) at a place known as the Stone Pavement (which in Aramaic(R) is Gabbatha). 14 It was the day of Preparation(S) of the Passover; it was about noon.(T)

“Here is your king,”(U) Pilate said to the Jews.

15 But they shouted, “Take him away! Take him away! Crucify him!”

“Shall I crucify your king?” Pilate asked.

“We have no king but Caesar,” the chief priests answered.

16 Finally Pilate handed him over to them to be crucified.(V)

The Crucifixion of Jesus(W)

So the soldiers took charge of Jesus. 17 Carrying his own cross,(X) he went out to the place of the Skull(Y) (which in Aramaic(Z) is called Golgotha). 18 There they crucified him, and with him two others(AA)—one on each side and Jesus in the middle.

19 Pilate had a notice prepared and fastened to the cross. It read: jesus of nazareth,(AB) the king of the jews.(AC) 20 Many of the Jews read this sign, for the place where Jesus was crucified was near the city,(AD) and the sign was written in Aramaic, Latin and Greek. 21 The chief priests of the Jews protested to Pilate, “Do not write ‘The King of the Jews,’ but that this man claimed to be king of the Jews.”(AE)

22 Pilate answered, “What I have written, I have written.”

23 When the soldiers crucified Jesus, they took his clothes, dividing them into four shares, one for each of them, with the undergarment remaining. This garment was seamless, woven in one piece from top to bottom.

24 “Let’s not tear it,” they said to one another. “Let’s decide by lot who will get it.”

This happened that the scripture might be fulfilled(AF) that said,

“They divided my clothes among them
    and cast lots for my garment.”[a](AG)

So this is what the soldiers did.

25 Near the cross(AH) of Jesus stood his mother,(AI) his mother’s sister, Mary the wife of Clopas, and Mary Magdalene.(AJ) 26 When Jesus saw his mother(AK) there, and the disciple whom he loved(AL) standing nearby, he said to her, “Woman,[b] here is your son,” 27 and to the disciple, “Here is your mother.” From that time on, this disciple took her into his home.

The Death of Jesus(AM)

28 Later, knowing that everything had now been finished,(AN) and so that Scripture would be fulfilled,(AO) Jesus said, “I am thirsty.” 29 A jar of wine vinegar(AP) was there, so they soaked a sponge in it, put the sponge on a stalk of the hyssop plant, and lifted it to Jesus’ lips. 30 When he had received the drink, Jesus said, “It is finished.”(AQ) With that, he bowed his head and gave up his spirit.

31 Now it was the day of Preparation,(AR) and the next day was to be a special Sabbath. Because the Jewish leaders did not want the bodies left on the crosses(AS) during the Sabbath, they asked Pilate to have the legs broken and the bodies taken down. 32 The soldiers therefore came and broke the legs of the first man who had been crucified with Jesus, and then those of the other.(AT) 33 But when they came to Jesus and found that he was already dead, they did not break his legs. 34 Instead, one of the soldiers pierced(AU) Jesus’ side with a spear, bringing a sudden flow of blood and water.(AV) 35 The man who saw it(AW) has given testimony, and his testimony is true.(AX) He knows that he tells the truth, and he testifies so that you also may believe. 36 These things happened so that the scripture would be fulfilled:(AY) “Not one of his bones will be broken,”[c](AZ) 37 and, as another scripture says, “They will look on the one they have pierced.”[d](BA)

The Burial of Jesus(BB)

38 Later, Joseph of Arimathea asked Pilate for the body of Jesus. Now Joseph was a disciple of Jesus, but secretly because he feared the Jewish leaders.(BC) With Pilate’s permission, he came and took the body away. 39 He was accompanied by Nicodemus,(BD) the man who earlier had visited Jesus at night. Nicodemus brought a mixture of myrrh and aloes, about seventy-five pounds.[e] 40 Taking Jesus’ body, the two of them wrapped it, with the spices, in strips of linen.(BE) This was in accordance with Jewish burial customs.(BF) 41 At the place where Jesus was crucified, there was a garden, and in the garden a new tomb, in which no one had ever been laid. 42 Because it was the Jewish day of Preparation(BG) and since the tomb was nearby,(BH) they laid Jesus there.

Footnotes

  1. John 19:24 Psalm 22:18
  2. John 19:26 The Greek for Woman does not denote any disrespect.
  3. John 19:36 Exodus 12:46; Num. 9:12; Psalm 34:20
  4. John 19:37 Zech. 12:10
  5. John 19:39 Or about 34 kilograms

19 于是,彼拉多命人把耶稣带走,鞭打他。 士兵们用荆棘编了一顶皇冠,戴在耶稣头上,他们又给他穿上了紫袍, 还在耶稣面前摇来晃去,说∶“我们向您敬礼,犹太王!”他们还不停地打他耳光。

彼拉多又出来说道∶“听着,我把他带到你们这儿来,为的是让你们知道,我没有发现他有罪。” 然后,耶稣带着荆冠,穿着紫袍出来了,彼拉多说∶“他在这里。”

一见到耶稣,祭司长和法利赛人便喊道∶“钉死他,钉死他!”

彼拉多说∶“你们自己去把他带走,钉死在十字架上吧!我是找不出他有什么罪。”

犹太人回答说∶“根据我们的律法,他该死,因为他宣称自己是上帝之子!”

彼拉多听了这话,更害怕了, 他回府里问耶稣∶“你从哪里来?”耶稣没做回答, 10 彼拉多对他说∶“你不肯跟我说话吗?你难道不知道我有权让你自由,我也有权把你钉死在十字架上吗?”

11 耶稣说∶“除非上帝赋予你权力,否则你无权管辖我,所以,把我交给你的人,比你的罪更大。”

12 听了这话,彼拉多很想放了耶稣,可犹太人叫嚷道∶“你要是放了他,你就不是凯撒的朋友。凡是自诩为王的人,就是反对凯撒!”

13 听了这话,彼拉多把耶稣带了出来,坐在“铺华石处”(希伯来语为“厄巴大”)的法官席上。 14 那天是逾越节周的预备日。大约中午时分,彼拉多对犹太人说∶“这是你们的王!”

犹太人喊道: 15 “带走他!带走他!把他钉死在十字架上!”

彼拉多问∶“你们让我把你们的王钉死在十字架上吗?”

祭司长说∶“除了凯撒,我们没有别的王!”

16 于是,彼拉多把耶稣交给士兵去把他钉死在十字架上。

耶稣被钉在十字架上

17 耶稣背着自己的十字架,到了一个叫“骷髅” [a]的地方。 18 他们把耶稣钉上十字架,还把另外两个人钉在耶稣的左右,一边一个,耶稣被钉在中间。 19 彼拉多写了一个牌子,让人放在耶稣的十字架上,上面写着∶“耶稣,拿撒勒人,犹太人之王。” 20 很多犹太人读到了这个告示,因为耶稣被钉的地方,在此城附近,告示是用希伯来语 [b]、拉丁语和希腊语写的。祭司长对彼拉多说∶ 21 “不要写‘犹太王’,而应该写∶‘此人说:我是犹太王。’”

22 彼拉多说∶“我写什么就是什么。”

23 然后,士兵们把耶稣钉在了十字架上。士兵们拿了他的衣服,把它们分成了四份,每人一份。他们还拿了他的内衣,内衣是从头到脚用整幅布做成,没有一条缝。 24 于是,他们商量说∶“咱们不要撕破它,让咱们抓阄吧,看谁能得到它。”这也应验了《经》上的话:

“他们分了我的衣服,
还为我的内衣抓阄。”
这正是这些士兵所做的事情。

25 耶稣的母亲、姨妈、革罗罢的妻子马利亚和马利亚抹大拉站在他的十字架旁边。 26 当耶稣看到母亲和他所钟爱的那个门徒站在旁边时,就对母亲说∶“亲爱的妈妈,这是您的儿子。” 27 他又对他的门徒说∶“这是你母亲。”从那以后,那个门徒就让耶稣的母亲住在他家里了。

耶稣之死

28 这之后,耶稣知道一切都完成了,所以《经》上所说的话可以实现了。耶稣说道∶“我渴了。” 29 旁边正好有一壶酸酒,他们拿了一块海绵蘸满酒,绑在牛膝草上,送到他嘴边。 30 耶稣尝完酒后,说道∶“一切都结束了。”然后,他垂下头,死去了。

31 因为那天是星期五(预备日),所以,尸体不能在安息日里挂在十字架上,(因为安息日是很特别的日子)。犹太人请求彼拉多下令,打断他们的腿,好把尸体移走。 32 于是士兵来了,打断了第一个人的腿,又打断和他一起钉死在十字架上的另一个人的腿。 33 可是,当他们走近耶稣时,看到他已经死了,所以,就没有打断他的腿。

34 但是,一个士兵却用枪矛刺进了耶稣的肋旁,血水立刻涌了出来。 35 (看到这一切的人作了证,他的证词是真实的。他知道自己说的是真话,以便让人们相信他。) 36 这一切的发生,都是为了应验《经》上的话∶“他的骨头一根都不会断。 [c] 37 《经》上还记载道∶“他们观看那位被刺的人。”

安葬耶稣

38 这之后,亚利马太人约瑟,请求彼拉多允许他移走耶稣的尸体。约瑟是耶稣的门徒之一,因为害怕犹太首领,没有公开。彼拉多同意了,约瑟便去移走了耶稣的尸体。 39 曾在夜里去见耶稣的尼哥底母,带着三十四公斤左右的没药和沉香的混合物也来了。 40 他们抬走尸体,用亚麻布和香料按犹太人的葬礼习俗裹好耶稣。 41 耶稣被钉死的地方有个园子,里面有个新墓,从未埋过任何人。 42 因为星期五是犹太人预备日,墓地又近,他们就把他放在那里了。

Footnotes

  1. 約 翰 福 音 19:17 骷髅: 希伯来语叫“各各他”。
  2. 約 翰 福 音 19:20 希伯来语: 即阿拉米语,是当时犹太人的口语。
  3. 約 翰 福 音 19:36 他的骨头一根都不会断: 引自《诗篇》34:20。其意引自《出埃及记》12:46;《民数记》9:12。

Pilatus wil Jezus eigenlijk vrijlaten

19 Toen nam Pilatus Jezus mee en liet Hem zweepslagen geven. En de soldaten vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ook deden ze Hem een paarse mantel om. Ze liepen naar Hem toe en zeiden: "Wij groeten U, koning van de Joden!" En ze sloegen Hem in zijn gezicht.

Pilatus kwam weer naar buiten en zei tegen de mensen: "Jullie mogen Hem weer hebben, want volgens mij heeft Hij helemaal geen kwaad gedaan." Toen werd Jezus naar buiten gebracht met de doornenkroon op en de paarse mantel om. Pilatus zei: "Zie die mens eens!" Toen de leiders van de priesters en hun dienaren Hem zagen, begonnen ze te schreeuwen: "Kruisig Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf. Want ik vind dat Hij onschuldig is." De Joden antwoordden hem: "Volgens onze wetten moet Hij worden gedood, want Hij beweert dat Hij Gods Zoon is."

Toen Pilatus dat hoorde, werd hij nog banger. Hij ging het gerechtsgebouw weer binnen en zei tegen Jezus: "Waar kom Je vandaan?" Maar Jezus gaf geen antwoord. 10 Pilatus zei tegen Hem: "Zeg Je niets tegen mij? Weet Je dan niet dat ik de macht heb om Je te laten kruisigen, maar ook de macht heb om Je vrij te laten?" 11 Jezus antwoordde: "U heeft die macht alleen omdat u die van boven heeft gekregen. Daarom heeft de man die Mij heeft verraden, een grotere schuld dan u." 12 Vanaf dat moment probeerde Pilatus Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwden: "Als u deze Man vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer in Rome. Iemand die beweert dat hij koning is, is een vijand van de keizer en moet gedood worden."

13 Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Hij ging op de stoel voor de rechtspraak zitten, op de stenen verhoging die 'Litostrotos' (= ‘stenen hoogte') wordt genoemd (in het Hebreeuws is dat 'Gabbata'). 14 Het was de dag van de voorbereiding op het Paasfeest, ongeveer twaalf uur 's middags. Hij zei tegen de Joden: "Kijk, hier is jullie koning!" 15 Maar ze schreeuwden: "Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!" Pilatus zei tegen hen: "Moet ik jullie koning dan kruisigen?" De leiders van de priesters antwoordden: "We hebben geen koning! We hebben alleen de keizer!" 16 Toen gaf hij Hem aan de soldaten om Hem te kruisigen. Zij namen Jezus mee.

Jezus aan het kruis

17 Ze gingen naar de plaats die 'Schedelplaats' heet. In het Hebreeuws is dat 'Golgota'. Jezus moest Zelf het kruis dragen. 18 Daar kruisigden ze Hem. Links en rechts van Hem kruisigden ze nog twee andere mannen. Zo hing Jezus in het midden. 19 Pilatus liet een bord maken en op het kruis vastmaken. Daarop stond: 'Jezus van Nazaret, de koning van de Joden.' 20 Veel Joden lazen dit bord, want de plaats waar Jezus werd gekruisigd is vlak bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks op. 21 Toen zeiden de leiders van de Joodse priesters tegen Pilatus: "U moet niet schrijven: 'De koning van de Joden,' maar dat Hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.' 22 Pilatus antwoordde: "Wat ik heb geschreven, verander ik niet meer."

23 Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren. Elk van de vier soldaten kreeg een deel. Zijn onderkleed bleef over. Dat was uit één stuk geweven, zonder naad. 24 Ze zeiden tegen elkaar: "Het is zonde om dit onderkleed in stukken te scheuren. Laten we er om loten wie het hebben mag." Zo deden de soldaten wat er in de Psalmen van tevoren was gezegd: 'Ze hebben mijn kleren verdeeld en verloot.'

25 De moeder van Jezus, haar zus Maria (de vrouw van Klopas) en Maria Magdalena stonden ook bij het kruis. 26 Jezus zag zijn moeder staan. Zijn beste vriend stond naast haar. Toen zei Hij tegen zijn moeder: "Kijk, hij is voortaan je zoon." 27 En tegen de leerling zei Hij: "Kijk, zij is voortaan je moeder." Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.

Jezus sterft

28 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat Hij nu alles had gedaan wat Hij moest doen: "Ik heb dorst!" Zo gebeurde wat van tevoren in de Boeken was gezegd. 29 Er stond een kruik met zure wijn. Ze doopten daar een spons in en staken die op een stok. Zo kon Hij van de spons drinken. 30 Toen Jezus van de zure wijn had gedronken, zei Hij: "Alles is gedaan!" En Hij boog zijn hoofd en stierf.

31 De Joden wilden niet dat de mannen op de heilige rustdag aan het kruis zouden blijven hangen. (Het was namelijk een bijzondere heilige rustdag, omdat hij in de week van het Feest van de Ongegiste Broden viel.) Daarom vroegen ze aan Pilatus om de benen van de mannen te laten breken en ze dan van het kruis te laten halen. Want het was nu de dag van de voorbereiding.[a] 32 Toen kwamen de soldaten en braken de benen van de twee mannen die tegelijk met Jezus waren gekruisigd. 33 Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al was gestorven. Daarom braken ze zijn benen niet. 34 Maar één van de soldaten stak voor de zekerheid zijn speer in Jezus' zij. Onmiddellijk kwam er water en bloed uit. 35 Ik, Johannes, heb dat zelf gezien. Daarom heb ik het jullie verteld, en ik hoop dat jullie het ook geloven. Want het is echt waar. 36 Dit is gebeurd zodat werkelijkheid zou worden wat in de Boeken van tevoren al is gezegd: 'Geen één van zijn botten zal worden gebroken.' 37 En ergens anders staat in de Boeken: 'Ze zullen kijken naar de Man die ze hebben doorstoken.'

Jezus' begrafenis

38 Jozef, een man uit Arimatea, ging aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht begraven. (Hij was ook een leerling van Jezus. Maar hij hield dat geheim, omdat hij bang was voor de Joodse leiders.) Pilatus vond het goed en Jozef nam het lichaam mee. 39 Nikodemus kwam ook. Hij was de man die de eerste keer 's nachts bij Jezus was gekomen.[b] Hij bracht 100 ponden (30 kilo) mirre[c] en aloë mee. 40 Ze dompelden linnen doeken in dat mengsel en wikkelden Jezus' lichaam daarin. Dat is namelijk de Joodse manier van een lichaam voorbereiden op de begrafenis. 41 Dicht bij de plaats waar Hij was gekruisigd, was een tuin. In die tuin was een nieuw graf in de rots uitgehakt. Er was nog nooit iemand in begraven. 42 Daar legden ze Jezus in, want de dag van voorbereiding was bijna voorbij[d] en het graf was dichtbij.

Footnotes

  1. Johannes 19:31 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereidden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  2. Johannes 19:39 Lees Johannes 3:1-21.
  3. Johannes 19:39 Mirre werd uit hars van een bepaalde plant gemaakt. Aloë is een vetplant. Het sap uit de bladeren van de aloë en de hars uit de mirre werden allebei als parfum gebruikt.
  4. Johannes 19:42 Als de zon was ondergegaan begon de heilige rustdag. Dan mocht er niet meer gewerkt worden en moesten ze dus klaar zijn met begraven.

Jesus Sentenced to Be Crucified(A)

19 Then Pilate took Jesus and had him flogged.(B) The soldiers twisted together a crown of thorns and put it on his head. They clothed him in a purple robe and went up to him again and again, saying, “Hail, king of the Jews!”(C) And they slapped him in the face.(D)

Once more Pilate came out and said to the Jews gathered there, “Look, I am bringing him out(E) to you to let you know that I find no basis for a charge against him.”(F) When Jesus came out wearing the crown of thorns and the purple robe,(G) Pilate said to them, “Here is the man!”

As soon as the chief priests and their officials saw him, they shouted, “Crucify! Crucify!”

But Pilate answered, “You take him and crucify him.(H) As for me, I find no basis for a charge against him.”(I)

The Jewish leaders insisted, “We have a law, and according to that law he must die,(J) because he claimed to be the Son of God.”(K)

When Pilate heard this, he was even more afraid, and he went back inside the palace.(L) “Where do you come from?” he asked Jesus, but Jesus gave him no answer.(M) 10 “Do you refuse to speak to me?” Pilate said. “Don’t you realize I have power either to free you or to crucify you?”

11 Jesus answered, “You would have no power over me if it were not given to you from above.(N) Therefore the one who handed me over to you(O) is guilty of a greater sin.”

12 From then on, Pilate tried to set Jesus free, but the Jewish leaders kept shouting, “If you let this man go, you are no friend of Caesar. Anyone who claims to be a king(P) opposes Caesar.”

13 When Pilate heard this, he brought Jesus out and sat down on the judge’s seat(Q) at a place known as the Stone Pavement (which in Aramaic(R) is Gabbatha). 14 It was the day of Preparation(S) of the Passover; it was about noon.(T)

“Here is your king,”(U) Pilate said to the Jews.

15 But they shouted, “Take him away! Take him away! Crucify him!”

“Shall I crucify your king?” Pilate asked.

“We have no king but Caesar,” the chief priests answered.

16 Finally Pilate handed him over to them to be crucified.(V)

The Crucifixion of Jesus(W)

So the soldiers took charge of Jesus. 17 Carrying his own cross,(X) he went out to the place of the Skull(Y) (which in Aramaic(Z) is called Golgotha). 18 There they crucified him, and with him two others(AA)—one on each side and Jesus in the middle.

19 Pilate had a notice prepared and fastened to the cross. It read: jesus of nazareth,(AB) the king of the jews.(AC) 20 Many of the Jews read this sign, for the place where Jesus was crucified was near the city,(AD) and the sign was written in Aramaic, Latin and Greek. 21 The chief priests of the Jews protested to Pilate, “Do not write ‘The King of the Jews,’ but that this man claimed to be king of the Jews.”(AE)

22 Pilate answered, “What I have written, I have written.”

23 When the soldiers crucified Jesus, they took his clothes, dividing them into four shares, one for each of them, with the undergarment remaining. This garment was seamless, woven in one piece from top to bottom.

24 “Let’s not tear it,” they said to one another. “Let’s decide by lot who will get it.”

This happened that the scripture might be fulfilled(AF) that said,

“They divided my clothes among them
    and cast lots for my garment.”[a](AG)

So this is what the soldiers did.

25 Near the cross(AH) of Jesus stood his mother,(AI) his mother’s sister, Mary the wife of Clopas, and Mary Magdalene.(AJ) 26 When Jesus saw his mother(AK) there, and the disciple whom he loved(AL) standing nearby, he said to her, “Woman,[b] here is your son,” 27 and to the disciple, “Here is your mother.” From that time on, this disciple took her into his home.

The Death of Jesus(AM)

28 Later, knowing that everything had now been finished,(AN) and so that Scripture would be fulfilled,(AO) Jesus said, “I am thirsty.” 29 A jar of wine vinegar(AP) was there, so they soaked a sponge in it, put the sponge on a stalk of the hyssop plant, and lifted it to Jesus’ lips. 30 When he had received the drink, Jesus said, “It is finished.”(AQ) With that, he bowed his head and gave up his spirit.

31 Now it was the day of Preparation,(AR) and the next day was to be a special Sabbath. Because the Jewish leaders did not want the bodies left on the crosses(AS) during the Sabbath, they asked Pilate to have the legs broken and the bodies taken down. 32 The soldiers therefore came and broke the legs of the first man who had been crucified with Jesus, and then those of the other.(AT) 33 But when they came to Jesus and found that he was already dead, they did not break his legs. 34 Instead, one of the soldiers pierced(AU) Jesus’ side with a spear, bringing a sudden flow of blood and water.(AV) 35 The man who saw it(AW) has given testimony, and his testimony is true.(AX) He knows that he tells the truth, and he testifies so that you also may believe. 36 These things happened so that the scripture would be fulfilled:(AY) “Not one of his bones will be broken,”[c](AZ) 37 and, as another scripture says, “They will look on the one they have pierced.”[d](BA)

The Burial of Jesus(BB)

38 Later, Joseph of Arimathea asked Pilate for the body of Jesus. Now Joseph was a disciple of Jesus, but secretly because he feared the Jewish leaders.(BC) With Pilate’s permission, he came and took the body away. 39 He was accompanied by Nicodemus,(BD) the man who earlier had visited Jesus at night. Nicodemus brought a mixture of myrrh and aloes, about seventy-five pounds.[e] 40 Taking Jesus’ body, the two of them wrapped it, with the spices, in strips of linen.(BE) This was in accordance with Jewish burial customs.(BF) 41 At the place where Jesus was crucified, there was a garden, and in the garden a new tomb, in which no one had ever been laid. 42 Because it was the Jewish day of Preparation(BG) and since the tomb was nearby,(BH) they laid Jesus there.

Footnotes

  1. John 19:24 Psalm 22:18
  2. John 19:26 The Greek for Woman does not denote any disrespect.
  3. John 19:36 Exodus 12:46; Num. 9:12; Psalm 34:20
  4. John 19:37 Zech. 12:10
  5. John 19:39 Or about 34 kilograms