Add parallel Print Page Options

Four Horsemen of the Apocalypse

Then I saw when the Lamb opened one of the seven seals, and I heard one of the four living creatures say with a voice like thunder, “Come!” [a] I looked, and behold, there was a white horse.[b] The one riding on it had a bow, and a crown was given to him. He went out as a conqueror so he might conquer.

When the Lamb opened the second seal, I heard the second living creature saying, “Come!” Then another horse came out, fiery red. The one riding on it was permitted to take peace from the earth, so that people would slaughter one another. He was given a great sword.

When the Lamb opened the third seal, I heard the third living creature saying, “Come!” And behold, I saw a black horse.[c] The one riding on it held a balance scale in his hand. Then I heard something like a voice in the midst of the four living creatures saying, “A quart[d] of wheat for a denarius, and three quarts of barley for a denarius—but do no harm to the oil and wine!”[e]

When the Lamb opened the fourth seal, I heard the fourth living creature saying, “Come!” Behold, I saw a horse, pale greenish gray. The name of the one riding on it was Death, and Sheol was following with him. Authority was given to them over a fourth of the earth, to kill by sword and by famine and by plague and by the wild beasts of the earth.[f]

When the Lamb opened the fifth seal, I saw under the altar the souls of those slaughtered[g] for the sake of the word of God and for the witness they had. 10 And they cried out with a loud voice, saying, “O Sovereign Master, holy and true, how long before You judge those who dwell on the earth and avenge our blood?”

11 Then a white robe was given to each of them, and they were told to rest a little while longer, until the number of their fellow servants was complete—their brothers and sisters who were to be killed as they had been.

12 I saw when the Lamb opened the sixth seal, and there was a great earthquake. The sun became as black as sackcloth made

of goat’s hair, and the full moon became like blood. 13 The stars of heaven fell to the earth like a fig tree drops unripe figs when

shaken by a great wind. 14 The heaven ripped apart like a scroll being rolled up, and every mountain and island was moved from their places.

15 Then the kings of the earth and the great men and the military commanders and the rich and the mighty and everyone—slave and free—hid themselves in the caves and among the rocks of the mountains. [h] 16 And they tell the mountains and the rocks, “Fall on us, and hide us[i] from the face of the One seated on the throne and from the wrath of the Lamb. 17 For the great day of their wrath has come,[j] and who is able to stand?”

Het Lam verbreekt de zegels

Ik zag dat het Lam één van de zeven zegels verbrak. En ik hoorde een van de vier wezens met donderende stem zeggen: ‘Kom.’ Verder zag ik een wit paard. Op het paard zat iemand met een boog in zijn hand en hij kreeg een kroon op zijn hoofd. Hij trok erop uit als overwinnaar naar zijn volgende overwinning. Het Lam verbrak het tweede zegel en ik hoorde het tweede wezen zeggen: ‘Kom.’ Deze keer kwam er een rood paard. Er zat iemand op die een groot zwaard kreeg. Hij moest de vrede van de aarde wegnemen, zodat de mensen elkaar zouden afslachten. Toen het Lam het derde zegel verbrak, hoorde ik het derde wezen zeggen: ‘Kom.’ En ik zag een zwart paard, met iemand erop die een weegschaal in de hand hield. Er kwam een stem uit het midden van de vier wezens, die zei: ‘Eén maat tarwe voor een dagloon en drie maten gerst voor een dagloon. En doe voorzichtig met de olie en de wijn.’

Toen Hij het vierde zegel verbrak, hoorde ik het vierde wezen zeggen: ‘Kom.’ Toen kwam er een paard met een grauwe kleur. De dood zat op zijn rug en het dodenrijk volgde hem op de voet. Die twee kregen macht om een kwart van alle mensen te doden door het zwaard, de honger, de pest en de wilde dieren. Toen het Lam het vijfde zegel verbrak, zag ik onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren omdat zij de boodschap van God geloofd hadden en daar openlijk voor waren uitgekomen. 10 Zij riepen luid: ‘U bent een heilig Heerser en U houdt uw woord. Hoelang duurt het nog voordat U wraak neemt voor wat zij ons hebben aangedaan?’ 11 Zij kregen allemaal een wit kleed en hun werd gezegd dat zij nog even moesten wachten. Eerst zou het aantal mededienaren en broeders en zusters dat ter wille van Christus gedood zou worden, voltallig moeten zijn.

12 Toen Hij het zesde zegel verbrak, zag ik dat er een zware aardbeving kwam. De zon werd zwart als een rouwkleed en de maan rood als bloed. 13 De sterren vielen van de hemel op de aarde, als onrijpe vijgen die in een storm van de boom waaien. 14 De hemel verdween als een stuk papier dat opgerold wordt, en alle bergen en eilanden werden van hun plaats gerukt. 15 Alle mensen verstopten zich in holen en tussen de rotsen: koningen, regeringsleiders en generaals, rijken en sterken, slaven en vrijen. 16 Zij schreeuwden naar de bergen en de rotsen: ‘Val op ons! Verberg ons voor de ogen van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam. 17 De grote dag van hun toorn is gekomen en niemand zal die overleven.’