Add parallel Print Page Options

De Here is de enig ware God

10 Luister naar het woord van de Here, Israël: 2,3 ‘Doe niet mee met de mensen die hun lot en toekomst in de sterren proberen te lezen! Wees niet bang voor hun voorspellingen, want het zijn allemaal leugens. Het is zinloos en alleen maar dom. Zij hakken een boom om, maken er een afgodsbeeld van en versieren dat met goud en zilver, waarna zij het met hamer en spijkers vastzetten, zodat het niet omvalt. En daar staat hun god dan, als een hulpeloze vogelverschrikker in een tuin! Hij kan niet praten en moet gedragen worden, want lopen kan hij ook niet. Wees niet bang voor zoʼn god, want hij baat u niet en schaadt u niet. U hoeft er helemaal niets van te verwachten.’

O Here, er is geen andere god zoals U. Want U bent groot en uw naam heeft kracht. Wie zou er geen ontzag hebben voor U, Koning van de volken? En zo hoort het, want onder alle wijze mannen op aarde en in alle koninkrijken van deze wereld is er niemand zoals U. De meest wijze mensen die afgoden vereren, zijn toch allemaal dom en dwaas. Zij halen geplet zilver uit Tarsis en goud uit Ufaz en daarna wordt het product van een beeldhouwer en een goudsmid aangekleed met koninklijke purperen gewaden, gemaakt door de beste kleermakers. 10 Maar de Here is de enig ware God, de levende God, de eeuwige Koning. De hele aarde beeft voor zijn toorn waartegen geen volk bestand is.

11 Zeg dit tegen hen die andere goden vereren: ‘Uw zogenaamde goden die hemel en aarde niet hebben gemaakt, zullen van de aardbodem verdwijnen.’ 12 Maar onze God schiep de aarde met zijn macht en wijsheid, waarmee Hij ook de hemelen uitspreidde. 13 Zijn stem klinkt door in de donder en de voortjagende wolken. Hij laat mist uit de aarde opstijgen. Hij stuurt de bliksem en de regen en vanuit zijn voorraadkamers laat Hij de winden waaien. 14 Maar dwaze mensen zonder enige kennis van God buigen voor hun afgodsbeeld, het product van de goudsmid. Het is schandelijk wat deze mensen doen. De beelden die zij maken, zijn leugens zonder geest of macht in zich. 15 Zij zijn waardeloos en belachelijk, zij zullen samen met hun vereerders worden verwoest. 16 Maar de God van Jakob is niet als deze afgoden. Hij is de schepper van alles en Israël is het volk dat Hij heeft uitgekozen. ‘Here van de hemelse legers’ is zijn naam.

17 Pak uw spullen! Maak u klaar om te vertrekken, want het beleg gaat beginnen. 18 Want dit is wat de Here u te zeggen heeft: ‘Deze keer zal Ik u uit dit land wegslingeren en grote rampen over u uitstorten, u allen zult gevangengenomen worden.’ 19 Juda klaagt: ‘Mijn wond doet vreselijk pijn. Mijn verdriet is groot. Mijn ziekte is ongeneeslijk, maar ik moet het dragen. 20 Mijn huis is vernield en mijn kinderen zijn weggehaald. Ik zal hen nooit meer terugzien. Er is niemand overgebleven die mij kan helpen mijn huis weer op te bouwen. 21 De herders van het volk hebben hun verstand verloren, zij volgen God niet meer en vragen zich niet af wat Hij wil. Daarom falen ze voortdurend en zal hun kudde uiteengejaagd worden. 22 Luister! Luister naar het dreigende geluid van machtige legers die vanuit het noorden in aantocht zijn. De steden van Juda zullen verblijfplaatsen van jakhalzen worden en onbewoonbaar voor mensen.’

23 ‘Och Here,’ bad Jeremia, ‘ik weet dat de mens geen macht heeft om zijn eigen leven te bepalen en zijn eigen koers uit te zetten. 24 Corrigeer mij daarom, Here, maar doe het alstublieft rechtvaardig. Doe het niet in uw toorn, want dat zou mijn dood betekenen. 25 Giet uw toorn uit over de volken die U niet als Here erkennen. Want zij hebben Israël vernietigd en het hele land tot een wildernis gemaakt.’

Herinnering aan het verbond

11 1-3 Toen sprak de Here opnieuw tegen Jeremia en zei: ‘Herinner de mannen van Juda en alle inwoners van Jeruzalem eraan dat Ik een verbond heb gesloten met hun voorouders. Vervloekt is de man die zich niet daaraan houdt! Toen Ik hen uit de slavernij in Egypte bevrijdde, heb Ik dit verbond gesloten en hun verteld dat als zij Mij zouden gehoorzamen en zouden doen wat Ik hun gebied, zij en al hun kinderen mijn eigendom zouden zijn en Ik hun God zou zijn. Dan zou Ik Mij ook aan de belofte houden die Ik uw voorouders gegeven heb, namelijk om hun een land te geven dat overvloeit van melk en honing, het land dat u momenteel in bezit hebt.’ Toen antwoordde ik: ‘Zo zij het, Here!’ Daarna zei de Here: ‘Breng deze boodschap in de straten van Jeruzalem, ga van stad naar stad het hele land Juda door en zeg: “Denk aan het verbond dat uw voorouders met God gesloten hebben en doe alles wat zij Hem beloofden.” Want toen Ik uw vaders uit Egypte bevrijdde, heb Ik waarschuwend tegen hen gezegd—en Ik heb dat tot op deze dag steeds weer herhaald: gehoorzaam alles wat Ik zeg! Maar uw vaders deden dat niet. Zij wilden zelfs niet luisteren. Nee, zij volgden hun eigen koppige wil en zondige hart. Omdat zij weigerden te gehoorzamen, heb Ik hen gestraft met de straffen die in het verbond waren opgenomen.’

De Here sprak opnieuw tegen mij en zei: ‘Ik heb een samenzwering tegen Mij ontdekt onder de mannen van Juda en Jeruzalem. 10 Zij doen dezelfde zonden als hun voorouders die weigerden naar Mij te luisteren. Zij aanbidden afgoden. Het verbond dat Ik met hun vaders heb gesloten, hebben zij verbroken en nietig verklaard. 11 Daarom,’ zegt de Here, ‘zal Ik rampen over hen brengen waaraan zij niet zullen kunnen ontsnappen. Ook al kermen zij om genade, Ik zal niet naar hun smeekbeden luisteren. 12 Dan zullen zij tot hun afgoden bidden en reukwerk voor hen branden, maar die zullen hen niet kunnen bevrijden van de rampen. 13 O mijn volk, u hebt net zoveel goden als steden en uw schandelijke altaren waarop u reukwerk voor Baäl brandt, staan in elke straat in Jeruzalem. 14 Daarom, Jeremia, moet u niet langer bidden voor dit volk. Huil en smeek niet meer, want Ik zal niet luisteren wanneer het uiteindelijk zo vertwijfeld is dat het Mij om hulp smeekt.

15 Welk recht heeft mijn geliefde volk nog om naar mijn tempel te komen? Want u bent ontrouw geweest en hebt samen met anderen afgoden aanbeden. Kunnen beloften en offers uw straf nu nog afwenden en u opnieuw leven en vreugde geven ondanks uw goddeloosheid? 16 De Here noemde u altijd zijn groene olijfboom, prachtig om te zien en vol goede vruchten, maar nu heeft Hij een verwoestend onweer op u afgestuurd dat u met vuur zal verbranden en gebroken en verkoold zal achterlaten. 17 Vanwege de goddeloosheid van Israël en Juda in het verbranden van reukwerk voor Baäl, heeft de Here van de hemelse legers, die deze boom plantte, bevolen hem te vernietigen.’

18 Toen vertelde de Here mij alles over hun plannen en liet mij de duistere samenzweringen zien die tegen mij waren beraamd. 19 Ik was zo onwetend geweest als een lam op weg naar het slachthuis. Ik wist niet dat zij van plan waren mij te doden! ‘Laten wij deze man en alles wat hij zegt vernietigen,’ zeiden zij. ‘Laten wij hem doden, zodat zijn naam voor altijd wordt vergeten.’ 20 Och Here van de hemelse legers, U bent mijn rechter. Beoordeel de harten en drijfveren van deze mannen. Zet hun alles wat zij van plan waren, betaald! Aan U leg ik mijn rechtszaak voor. 21,22 De Here antwoordde: ‘De mensen uit de stad Anathoth zullen worden gestraft voor het beramen van een moord op u. Zij zullen tegen u zeggen dat u moet ophouden te profeteren in de naam van God, omdat zij u anders zullen doden. En daarom zullen hun jonge mannen in de strijd omkomen, hun jongens en meisjes zullen verhongeren. 23 Niet één van deze samenzweerders uit Anathoth zal het overleven, want Ik zal een ramp over hen brengen. Hun tijd is gekomen.’

18 Vrouwen, voeg u naar uw man, want dat is wat de Here van u verwacht. 19 En mannen, wijd u met liefde aan uw vrouw, behandel haar niet grof of onverschillig.

20 Kinderen, jullie moeten gehoorzaam zijn aan je vader en moeder, want dat is de wil van de Here. 21 Vaders, misbruik tegenover uw kinderen uw macht niet, want dan ontneemt u hun alle moed.

22 Slaven moeten hun meesters altijd gehoorzamen. Probeer het hun niet alleen naar de zin te maken als zij op u letten, maar voortdurend met een bereidwillige houding en ontzag voor God. 23 Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Here is en niet voor mensen. 24 U weet immers dat de Here u zal belonen met een deel van de erfenis, want u dient de Christus als Here.

25 Maar wie iets slechts doet, krijgt het zelf weer terug, en daarbij maakt God geen onderscheid.

Het goede nieuws moet worden doorgegeven

Meesters, behandel uw slaven goed en eerlijk. Denk eraan dat ook u een Heer in de hemel hebt. Blijf altijd bidden. Verslap daarin niet en toon de Here uw dankbaarheid. Vergeet niet daarbij ook voor ons te bidden. Vraag God of Hij het woord dat wij doorgeven, duidelijk wil maken aan de mensen, zodat zij het geheim van Christus zullen begrijpen. Daarvoor zit ik nu immers ook in de gevangenis. Dan zal ik in staat zijn het duidelijk over te dragen, zoals ook mijn opdracht is.

Gedraag u wijs tegenover de ongelovigen en gebruik elke gelegenheid om hun het goede nieuws door te geven. Wees in uw spreken vriendelijk maar beslist, om zo iedereen een goed antwoord te geven.

Mijn goede vriend en broeder Tychikus, een trouwe werker die samen met mij de Here dient, zal u vertellen hoe het met mij gaat. Ik stuur hem daarvoor speciaal naar u toe en ook om te zien hoe het met u gaat en om u te troosten en te bemoedigen. Onesimus, ook een trouwe broeder, die bij u hoort, komt met hem mee. Zij zullen u precies vertellen hoe het hier gaat.

10 U moet de hartelijke groeten hebben van Aristarchus, mijn medegevangene, en van Marcus, de neef van Barnabas. Ik heb u al eerder gevraagd om Marcus met open armen te ontvangen wanneer hij naar u toekomt. 11 Verder doet Jezus, ook wel Justus genoemd, u de groeten. Deze drie zijn de enige Joodse gelovigen die hier met mij meewerken. Zij zijn een enorme steun voor mij geweest!

12 Epafras laat u ook groeten. Hij hoort bij u en is een goed dienaar van Christus Jezus. Hij spant zich echt voor u in door altijd vurig te bidden dat u sterke en volwassen gelovigen mag worden, die uitsluitend willen doen wat God van hen verlangt. 13 Ik ben er getuige van dat hij erg veel moeite voor u doet en vurig voor u bidt en ook voor de gelovigen van Laodicea en Hiërapolis.

14 Onze geliefde dokter Lucas laat u ook groeten, evenals Demas.

15 Wilt u namens mij de gelovigen te Laodicea groeten, in het bijzonder Nymfa en de gemeente die in haar huis samenkomt? 16 Als deze brief bij u is voorgelezen, laat hem dan ook in de gemeente van Laodicea voorlezen. En zorg ervoor dat u ook de brief leest die ik aan hen gestuurd heb. 17 Zeg tegen Archippus: ‘Zorg dat u de taak die de Here u heeft gegeven, goed uitvoert.’

18 Nu schrijf ik persoonlijk nog een laatste groet. Vergeet niet dat ik gevangen zit. Gods genade zij met u.

56 Maar zij bleven God uitdagen
en waren opstandig tegen God, de Allerhoogste.
Zij hielden zich ook niet aan zijn leefregels.
57 Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw,
zoals eens hun voorouders.
Zij beantwoordden niet aan zijn eisen.
58 Zij tergden Hem met hun afgodenaltaren
en maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.
59 God hoorde alles en ontstak in toorn.
Hij steunde het volk niet langer.
60 Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen.
Hij verliet hem.
61 Dit sieraad van God kwam in handen van de vijand.
62 Zijn volk kwam terecht in oorlogen,
Hij was boos op zijn volk.
63 De jonge mannen kwamen om
en de schoonheid van de meisjes werd niet meer bezongen.
64 De priesters werden gedood
en de weduwen konden niet meer huilen.
65 Toen werd de Here wakker,
net als een soldaat die van de wijn in slaap gevallen was.
66 Hij sloeg zijn tegenstanders van achteren neer
en versloeg hen smadelijk.
67 Hij kwam niet terug bij de stammen van Jozef.
Efraïm werd niet meer uitgekozen.
68 Hij koos de stam van Juda,
de berg Sion, waarvan Hij zoveel houdt.
69 Daar bouwde Hij zijn nieuwe huis,
het stond er net zo vast als de aarde na de schepping.
70 Zijn knecht David koos Hij uit
en Hij haalde hem weg achter de schapen.
71 Hij hoefde geen schapen meer te weiden, maar nu een volk.
Het volk van Jakob, Israël, werd zijn nieuwe kudde.
72 David weidde het volk met een oprecht hart
en gaf het kundig leiding.

Read full chapter

28 Treed niet zomaar op als getuige tegen uw naaste, want een onjuist getuigenis is niet goed.
29 Zeg niet: ‘Ik behandel hem net zoals hij mij behandelt, ik vergeld een man naar wat hij doet.’

Read full chapter