1,421 Bible results for “dag” from 
Het Boek.dropdown
 Results 1-25. 
Filter by dropdown
dropdown
results per page
  1. De telling

    Op de eerste dag van de tweede maand in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte, terwijl Mozes zich bevond in de tabernakel in het kamp van Israël in de woestijn op het schiereiland Sinaï, gaf de Here hem de volgende opdracht:
  2. Diezelfde dag nog riepen Mozes, Aäron en de bovengenoemde leiders alle mannen van twintig jaar en ouder bijeen om zich te laten tellen. De mannen stelden zich op volgens stam en familie, zoals de Here Mozes had opgedragen, en hij telde hen.
  3. Dit zijn de plaatsen waar elke stam in het kamp verbleef: de stam Juda: 74.600 personen, onder leiding van Nachson, zoon van Amminadab: oostkant van de tabernakel. De stam Issachar: 54.400 personen, onder leiding van Netanel, zoon van Suar: naast Juda. De stam Zebulon: 57.400 personen, onder leiding van Eliab, zoon van Chelon: naast Issachar. Zo kwam het aantal mannen aan Judaʼs kant van het kamp op 186.400. Deze drie stammen gingen voorop wanneer de Israëlieten naar een nieuwe kampplaats trokken. De stam Ruben: 46.500 personen, onder leiding van Elisur, zoon van Sedeür: zuidkant van de tabernakel. De stam Simeon: 59.300 personen, onder leiding van Selumiël, zoon van Surisaddai: naast Ruben. De stam Gad: 45.650 personen, onder leiding van Eljasaf, zoon van Deüel, naast Simeon. In totaal bevonden zich 151.450 mannen aan Rubens kant van het kamp. Zij vormden de tweede groep wanneer de Israëlieten opbraken. Achter hen kwam de tabernakel met de Levieten. Tijdens de dagmarsen bleef elke stam rond zijn eigen stambanier verzameld, net als in het kamp. De stam Efraïm: 40.500 personen, onder leiding van Elisama, zoon van Ammihud: westkant van de tabernakel. De stam Manasse: 32.200 personen, onder leiding van Gamliël, zoon van Pedasur: naast Efraïm. De stam Benjamin: 35.400 personen, onder leiding van Abidan, zoon van Gidoni: naast Manasse. Zo kwam het aantal mannen aan Efraïms kant van het kamp op 108.100. Zij liepen tijdens de mars achter de tabernakel en de Levieten. De stam Dan: 62.700 personen, onder leiding van Achiëzer, zoon van Ammisaddai: noordkant van de tabernakel. De stam Aser: 41.500 personen, onder leiding van Pagiël, zoon van Ochran: naast Dan. De stam Naftali: 53.400 personen, onder leiding van Achira, zoon van Enan: naast Aser. Het aantal mannen aan Dans kant van het kamp bedroeg 157.600. Zij braken het laatst op en vormden de achterhoede.
  4. in ruil voor alle oudste zonen. Sinds de dag dat Ik alle eerstgeborenen van de Egyptenaren doodde, nam Ik alle eerstgeborenen van mens en dier in Israël voor Mijzelf! Zij zijn mijn eigendom, Ik ben de Here.’
  5. Eleazar, de zoon van Aäron, zal de verantwoordelijkheid dragen voor de lampolie, het geurige reukwerk, het dagelijkse spijsoffer en de zalfolie, in feite is hij verantwoordelijk voor de hele tabernakel en alles wat daarbij hoort.’
  6. Als iemand in zijn naaste omgeving plotseling sterft en hem verontreinigt, moet hij op de zevende dag zijn hoofdhaar afknippen en zo worden gereinigd van de nabijheid van de dood.
  7. De volgende dag, de achtste, moet hij twee tortelduiven of jonge duiven naar de priester brengen bij de ingang van de tabernakel.
  8. De priester zal de ene duif als zondoffer en de andere als brandoffer offeren en zo verzoening over hem doen. Die dag moet hij zijn gelofte opnieuw afleggen en zijn haar weer laten groeien.
  9. De dagen van zijn gelofte voor zijn verontreiniging tellen niet meer mee. Hij moet opnieuw beginnen met een nieuwe gelofte en een eenjarig lam als schuldoffer brengen.
  10. Geschenken voor de tabernakel

    Op de dag dat Mozes de opbouw van de tabernakel en de inrichting daarvan voltooide, zalfde hij elk deel van de tabernakel, inclusief het altaar met zijn toebehoren en heiligde het geheel.
  11. De leiders brachten ook wijdingsoffers op de dag dat het altaar werd ingewijd en plaatsten die voor het altaar.
  12. De Here zei tegen Mozes: ‘Laat ieder van hen zijn geschenk voor de wijding van het altaar op een andere dag brengen.’
  13. Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam Juda, bracht zijn geschenk op de eerste dag.
  14. De volgende dag bracht Netanel, de zoon van Suar, het stamhoofd van Issachar, zijn geschenken en offers. Deze waren precies gelijk aan wat Nachson de dag tevoren had gebracht.
  15. De derde dag kwam Eliab, de zoon van Chelon, stamhoofd van Zebulon, met zijn offers. Ook deze waren gelijk aan wat de twee voorgaande leiders hadden gebracht.
  16. De vierde dag bracht Elisur, de zoon van Sedeür, stamhoofd van Ruben, zijn geschenken en offers. Ook hij schonk de Here hetzelfde als zijn voorgangers.
  17. De vijfde dag was Selumiël, de zoon van Surisaddai, stamhoofd van Simeon, aan de beurt. Ook zijn offers verschilden niet van die van de vorige leiders.
  18. De zesde dag bracht Eljasaf, de zoon van Deüel, stamhoofd van Gad, zijn offers. De offers verschilden niet van die van de vorige dagen.
  19. De volgende dag—de zevende—was de beurt aan Elisama, de zoon van Ammihud, leider van de stam Efraïm. Hij bracht dezelfde offers als de vorige dagen waren gebracht.
  20. Gamliël, de zoon van Pedasur, leider van de stam Manasse, bracht op de achtste dag zijn offers voor de Here. Ook deze waren gelijk aan die van zijn voorgangers.
  21. De negende dag bracht Abidan, de zoon van Gidoni, leider van de stam Benjamin, zijn offers. Het waren dezelfde offers als op de voorgaande dagen waren gebracht.
  22. De tiende dag bracht Achiëzer, de zoon van Ammisaddai, zijn offers. Hij was de leider van de stam Dan en zijn geschenken waren gelijk aan die van de vorige leiders.
  23. Pagiël, de zoon van Ochran, leider van de stam Aser, bracht zijn offers op de elfde dag. Ook zijn offers waren gelijk aan die van de vorige dagen.
  24. De twaalfde dag bracht Achira, de zoon van Enan, leider van de stam Naftali, zijn offers en geschenken. Het waren dezelfde offers en geschenken als de elf voorgaande dagen waren gebracht.
  25. Zo werd het altaar door de geschenken en offers van de stamleiders ingewijd op de dag dat het was gezalfd. Het volledige wijdingsoffer bestond na twaalf dagen uit twaalf zilveren schotels, elk van ongeveer anderhalve kilo, twaalf zilveren schalen, elk met een gewicht van bijna achthonderd gram, zodat het totaalgewicht aan zilver ongeveer zesentwintig kilo bedroeg; twaalf gouden schalen van elk honderdtien gram, zodat het totaalgewicht aan goud bijna anderhalve kilo bedroeg.
Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.

9 topical index results for “dag”

ASHDOD : Dagon's temple in, where the ark of the covenant was put temporarily (1 Samuel 5)
GAZA » Also called AZZAH » A temple of Dagon, situated at (Judges 16:23)
MIRACLES » CATALOGUE OF » The falling of the god Dagon (1 Samuel 5:1-4)
SUPERSTITION » INSTANCES OF » Philistines, refusing to step on the threshold of the temple of Dagon after the image of Dagon had repeatedly fallen upon it (1 Samuel 5:5)