Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

19 Mijn hart, mijn hart! Ik kronkel van pijn en mijn hart gaat als een razende in mijn borst tekeer. Ik kan niet zwijgen, want ik heb het trompetgeschal en de strijdkreten van mijn vijand gehoord. 20 Golf na golf rolt de vernietiging over het land, tot er niets meer te zien is dan alleen rokende puinhopen. Plotseling, in een oogwenk, staat geen huis meer overeind. 21 Hoelang moet dit nog duren? Hoelang moet ik nog oorlog en dood om mij heen zien?

22 ‘Mijn volk is dom, want het weigert naar Mij te luisteren. Het zijn dwaze kinderen die niets begrijpen. Zij zijn intelligent genoeg om kwaad te kunnen doen, maar voor het doen van het goede hebben zij geen enkele aanleg.’ 23 Ik keek naar de aarde en zover mijn oog reikte, zag ik niets dan leegte en chaos. Ook de hemel was donker. 24 Ik keek naar de bergen en zag dat die beefden en schudden. 25 Ik keek rond, maar zag niemand, de vogels waren uit het luchtruim weggevlucht. 26 De vruchtbare dalen waren wildernissen en alle steden waren in puinhopen veranderd voor de ogen van de Here, verwoest door zijn toorn. 27 Het besluit van de Here tot verwoesting geldt voor het hele land. ‘Toch,’ zegt Hij, ‘zal een klein restant van mijn volk overblijven. 28 De aarde zal treuren en de hemel zal zwarte rouw dragen vanwege mijn besluit tegen mijn volk. Maar Ik heb dit besluit genomen en Ik zal er niet op terugkomen.’ 29 Alle steden vluchten in paniek als zij het geluid van naderbij marcherende legers horen. De mensen verstoppen zich in het struikgewas en vluchten de bergen in. Alle steden zijn verlaten: iedereen is in paniek gevlucht. 30 Waarom trekt u uw mooiste kleren aan? Waarom hangt u sieraden om en maakt u uw ogen op? Het zal u niet helpen, uw minnaars verwerpen u en willen u doden. 31 Ik heb hard geschreeuw gehoord, als van een vrouw die haar eerste kind ter wereld brengt. Het is de schreeuw van mijn volk dat snakt naar adem, smeekt om hulp en door de knieën gaat voor zijn moordenaars.

Geen ontzag voor God

‘Ren op en neer door elke straat in Jeruzalem, kijk of u ook maar één eerlijke en trouwe man kunt vinden! Zoek op elk plein en als u er één kunt vinden, zal Ik de stad niet verwoesten! Zelfs als zij mijn naam gebruiken om een eed te zweren, liegen zij nog.’

Och Here, U wilt niets anders dan de waarheid. U hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld. U hebt hen vernietigd, maar zij weigeren zich te bekeren van hun zonden. Zij zijn vastbesloten met keiharde gezichten geen berouw te tonen. Toen zei ik: ‘Maar wat kunnen wij verwachten van de armen die niets weten? Zij kennen Gods geboden niet. Hoe kunnen zij Hem dan gehoorzamen?’ Daarom zal ik naar hun invloedrijke leiders gaan en met hén spreken, want zij kennen Gods wegen en zijn eisen. Maar ook zij hadden God volledig de rug toegekeerd. ‘Daarom zal een leeuw uit het woud hen aanvallen. De woestijnwolf zal hen vernietigen en een luipaard zal rond hun steden sluipen en ieder verscheuren die zich naar buiten waagt. Want hun zonden zijn haast ontelbaar, hun opstandigheid tegen Mij is groot. Hoe kan Ik u vergeven? Zelfs uw kinderen hebben zich van Mij afgekeerd en zweren bij goden die geen goden zijn. Ik voedde hen tot zij verzadigd waren, nergens hadden zij gebrek aan en als dank pleegden zij op grote schaal overspel en hielden zich op bij de bordelen van de stad. Zij zijn wellustige mannen die lonken naar de vrouw van hun naaste. Moet Ik hen daarvoor niet straffen? Zou Ik zoʼn volk nog sparen?’

10 Loop tussen de wijnstokken door en vernietig ze! Maar laat een deel staan. Kap de wijnranken af, want zij zijn niet van de Here. 11 ‘De volken van Israël en Juda zijn Mij ontrouw geworden,’ zegt de Here. 12 Zij hebben gelogen en zeiden: ‘Hij zal ons niet lastig vallen! Er zal niets met ons gebeuren! Er komt toch geen hongersnood en geen oorlog!’ 13 ‘Gods profeten,’ zeggen zij, ‘zijn windbuilen vol woorden die geen enkel goddelijk gezag hebben. Het oordeel dat zij aankondigen, zal op hun eigen hoofd terechtkomen, niet op het onze!’

14 Daarom zegt de Here, de God van de hemelse legers: ‘Om dit soort gepraat zal Ik de woorden van de profeten veranderen in een laaiend vuur en deze mensen als stukken hout verbranden. 15 Kijk Israël, Ik zal een ver land tegen u ten strijde laten trekken,’ zegt de Here, ‘een machtig, oud volk, waarvan u de taal niet begrijpt. 16 Hun pijlen zijn dodelijk en al hun mannen zijn machtige helden. 17 Zij zullen uw oogst verslinden en het brood van uw kinderen en ook uw schapen en runderen opeten. Ja, ook van uw druiven en vijgen zullen zij niets overlaten. Uw versterkte steden zullen zij met de grond gelijk maken, de steden waarop u vertrouwde. 18 Zelfs dan zal Ik u niet volledig laten wegvagen,’ zegt de Here. 19 ‘En als het volk vraagt: “Waarom doet de Here, onze God, ons dit aan?” dan moet u antwoorden: “U wees Hem af en diende in uw eigen land vreemde goden, nu moet u in vreemde landen slaven zijn van buitenlanders.”

20 Maak dit bekend aan Israël en Juda: 21 “Luister, dom en ongevoelig volk: u hebt wel ogen, maar u ziet niet en oren, maar u hoort niet. 22 Hebt u dan helemaal geen ontzag voor Mij?” vraagt de Here God. “Hoe kan het dat u niet eens beeft in mijn aanwezigheid? Ik bepaal de kustlijnen van de wereld als eeuwige grenzen, zodat de zeeën met hun geweld en bulderende golven die afscheidingen nooit kunnen overschrijden. Moet zoʼn God niet worden gevreesd en vereerd? 23,24 Maar mijn volk is koppig en opstandig, het heeft zich tegen Mij gekeerd en is weggelopen. Ook al geef Ik regen in de lente en de herfst en tijd voor de oogsten, toch heeft het geen ontzag voor Mij. 25 Daarom heb Ik u deze zegeningen vanwege uw zonden afgenomen. 26 Onder mijn volk bevinden zich slechte mensen die loeren op slachtoffers, als een jager die met netten vanuit een hinderlaag vogels vangt. Zij zetten vallen voor mensen. 27 Als een mand, volgepropt met vogels, zo zijn hun huizen volgepropt met bedrog. En het resultaat? Zij zijn nu machtig en rijk, 28 zien er keurig uit en zijn weldoorvoed. Hun slechtheid kent geen grenzen. Zij zijn onrechtvaardig tegenover de wezen en negeren de rechten van de armen. 29 Moet Ik dan maar rustig afwachten en doen alsof er niets aan de hand is?” ’ vraagt de Here God. ‘Moet Ik zoʼn volk niet straffen?’ 30 Er gebeuren vreselijke dingen in dit land: 31 de priesters staan onder invloed van valse profeten en mijn volk vindt het wel best zo! Maar hun uiteindelijke lot staat vast.

Een laatste waarschuwing

Ren, volk van Benjamin, ren voor uw leven! Vlucht weg uit Jeruzalem! Sla alarm in Tekoa en geef een rooksignaal vanaf Bet-Kerem!

Waarschuw iedereen dat er een sterk leger vanuit het noorden onderweg is om dit land te verwoesten! Jeruzalem, u bent mooi en kwetsbaar, hulpeloos als een meisje, maar u bent ten dode opgeschreven. Als herders zullen de legers u omringen. Zij zullen hun kamp rond uw stad opslaan en uw weiden verdelen voor hun kuddes. Kijk eens hoe zij zich rond het middaguur klaarmaken voor de strijd. De schaduwen van de avond overvallen hen echter al gauw en het wordt te laat voor de strijd. ‘Vooruit,’ zeggen zij, ‘laten we dan maar vannacht aanvallen en haar paleizen verwoesten!’ Want de Here van de hemelse legers heeft tegen hen gezegd: ‘Hak haar bomen om en gebruik die om een wal op te werpen tegen de muren van Jeruzalem. Dit is de stad die moet worden gestraft, want zij is vol onderdrukking. Het kwaad spuit uit haar op als water uit een fontein! In haar straten weerklinken de geluiden van het geweld, haar ziekte en wonden staan Mij dag en nacht voor ogen. U bent gewaarschuwd, Jeruzalem. Als u niet luistert, zal Ik u in de steek laten en uw land tot een onbewoonbaar gebied maken.

Want zoals een druivenplukker elke wijnstok nog eens goed bekijkt of hij nog druiven heeft laten zitten, zo moet u het restant van mijn volk gaan onderzoeken,’ zegt de Here van de hemelse legers tegen Jeremia. 10 Daarop antwoordt Jeremia: ‘Maar wie zal luisteren als ik hen waarschuw? Hun oren zitten dicht, zij kunnen niet luisteren. Aan het woord van de Here hebben zij een hekel, zij willen er niets mee te maken hebben. 11 Vanwege dit alles ben ik vol van de toorn van de Here. Ik ben te moe om me nog langer in te houden. Ik zal het uitgieten over Jeruzalem, zelfs over de spelende kinderen in de straten, over de bijeenkomsten van jonge mannen, over echtparen en bejaarden. 12 Hun vijanden zullen in hun huizen wonen en hun velden en vrouwen in bezit nemen. Want Ik zal het volk van dit land straffen, heeft de Here gezegd. 13 Allemaal zijn ze uit op hun eigen voordeel, van de laagste tot de hoogste! Ja, zelfs onder profeten en priesters zijn er bedriegers! 14 U kunt een wond niet genezen door te doen alsof hij er niet is! Toch verzekeren de priesters en profeten de mensen dat het vrede is. 15 Schaamde mijn volk zich toen het afgoden aanbad? Nee, ze weten niet eens meer wat schaamte is. Daarom zal mijn volk tussen de gesneuvelden neervallen en sterven onder mijn toorn.’

18 Hij is het hoofd van de Gemeente, zijn lichaam. Hij is het begin van alles en ging ons als eerste voor in de opstanding uit de dood. In alles is Hij de eerste. 19 Want God had besloten met zijn hele wezen in zijn Zoon te wonen. 20 Door zijn Zoon heeft God een altijddurende vrede gesticht tussen Zichzelf en alles wat in de hemelen en op aarde is. Doordat Christus Zich aan het kruis heeft opgeofferd en zijn bloed heeft gegeven, is er verzoening met God.

21 Dat geldt ook voor u, die vroeger zo ver van God verwijderd was. U leefde als vijand van Hem, zoals bleek uit de slechte dingen die u dacht en deed. 22 Maar nu heeft God Zich met u verzoend, door de dood aan het kruis van zijn aardse lichaam. Zo heeft Christus u heilig en zuiver gemaakt en in de dichte nabijheid van God gebracht. 23 De enige voorwaarde is dat u deze waarheid met heel uw hart gelooft en er standvastig in blijft. Dat u sterk bent in de Here en vast overtuigd van het goede nieuws dat Jezus voor u gestorven is. Dit geweldige nieuws gaat de hele wereld door en ik heb mijn leven in dienst ervan gesteld.

24 Ik ben blij dat ik nu voor u moet lijden, omdat ik op die manier in mijn lichaam iets mag voelen van het lijden dat Christus ten behoeve van zijn lichaam, de Gemeente, heeft geleden. 25 God heeft mij immers opgedragen de Gemeente te dienen door haar alles over zijn Woord te vertellen. 26 Dat heeft God door de eeuwen heen verborgen gehouden, maar nu bekendgemaakt aan hen die Hem liefhebben en voor Hem willen leven. 27 Hij wilde dat zij zouden weten wat een rijk en prachtig geheim Hij voor alle volken heeft. Dit is het geheim: dat Christus in u leeft. Hij is uw hoop op Gods heerlijkheid. 28 Overal waar wij komen, vertellen wij de mensen over Christus. Wij waarschuwen en onderwijzen hen in alle wijsheid. Wij willen graag ieder mens aan God voorstellen, volmaakt door wat Christus voor hem gedaan heeft. 29 Dit is mijn werk. Ik kan dat alleen maar doen doordat ik van Christus de kracht daarvoor krijg.

Gods geheim is Christus Zelf

U moet weten hoe zwaar de strijd is die ik voor u en voor de christenen van Laodicea voer en voor alle anderen met wie ik nog niet persoonlijk heb kennis gemaakt. Ik wil graag dat u bemoedigd zult worden en door sterke liefde aan elkaar verbonden blijft. En dat u de rijke ervaring zult hebben van het kennen van Christus. Want Gods geheim, dat Hij nu ten slotte heeft bekendgemaakt, is Christus Zelf. Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen.

Ik zeg dit om te voorkomen dat men u door mooie woorden misleidt. Al ben ik lichamelijk ver weg, in mijn geest ben ik bij u. Ik zie met blijdschap hoe ordelijk het er bij u aan toegaat en hoe sterk uw geloof in Christus is.

Daarom moet u, die Jezus Christus als uw Here hebt ontvangen, in het dagelijks leven één met Hem blijven. Met uw wortels diep in Hem verankerd, moet u uw leven door Hem laten opbouwen. Blijf in geloof vasthouden aan wat u over Hem hebt geleerd en laat uw hart daarbij overvloeien van dankbaarheid.

77 Een psalm van Asaf voor de koordirigent. Voor de tempelzangers.

Ik roep naar God,
ik richt mij tot Hem
en verlang ernaar
dat Hij naar mij luistert.
Als ik het moeilijk heb,
zoek ik de Here.
De hele nacht
strek ik mijn handen
naar Hem uit
en word het wachten niet moe.
Alleen Hij kan mij troosten.
Als ik aan God denk,
moet ik kreunen.
Ik word overmeesterd
door het verlangen naar zijn hulp.
Ik kan er niet van slapen
en ben zo onrustig
dat ik niet kan bidden.
Ik denk aan vroeger,
aan de jaren die voorbijgingen.
Ik herinner mij
mijn blijde musiceren van toen,
ik pieker
over het verschil tussen toen en nu.
Heeft de Here mij dan voor altijd afgewezen?
Zal Hij mij geen genade geven?
Zijn zijn goedheid en trouw
voor altijd opgehouden?
Geldt zijn belofte niet meer
voor de komende generaties?
10 Vergeet God
ons zijn genade te geven?
Heeft Hij de liefde en het medeleven
uit zijn hart gebannen?
11 Ik moet zeggen
dat het mij groot verdriet doet
dat God, de Allerhoogste,
van gedachten verandert.
12 Toch blijf ik mij de grote wonderen van de Here herinneren.
Alles wat U in het verleden hebt gedaan, zal ik gedenken.
13 Ik wil over uw werk spreken en nadenken over alles wat U deed.
14 O God, uw wegen zijn altijd goed en heilig.
Wie is zo groot als U, onze God?
15 U bent de God die wonderen doet.
U hebt de volken uw macht laten zien.
16 U hebt uw volk op een machtige manier bevrijd.
Alle zonen van Jakob en Jozef en hun nageslacht.
17 Toen het water U zag, o God,
beefde en sidderde het.
18 De wolken lieten de regen neervallen
en de donder rolde langs de hemel.
Uw pijlen werden afgeschoten.
19 Het gedreun van de donder rolde langs de hemel.
De bliksemschichten verlichtten de hele aarde.
Alles sidderde en beefde.
20 U maakte een weg dwars door de zee,
een pad door het water heen.
Daardoor konden uw voetsporen
later niet worden gevonden.

Read full chapter

23 Ook de volgende spreuken zijn afkomstig van wijzen.

Het is verkeerd om in de rechtspraak partijdig te zijn.
24 Wie een goddeloze onschuldig verklaart, wordt door de oprechte mensen vervloekt en haalt zich de woede van alle volken op de hals.
25 Maar wie hem veroordelen, zal het goed gaan, zij worden gezegend met voorspoed.

Read full chapter