Add parallel Print Page Options

18 Voor de koordirigent. Van David, de dienaar van de Here. Hij sprak deze woorden als een danklied voor de Here, toen Hij hem had verlost van zijn vijanden en ook van Saul.

David zei toen:

Ik heb U lief, Here,
U bent mijn kracht.
Here, U bent als een rots voor mij,
als een sterk fort.
Altijd bent U mijn bevrijder.
Mijn God bent U, mijn rots,
bij U schuil ik.
Achter U, mijn schild, schuil ik weg.
U verkondigt mijn redding
en bij U mag ik veilig wonen.
Ik roep het uit:
lof zij de Here!
Hij verloste mij
van al mijn vijanden.
Ik heb de dood in de ogen gezien,
de nederlaag stond voor mij.
Ik voelde mij al bijna gestorven
en het einde naderde.
Toen ik ten einde raad was,
riep ik naar de Here,
ik vroeg mijn God mij te helpen.
Hij hoorde mij
en reageerde op mijn hulpgeroep.
Daarop begon de aarde te beven en te dreunen.
De bergen sidderden, omdat Hij toornig werd.
Rook en vuur verspreidden zich over de aarde.
10 Hij daalde neer uit de hemel
met onder zijn voeten de duisternis.
11 Hij reed op een cherub
en vloog op de vleugels van de wind.
12 Hij hulde Zich in het duister,
zodat Hij beschut was.
In donker water en donkere wolken.
13 De wolken verdwenen toen zijn glans naderde.
Het regende hagel en vurige kolen.
14 De Here liet de donder weerklinken.
God, de Allerhoogste, liet zijn stem horen.
15 Hij richtte zijn pijlen op mijn vijanden
en joeg ze uiteen.
Hij slingerde bliksemstralen
en bracht verwarring onder hen.
16 Door uw dreigen, Here,
kwamen de rivierbeddingen bloot te liggen
en zag men de fundamenten van de aarde.
17 God reikte naar mij,
pakte mij vast
en trok mij uit het diepe water omhoog.
18 Mijn vijand was erg machtig,
maar God redde mij uit zijn hand.
Hij hielp mij ontkomen aan hen die mij haten
en die sterker waren dan ik.
19 Toen het slecht met mij ging,
liepen zij mij voor de voeten,
maar de Here was een steun voor mij.
20 Hij leidde mij uit de ellende
en gaf mij de ruimte.
Hij redde mij
omdat Hij van mij hield.
21 De Here deed dit
omdat ik rechtvaardig ben.
Hij hielp mij
omdat geen kwaad aan mijn handen kleeft.
22 Ik heb altijd op zijn weg gewandeld
en ben nooit op een dwaalweg van God afgeraakt.
23 Ik hield zijn wetten steeds in gedachten,
vergat nooit een van zijn regels.
24 Ik gedroeg mij altijd precies
zoals Hij verwachtte
en zorgde ervoor dat ik niet zondigde.
25 De Here heeft mij overeenkomstig behandeld,
Hij zag mijn zuiverheid.
26 U bent trouw
tegenover wie U trouw is
en iemand die zuiver leeft,
wordt door U op dezelfde manier tegemoet getreden.
27 Aan de trouwe volgeling
betoont U Zich trouw,
maar voor de zondaar
blijkt U een tegenstander.
28 U verlost een volk dat in nood is,
maar veracht trotse mensen.
29 U zorgt ervoor
dat mijn lamp blijft branden.
U, Here, mijn God,
bent het Licht in de duisternis.
30 Samen met U
durf ik een leger tegemoet te treden.
Ja, met mijn God
kan ik over muren springen.
31 De weg van God
is een volmaakte weg,
het woord van de Here
is zuiver als goud.
God beschermt ieder
die zijn heil bij Hem zoekt.
32 Er is immers geen andere god dan de Here?
Wie is zo sterk en krachtig als Hij?
33 God geeft mij kracht
en baant de weg voor mij.
34 Hij maakt mij lichtvoetig als een hert,
zodat ik overal kan gaan
en geen weg onbegaanbaar voor mij is.
35 Hij oefent mijn handen,
zodat ik in oorlogstijd kundig de wapens kan hanteren.
36 Ook hebt U, Here, mij het schild van het heil gegeven,
ik voelde de steun van uw rechterhand.
U boog Zich naar mij over
en uw goedheid hielp mij te overwinnen.
37 U gaf mij de ruimte om te lopen
en ik stond stevig op mijn voeten.
38 Ik achtervolgde mijn vijanden
en rustte niet tot ik hen had vernietigd.
39 Ik liep de vijand onder de voet
en verpletterde hem.
Hij kon niet meer opstaan.
40 U hebt mij kracht en sterkte gegeven
om de strijd aan te binden,
U liet mij de een na de ander overwinnen.
41 U zorgde ervoor dat mijn vijanden
voor mij op de vlucht sloegen,
ik heb hen gedood.
42 Toen zij om hulp riepen,
kwam er niemand om hen te redden.
Zelfs de Here riepen zij aan,
maar Hij hielp hen niet.
43 Ik heb hen vernietigd
tot er niets van over was.
Zij waren niet meer terug te vinden.
44 U liet mij ontsnappen
aan de onlusten onder het volk.
U hebt mij aangesteld
tot koning over vele volken, die ik niet kende.
Zij werden aan mij onderworpen.
45 Zij hadden nog maar net van mij gehoord
of zij gehoorzaamden mij al.
Vreemdelingen gedroegen zich onderdanig tegenover mij.
46 Vreemden verloren zo hun sterke positie
en verlieten vol angst hun versterkte kastelen.
47 De Here leeft! Ik prijs Hem.
Hij is mijn rots
en ik geef Hem de hoogste plaats.
Hij is de God, die mij in veiligheid brengt.
48 Hij is de God, die voor mij wraak heeft genomen
en volken aan mij heeft onderworpen.
49 Hij heeft mij uit de handen van mijn vijanden gered.
Here, U hebt mij zelfs boven die vijanden gesteld.
U redde mij uit de handen van gewelddadige mensen.
50 Daarom prijs ik,
ook onder die andere volken,
uw naam en zing psalmen voor u.
51 God redt de koning die Hij aanstelde,
uit elke moeilijke situatie
en toont zijn trouw aan hem die Hij heeft gezalfd,
aan David en zijn nageslacht, voor altijd.

19 Een psalm van David voor de koordirigent.

De hemelen vertellen
over Gods grote eer
en het hemelgewelf spreekt
over zijn scheppend werk.
De ene dag vertelt het
aan de volgende dag
en de ene nacht
aan de volgende nacht.
Het is duidelijk
dat dat geen echte woorden zijn,
het is immers niet te horen.
Toch hoort men die boodschap
over de hele wereld,
overal waar mensen wonen
heeft het nieuws hen bereikt.
Het is alsof God een tent heeft gemaakt
voor de zon,
die ʼs morgens,
blij als een bruidegom,
naar buiten gaat
en zingend zijn weg betreedt
als een gevierde held.
De zon wandelt elke dag
van het ene tot het andere einde van de aarde,
alles ter wereld ervaart haar stralende gloed.
De wet van de Here
is volmaakt en goed,
zij verandert ons leven.
De woorden van de Here
zijn altijd betrouwbaar,
zij geven wijsheid aan de onwetende.
Het bevel van de Here
is een vreugde voor ons hart.
Het gebod van de Here
is zuiver en geeft ons een duidelijk inzicht.
10 Het ontzag voor de Here
is rein en blijft altijd bestaan.
De voorschriften van de Here
bevatten louter waarheid,
zij zijn altijd rechtvaardig.
11 Zij zijn veel kostbaarder dan goud
en zoeter dan de zuiverste honing,
vers uit de raat.
12 De knecht van God
neemt ze ernstig en leert ervan,
het houden ervan
levert de rijkste beloning op.
13 God, vergeef mij
ook mijn onbewuste zonden,
want wie kent al zijn fouten?
14 Ik ben uw dienaar, Here.
Bewaar mij voor overmoedigheid.
Geef dat die geen kans krijgt in mijn leven.
Dan kan ik pas echt naar uw wil leven
en zal ik niet zondigen.
15 Ik bid U, Here,
dat alles wat ik zeg met mijn mond
en denk in mijn hart,
naar uw wil mag zijn.
Here, U bent mijn rots en mijn bevrijder.

Psalm 18

Voor de leider van het koor. Een lied van David, de dienaar van de Heer. Hij maakte dit lied voor de Heer, toen Hij hem had gered van zijn vijanden en uit de handen van koning Saul.[a] Hij zei:

Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer.
U geeft mij kracht.
Heer, U bent de rots onder mijn voeten,
de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder.
U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen,
het schild dat mij beschermt, mijn Redder,
mijn sterke toren waarin ik veilig ben.

Ik riep het uit tot de Heer,
tot de Heer die het waard is dat wij Hem prijzen.
Toen redde Hij mij van mijn vijanden.
De dood hield mij in zijn greep,
bedreigde mij als een wilde rivier.
Het dodenrijk omklemde mij.
Overal loerde de dood op mij.
Wanhopig riep ik de Heer om hulp.
Ik riep tot mijn God.
Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis.
Mijn geroep klonk in zijn oren.
Toen dreunde en beefde de aarde,
de bergen schudden en schokten:
de Heer was woedend over wat er gebeurde.
Rook kwam uit zijn neus.
Vernietigend vuur kwam uit zijn mond.
Houtskool raakte er door in brand.
10 Hij boog de hemel neer en kwam naar beneden.
Donkere wolken waren onder zijn voeten.
11 Hij reed op een engel,
vloog op de vleugels van de wind.
12 Hij verborg zich in diepe duisternis,
in zware regen en donkere wolken.
13 Door het licht dat van Hem afstraalde,
werden de wolken verjaagd.
Het regende hagel en gloeiende houtskool.
14 Vanuit de hemel sprak de Heer met een stem als de donder.
De Allerhoogste God sprak vanuit de hagel en de gloeiende kolen.
15 Hij schoot zijn pijlen af en mijn vijanden vluchtten.
Hij slingerde zijn bliksem naar hen, zodat ze in paniek raakten.
16 De zeebodem viel droog,
de fundamenten van de aarde werden zichtbaar
toen Hij woedend tegen mijn vijanden tekeer ging
en tegen hen blies met de adem van zijn neus.
17 Hij stak uit de hemel zijn hand naar mij uit,
greep me en trok me op uit het diepe water.
18 Hij redde me uit de greep van mijn machtige vijanden
die mij haatten en die sterker waren dan ik.
19 Ze vielen me aan toen ik zwak was,
maar de Heer hielp mij.
20 Hij bevrijdde me en gaf me weer ruimte.
Hij redde mij, omdat Hij van mij houdt.

21 De Heer deed dit voor mij, omdat ik onschuldig ben.
Hij beloonde me ervoor dat ik nooit iets slechts had gedaan.
22 Want ik heb me altijd gehouden aan de wetten van de Heer.
Ik heb mijn God nooit verlaten.
23 Altijd gehoorzaamde ik zijn leefregels.
Ik deed wat Hij van me vroeg.
24 Ik leefde zoals Hij het wil
en was Hem nooit ongehoorzaam.
25 Ja, de Heer beloonde me omdat ik onschuldig ben.
Hij beloonde me omdat Hij had gezien dat ik nooit iets slechts had gedaan.

26 Als mensen trouw zijn aan U, bent U trouw aan hen.
U bent goed voor mensen die goed leven.
27 Aan mensen die eerlijk zijn,
laat U zien dat U een eerlijk God bent.
Maar aan mensen die slecht zijn,
laat U zien dat U hun vijand bent.
28 U redt arme en verdrukte mensen.
Maar U vernedert de mensen
die trots denken dat ze U niet nodig hebben.
29 U bent voor mij als een lamp, Heer,
want U brengt licht in mijn duisternis.
30 Met U durf ik een heel leger aan.
Met U spring ik over een muur.

31 Wat God doet is volmaakt.
Wat Hij zegt is altijd te vertrouwen.
Hij beschermt iedereen die naar Hem toe komt voor hulp.
32 Er is geen andere God dan de Heer!
Er is geen andere rots dan onze God! Alleen Hij is de rots onder onze voeten.
33 Hij maakt mij sterk.
Hij zorgt ervoor dat ik alles aan kan.
34 Hij maakt mijn voeten zo behendig als die van een hert.
Zelfs op de hoogste toppen zorgt Hij dat ik stevig sta.
35 Hij leert me hoe ik moet strijden,
zodat ik koperen bogen kan spannen.
36 U beschermde me als een schild en U hielp mij.
Dankzij uw goedheid ben ik machtig geworden.
37 U heeft de weg voor mij gebaand.
Ik kon gaan zonder te struikelen.
38 Ik achtervolgde mijn vijanden en haalde hen in.
Ik ging niet terug vóórdat ik hen had vernietigd.
39 Ik sloeg hen neer met mijn zwaard.
Ze vielen onder mijn voeten en stonden nooit meer op.
40 Want dankzij U was ik sterk in de strijd.
U dwong mijn vijanden om zich over te geven.
41 Dankzij U sloegen mijn vijanden op de vlucht.
Al mijn vijanden heb ik vernietigd.
42 Ze riepen om hulp, maar niemand redde hen.
Ze riepen tot de Heer, maar Hij antwoordde niet.
43 Toen vermaalde ik hen tot stof in de wind.
Ik vertrapte hen als het vuil in de straten.
44 U heeft mij gered toen mensen tegen mij in opstand kwamen.
U maakte mij tot hoofd over vele volken.
Verre volken dienden mij.
45 Zodra ze van mij hoorden, gehoorzaamden ze mij.
Buitenlandse volken bogen nederig voor mij
omdat ze bang voor me waren.
46 Vreemdelingen beefden van angst voor mij
en kwamen angstig uit hun burchten.

47 De Heer leeft!
Ik juich voor Hem, de rots onder mijn voeten!
Alle eer is voor de God die mij heeft gered!
48 Hij heeft me de overwinning gegeven
en mij tot koning over vele volken gemaakt.
49 Hij heeft me van mijn vijanden gered.
Hij heeft mij machtiger gemaakt
dan de mensen die tegen me in opstand kwamen.
Hij heeft mij gered van mensen die geweld tegen me wilden gebruiken.
50 Heer, daarom prijs ik U onder de volken
en zing ik liederen voor U.

51 Hij redt zijn koning op bijzondere manieren.
Hij is goed voor de man die Hij tot koning heeft gezalfd.
Hij is goed voor David en voor zijn familie ná hem, voor altijd.

Psalm 19

Voor de leider van het koor. Een lied van David.

Aan de hemel is te zien hoe machtig God is.
Het heelal vertelt dat God alles heeft gemaakt.
Elke volgende dag spreekt daarover.
Elke volgende nacht laat dat weer zien.
Het is een taal zonder woorden.
Er is geen stem te horen.
Toch klinkt hun boodschap over de hele aarde.
De hele wereld hoort ervan.

God heeft aan de hemel
voor de zon een tent neergezet.
De zon komt stralend naar buiten,
stralend als een bruidegom die uit zijn slaapkamer komt,
en vrolijk als een held die op weg gaat naar de wedstrijd.
Aan de ene kant van de hemel komt de zon op
en ze gaat verder tot ze de andere kant bereikt.
Niets kan zich verbergen voor haar hitte.

De wet van de Heer is volmaakt
en richt de mensen op God.
De woorden van de Heer zijn te vertrouwen
en geven de mensen wijsheid.
De bevelen van de Heer zijn goed
en maken de mensen blij.
De wetten van de Heer zijn zuiver
en geven de mensen raad.
10 De wet van de Heer is zuiver
en zal eeuwig blijven bestaan.
De bevelen van de Heer zijn waarheid
en zijn allemaal juist en goed.
11 Ze zijn kostbaarder voor een mens dan goud,
kostbaarder dan veel, zuiver goud.
Ze zijn zoeter dan honing,
zoeter dan honing uit de honingraat.

12 Ik laat me door uw wet leiden.
Gehoorzaamheid aan uw wet geeft een grote beloning.
13 Wie merkt het altijd als hij iets fout doet?
Vergeef me wat ik verkeerd doe zonder dat ik het weet.
14 Bescherm me ook tegen trots.
Laat trots niet de baas over mij zijn.
Dan leef ik zoals U het wil en doe ik geen verkeerde dingen.
15 Heer, ik wil dat U kan genieten van alles wat ik zeg of denk.
Heer, U bent de rots onder mijn voeten.
U bent mijn Redder.

Footnotes

  1. Psalmen 18:1 Dit zou kunnen gaan over de tijd dat David op de vlucht was voor koning Saul. Daarover is te lezen in 1 Samuel 22 tot en met 25. Deze zelfde Psalm staat in 2 Samuel 22.

Psalm 18[a](A)

For the director of music. Of David the servant of the Lord. He sang to the Lord the words of this song when the Lord delivered him from the hand of all his enemies and from the hand of Saul. He said:

I love you, Lord, my strength.(B)

The Lord is my rock,(C) my fortress(D) and my deliverer;(E)
    my God is my rock, in whom I take refuge,(F)
    my shield[b](G) and the horn[c] of my salvation,(H) my stronghold.

I called to the Lord, who is worthy of praise,(I)
    and I have been saved from my enemies.(J)
The cords of death(K) entangled me;
    the torrents(L) of destruction overwhelmed me.
The cords of the grave coiled around me;
    the snares of death(M) confronted me.

In my distress(N) I called to the Lord;(O)
    I cried to my God for help.
From his temple he heard my voice;(P)
    my cry came(Q) before him, into his ears.
The earth trembled(R) and quaked,(S)
    and the foundations of the mountains shook;(T)
    they trembled because he was angry.(U)
Smoke rose from his nostrils;(V)
    consuming fire(W) came from his mouth,
    burning coals(X) blazed out of it.
He parted the heavens and came down;(Y)
    dark clouds(Z) were under his feet.
10 He mounted the cherubim(AA) and flew;
    he soared(AB) on the wings of the wind.(AC)
11 He made darkness his covering,(AD) his canopy(AE) around him—
    the dark rain clouds of the sky.
12 Out of the brightness of his presence(AF) clouds advanced,
    with hailstones(AG) and bolts of lightning.(AH)
13 The Lord thundered(AI) from heaven;
    the voice of the Most High resounded.[d]
14 He shot his arrows(AJ) and scattered the enemy,
    with great bolts of lightning(AK) he routed them.(AL)
15 The valleys of the sea were exposed
    and the foundations(AM) of the earth laid bare
at your rebuke,(AN) Lord,
    at the blast of breath from your nostrils.(AO)

16 He reached down from on high and took hold of me;
    he drew me out of deep waters.(AP)
17 He rescued me from my powerful enemy,(AQ)
    from my foes, who were too strong for me.(AR)
18 They confronted me in the day of my disaster,(AS)
    but the Lord was my support.(AT)
19 He brought me out into a spacious place;(AU)
    he rescued me because he delighted in me.(AV)

20 The Lord has dealt with me according to my righteousness;(AW)
    according to the cleanness of my hands(AX) he has rewarded me.(AY)
21 For I have kept the ways of the Lord;(AZ)
    I am not guilty of turning(BA) from my God.
22 All his laws are before me;(BB)
    I have not turned away from his decrees.
23 I have been blameless(BC) before him
    and have kept myself from sin.
24 The Lord has rewarded me according to my righteousness,(BD)
    according to the cleanness of my hands in his sight.

25 To the faithful(BE) you show yourself faithful,(BF)
    to the blameless you show yourself blameless,
26 to the pure(BG) you show yourself pure,
    but to the devious you show yourself shrewd.(BH)
27 You save the humble(BI)
    but bring low those whose eyes are haughty.(BJ)
28 You, Lord, keep my lamp(BK) burning;
    my God turns my darkness into light.(BL)
29 With your help(BM) I can advance against a troop[e];
    with my God I can scale a wall.

30 As for God, his way is perfect:(BN)
    The Lord’s word is flawless;(BO)
    he shields(BP) all who take refuge(BQ) in him.
31 For who is God besides the Lord?(BR)
    And who is the Rock(BS) except our God?
32 It is God who arms me with strength(BT)
    and keeps my way secure.(BU)
33 He makes my feet like the feet of a deer;(BV)
    he causes me to stand on the heights.(BW)
34 He trains my hands for battle;(BX)
    my arms can bend a bow of bronze.
35 You make your saving help my shield,
    and your right hand sustains(BY) me;
    your help has made me great.
36 You provide a broad path(BZ) for my feet,
    so that my ankles do not give way.(CA)

37 I pursued my enemies(CB) and overtook them;
    I did not turn back till they were destroyed.
38 I crushed them(CC) so that they could not rise;(CD)
    they fell beneath my feet.(CE)
39 You armed me with strength(CF) for battle;
    you humbled my adversaries(CG) before me.
40 You made my enemies turn their backs(CH) in flight,
    and I destroyed(CI) my foes.
41 They cried for help, but there was no one to save them(CJ)
    to the Lord, but he did not answer.(CK)
42 I beat them as fine as windblown dust;(CL)
    I trampled them[f] like mud in the streets.
43 You have delivered me from the attacks of the people;
    you have made me the head of nations.(CM)
People I did not know(CN) now serve me,
44     foreigners(CO) cower before me;
    as soon as they hear of me, they obey me.
45 They all lose heart;(CP)
    they come trembling(CQ) from their strongholds.(CR)

46 The Lord lives!(CS) Praise be to my Rock!(CT)
    Exalted be God(CU) my Savior!(CV)
47 He is the God who avenges(CW) me,
    who subdues nations(CX) under me,
48     who saves(CY) me from my enemies.(CZ)
You exalted me above my foes;
    from a violent man(DA) you rescued me.
49 Therefore I will praise you, Lord, among the nations;(DB)
    I will sing(DC) the praises of your name.(DD)

50 He gives his king great victories;
    he shows unfailing love to his anointed,(DE)
    to David(DF) and to his descendants forever.(DG)

Psalm 19[g]

For the director of music. A psalm of David.

The heavens(DH) declare(DI) the glory of God;(DJ)
    the skies(DK) proclaim the work of his hands.(DL)
Day after day they pour forth speech;
    night after night they reveal knowledge.(DM)
They have no speech, they use no words;
    no sound is heard from them.
Yet their voice[h] goes out into all the earth,
    their words to the ends of the world.(DN)
In the heavens God has pitched a tent(DO) for the sun.(DP)
    It is like a bridegroom(DQ) coming out of his chamber,(DR)
    like a champion(DS) rejoicing to run his course.
It rises at one end of the heavens(DT)
    and makes its circuit to the other;(DU)
    nothing is deprived of its warmth.

The law of the Lord(DV) is perfect,(DW)
    refreshing the soul.(DX)
The statutes of the Lord are trustworthy,(DY)
    making wise the simple.(DZ)
The precepts of the Lord are right,(EA)
    giving joy(EB) to the heart.
The commands of the Lord are radiant,
    giving light to the eyes.(EC)
The fear of the Lord(ED) is pure,
    enduring forever.
The decrees of the Lord are firm,
    and all of them are righteous.(EE)

10 They are more precious than gold,(EF)
    than much pure gold;
they are sweeter than honey,(EG)
    than honey from the honeycomb.(EH)
11 By them your servant is warned;
    in keeping them there is great reward.
12 But who can discern their own errors?
    Forgive my hidden faults.(EI)
13 Keep your servant also from willful sins;(EJ)
    may they not rule over me.(EK)
Then I will be blameless,(EL)
    innocent of great transgression.

14 May these words of my mouth and this meditation of my heart
    be pleasing(EM) in your sight,
    Lord, my Rock(EN) and my Redeemer.(EO)

Footnotes

  1. Psalm 18:1 In Hebrew texts 18:1-50 is numbered 18:2-51.
  2. Psalm 18:2 Or sovereign
  3. Psalm 18:2 Horn here symbolizes strength.
  4. Psalm 18:13 Some Hebrew manuscripts and Septuagint (see also 2 Samuel 22:14); most Hebrew manuscripts resounded, / amid hailstones and bolts of lightning
  5. Psalm 18:29 Or can run through a barricade
  6. Psalm 18:42 Many Hebrew manuscripts, Septuagint, Syriac and Targum (see also 2 Samuel 22:43); Masoretic Text I poured them out
  7. Psalm 19:1 In Hebrew texts 19:1-14 is numbered 19:2-15.
  8. Psalm 19:4 Septuagint, Jerome and Syriac; Hebrew measuring line

17 Terwijl hij in Milete was, liet hij de leiders van de christengemeente te Efeze bij zich komen en 18 zei tegen hen: ‘U weet hoe ik onder u heb geleefd, hoe ik vanaf de eerste stap die ik in Asia zette, 19 de Here in alle nederigheid heb gediend. Door de aanslagen van de Joden had ik het zwaar te verduren en dat heeft mij veel tranen gekost. 20 Niets van wat goed en belangrijk voor u was, heb ik achtergehouden. Ik heb u onderwezen, zowel in het openbaar als bij u thuis. 21 Ik heb er bij Joden en Grieken op aangedrongen zich tot God te bekeren en in de Here Jezus te geloven. 22 Nu ben ik op weg naar Jeruzalem omdat de Heilige Geest mij ertoe dringt. Hoewel ik niet precies weet wat mij daar zal overkomen, 23 zegt de Heilige Geest mij nadrukkelijk in elke stad waar ik kom, dat mij gevangenschap en vervolging te wachten staat. 24 Maar ik geef niets om mijn eigen leven. Ik hoop alleen dat ik mijn doel mag bereiken en de opdracht die de Here Jezus mij heeft gegeven tot een goed einde mag brengen. Ik moet andere mensen het goede nieuws vertellen van de genade van God. 25 Ik weet dat niemand van u aan wie ik het Koninkrijk van God bekend heb gemaakt, mij meer zal zien. 26 Ik wil u nu dan ook duidelijk zeggen dat u zelf de verantwoording draagt over uw leven. 27 Want ik heb u alles over Gods wil en plan verteld. 28 Pas goed op uzelf en op de kudde waarover de Heilige Geest u het toezicht heeft gegeven. Leef als herders voor de gemeente van God, die Hij door het bloed van zijn eigen Zoon heeft verkregen. 29 Want ik weet dat er na mijn vertrek valse leraren, als hongerige wolven, bij u zullen komen. Zij zullen de kudde niet ontzien. 30 Zelfs mensen uit uw eigen kring zullen de waarheid verdraaien en proberen de christenen aan hun kant te krijgen. 31 Wees daarom op uw hoede. Vergeet niet dat ik, in de drie jaar dat ik bij u was, ieder van u voortdurend heb terechtgewezen, zowel ʼs nachts als overdag en vaak onder tranen. 32 Nu vertrouw ik u aan de Here toe. Hij zal u zijn goedheid doen ervaren. Hij kan u versterken in uw geloof en u het deel geven van de erfenis, die Hij heeft bestemd voor allen die Hem toebehoren. 33 Ik ben nooit op zilver, goud of kleding van anderen uit geweest. 34 U weet dat ik met mijn eigen handen de kost heb verdiend voor mijzelf en mijn medewerkers. 35 Ik heb u steeds laten zien dat wij, door zó te werken, de armen tot steun moeten zijn. Denk maar eens aan de woorden van de Here Jezus. Hij zei dat geven beter is dan ontvangen.’

36 Toen hij uitgesproken was, knielde Paulus samen met hen allen neer en bad. 37 Zij begonnen allemaal te huilen, vielen hem om de hals en kusten hem. 38 Waar zij het meeste verdriet om hadden, was dat hij had gezegd dat zij hem niet zouden terugzien. Daarna brachten ze hem naar het schip.

Read full chapter

Paulus neemt afscheid van de gemeente in Efeze

17 Maar vanuit Milete stuurde hij iemand naar Efeze. Deze man moest de leiders van de gemeente daar vragen om naar Paulus toe te komen. 18 Toen ze bij hem waren gekomen, nam hij afscheid van hen. Hij zei: "Jullie weten hoe ik me vroeger bij jullie heb gedragen. 19 Vanaf de dag dat ik bij jullie in Asia voet aan wal zette, heb ik de Heer nederig gediend. Ik heb met tranen voor jullie gebeden. Ook heb ik veel moeilijkheden gehad doordat de Joden probeerden mij te vermoorden. 20 Ik heb alles gedaan om jullie alles te leren wat goed voor jullie was – op straat, in de synagoge en bij de mensen thuis. 21 Aldoor heb ik Joden en Grieken gezegd dat ze zich voortaan op God moeten richten en moeten geloven in onze Heer Jezus.

22 Nu reis ik naar Jeruzalem als gevangene van de Heilige Geest. Ik weet niet precies wat er daar met mij zal gebeuren. 23 Ik weet alleen dat mij in Jeruzalem boeien en moeilijkheden te wachten staan. Want dat zegt de Heilige Geest me in elke stad. 24 Maar ik vind dat allemaal niet belangrijk. Ik vind niets belangrijk, zelfs mijn eigen leven niet. Ik wil blij alles doen wat Jezus van mij vraagt. De taak die Hij mij heeft gegeven, wil ik helemaal afmaken. Die taak is: het goede nieuws van Gods liefdevolle goedheid aan de mensen vertellen.

25 Ook bij jullie heb ik over het Koninkrijk van God verteld. En ik weet dat jullie mij niet meer zullen terugzien. 26 Daarom zeg ik vandaag duidelijk dat het niet míjn schuld is als iemand sterft zónder in Jezus te geloven. 27 Want zonder ophouden heb ik jullie het hele woord van God verteld. 28 Let goed op jullie zelf en op de hele kudde waarvan jullie de leiders zijn. De Heilige Geest heeft jullie de taak gegeven om de gemeente van God te hoeden en te leiden. Hij heeft die kudde met zijn eigen bloed gekocht. 29 Ik weet dat na mijn vertrek gevaarlijke wolven in de kudde zullen komen. Zij zullen sommige schapen verslinden. 30 Mensen uit jullie eigen groep zullen verkeerde dingen aan de leerlingen leren. Ze zullen proberen om hen te laten geloven wat ze zeggen.

31 Let dus goed op. Bedenk dat ik drie jaar lang dag en nacht hard voor jullie heb gewerkt. Aldoor ben ik bezig geweest om jullie allemaal op te bouwen en op te voeden in het geloof. Dat deed ik soms zelfs onder tranen. 32 Nu vertrouw ik jullie toe aan de Heer en aan het woord van zijn liefdevolle goedheid. Want Hij zal de gemeente opbouwen en jullie je deel van zijn erfenis geven. 33 Van niemand heb ik geld of kleding gevraagd. 34 Jullie weten dat ik zelf altijd hard heb gewerkt voor alles wat ik nodig had. Ook voor de mensen die bij mij waren. 35 Ik heb jullie in alles laten zien dat je, door zó te werken, voor de arme mensen in de gemeente kan zorgen. Daardoor kunnen jullie onthouden dat de Heer Jezus Zelf heeft gezegd dat het fijner is om te geven dan om te krijgen."

36 Toen knielde Paulus neer en bad met alle leiders van de gemeente. 37 Ze huilden allemaal, omhelsden Paulus en kusten hem steeds opnieuw. 38 Ze waren er erg verdrietig over dat hij gezegd had dat ze hem niet meer zouden terugzien. Toen brachten ze hem naar het schip.

Read full chapter

17 From Miletus,(A) Paul sent to Ephesus for the elders(B) of the church. 18 When they arrived, he said to them: “You know how I lived the whole time I was with you,(C) from the first day I came into the province of Asia.(D) 19 I served the Lord with great humility and with tears(E) and in the midst of severe testing by the plots of my Jewish opponents.(F) 20 You know that I have not hesitated to preach anything(G) that would be helpful to you but have taught you publicly and from house to house. 21 I have declared to both Jews(H) and Greeks that they must turn to God in repentance(I) and have faith in our Lord Jesus.(J)

22 “And now, compelled by the Spirit, I am going to Jerusalem,(K) not knowing what will happen to me there. 23 I only know that in every city the Holy Spirit warns me(L) that prison and hardships are facing me.(M) 24 However, I consider my life worth nothing to me;(N) my only aim is to finish the race(O) and complete the task(P) the Lord Jesus has given me(Q)—the task of testifying to the good news of God’s grace.(R)

25 “Now I know that none of you among whom I have gone about preaching the kingdom(S) will ever see me again.(T) 26 Therefore, I declare to you today that I am innocent of the blood of any of you.(U) 27 For I have not hesitated to proclaim to you the whole will of God.(V) 28 Keep watch over yourselves and all the flock(W) of which the Holy Spirit has made you overseers.(X) Be shepherds of the church of God,[a](Y) which he bought(Z) with his own blood.[b](AA) 29 I know that after I leave, savage wolves(AB) will come in among you and will not spare the flock.(AC) 30 Even from your own number men will arise and distort the truth in order to draw away disciples(AD) after them. 31 So be on your guard! Remember that for three years(AE) I never stopped warning each of you night and day with tears.(AF)

32 “Now I commit you to God(AG) and to the word of his grace, which can build you up and give you an inheritance(AH) among all those who are sanctified.(AI) 33 I have not coveted anyone’s silver or gold or clothing.(AJ) 34 You yourselves know that these hands of mine have supplied my own needs and the needs of my companions.(AK) 35 In everything I did, I showed you that by this kind of hard work we must help the weak, remembering the words the Lord Jesus himself said: ‘It is more blessed to give than to receive.’

36 When Paul had finished speaking, he knelt down with all of them and prayed.(AL) 37 They all wept as they embraced him and kissed him.(AM) 38 What grieved them most was his statement that they would never see his face again.(AN) Then they accompanied him to the ship.(AO)

Read full chapter

Footnotes

  1. Acts 20:28 Many manuscripts of the Lord
  2. Acts 20:28 Or with the blood of his own Son