Add parallel Print Page Options

27 Verheug u niet bij voorbaat over de dag van morgen, want u weet niet wat een dag zal brengen.
Laat u liever door een ander prijzen, dat is beter dan dat u zichzelf prijst.
Een steen is zwaar en zand gewichtig, maar de woede van een dwaas is zwaarder om te dragen.
Boosheid en overmatige woede brengen wreedheid voort, maar zij zijn nog niets vergeleken bij jaloezie.
Een openlijke bestraffing is beter dan dat iemand zwijgt uit liefde.
De berispingen van iemand die van u houdt, worden ingegeven door vriendschap. Maar vriendelijkheid van iemand die u haat, komt voort uit bedrog.
Iemand die zojuist gegeten heeft, taalt niet meer naar lekker eten, maar honger maakt rauwe bonen zoet.
Zoals een uit het nest gevallen vogel rondzwerft, zo doolt een man rond die zijn vaderstad verliet.
Geurige olie maakt het hart blij, net zoals de goede raad die de ene vriend de andere geeft.
10 Verlaat uw vriend en die van uw vader niet, maar wendt u in tijden van tegenspoed niet tot uw broeder. Want een goede buurman is beter dan een ver familielid.
11 Wees verstandig, mijn zoon, en maak mijn hart blij, dan kan ik wie mij aanvalt van repliek dienen.
12 Een bedachtzaam en verstandig mens ziet het dreigend gevaar en verbergt zich, maar de onverstandigen blijven gewoon doorgaan en worden dus gestraft.
13 Heeft iemand zich garant gesteld voor een onbekende, neem dan zijn mantel als onderpand.
14 Wie zijn kennis al ʼs morgens vroeg luidruchtig en joviaal een groet toeroept, zal met argwaan bekeken worden.
15 Een lekkend dak bij zware regen is net zo erg als een ruziënde vrouw.
16 Zij is net zo ongrijpbaar als de wind, netzomin te verbergen als de geurige olie die u op uw rechterhand strijkt.
17 Zoals ijzer met ijzer wordt geslepen, zo scherpt de ene mens de ander.
18 Wie goed voor de vijgenboom zorgt, zal de vijgen ervan eten. Wie zorg heeft voor zijn heer, wordt gerespecteerd.
19 Zoals het water het uiterlijk van een mens weerspiegelt, geeft het hart van een mens zijn innerlijk weer.
20 Hel en verderf zijn nooit te verzadigen, datzelfde geldt voor de verlangens van een mens.
21 Zoals de smeltkroes het zilver toetst en de oven het goud, zo wordt een mens getoetst door zijn reputatie.
22 Al stamp je een dwaas in een mortier met een vijzel, midden tussen het gestampte graan, toch raakt hij zijn dwaasheid niet kwijt.
23 Doe uw best om elk schaap in uw kudde te kennen, let goed op uw have en vee.
24 Want rijkdom duurt niet eeuwig en aanzien en rijkdom gaan niet vanzelfsprekend over van vader op zoon.
25 Wanneer het gras opkomt en begint te bloeien, moeten de gewassen op de berghellingen worden geoogst.
26 De huiden en de wol van uw lammeren kunt u gebruiken voor kleding, met de bokken kunt u betalen voor de grond.
27 Bovendien is de geitenmelk grondstof van veel voedsel voor u, uw gezin en uw personeel.

28 Goddelozen vluchten, ook als ze niet worden achtervolgd, maar iedere rechtvaardige heeft de moed van een jonge leeuw.
Als de inwoners van een land veel zondigen, volgen de koningen elkaar in snel tempo op, maar verstandige en wijze onderdanen maken lange regeerperioden mogelijk.
Een arme man die andere armen onderdrukt, lijkt op een verwoestende slagregen die alle gewassen op het veld neerslaat.
Wie de wet de rug toekeren, hebben bewondering voor de goddelozen, maar wie naar de wet leven, binden de strijd tegen hen aan.
Boosdoeners begrijpen niet wat de Here van hen verwacht, maar zij die naar de Here luisteren, beseffen dat maar al te goed.
Een arme die oprecht en eerlijk leeft, is beter dan een zondaar, ook al is die rijk.
Wie leeft naar de wet, is een verstandige zoon. Maar wie het gezelschap van brassers zoekt, bezorgt zijn ouders schande en verdriet.
Wie zijn rijkdom verzamelt door woekerrente en te hoge prijzen, doet al dat werk, zonder het te beseffen, voor degene die zich over de armen ontfermt.
Wie weigert naar de wet te luisteren, moet weten dat God zijn gebed verafschuwt.
10 Wie oprechten ompraat en op het verkeerde pad brengt, stort zelf in de kuil die hij voor hen groef. Wie God volgen, zullen echter gelukkig worden.
11 Een rijk man doet wat hem goeddunkt, maar de arme die verstandiger is dan hij, kijkt dwars door zijn rijkdom en weelde heen.
12 Wanneer het de rechtvaardigen goed gaat, gaat het het hele land goed, maar bij de opkomst van de goddelozen verbergen de mensen zich uit angst.
13 Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed, maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade.
14 Gelukkig is hij die ontzag heeft voor de Here, maar wie opstandig blijft, wordt in het verderf gestort.
15 Een goddeloze leider van een arm volk gaat tekeer als een brullende leeuw en een grommende beer.
16 Een onverstandige koning bezorgt zijn onderdanen veel onderdrukking, maar wie niet alles opoffert aan geldelijk gewin, wordt oud.
17 Wie een moord op zijn geweten heeft, zal tot zijn dood toe vluchten. Laat niemand hem daarvan weerhouden!
18 Wie oprecht leeft, wordt gered, maar wie van twee walletjes wil eten, zal ten val komen.
19 Wie zijn land bebouwt, krijgt genoeg te eten, maar wie met leeglopers optrekt, staat armoede te wachten.
20 Wie betrouwbaar is, zal volop worden gezegend, maar wie ten koste van alles rijk wil worden, zal zijn straf niet ontlopen.
21 Partijdig zijn is niet goed, maar al voor een stuk brood is men ertoe bereid.
22 Wie nietsontziend rijkdom najaagt, wordt een gierig en kwaadaardig mens. Hij weet het nog niet, maar armoede staat hem te wachten.
23 Wie wordt berispt, zal merken dat hem dat goed doet en dat het beter is dan wanneer hij naar de mond wordt gepraat.
24 Wie zijn ouders berooft en zegt: ‘Daar is niets verkeerds aan,’ is slecht en staat gelijk aan een misdadiger.
25 Een onbescheiden mens is een aanstichter van ruzie, maar wie op de Here vertrouwt, gaat het goed.
26 Wie op eigen oordeel vertrouwt, is een dwaas, maar wie op Gods wijsheid bouwt, ontkomt aan de straf.
27 Wie een arme geeft, zal zelf geen gebrek lijden, maar wie de nood van de armen niet wil zien, zal veelvuldig worden vervloekt.
28 Wanneer de goddelozen aan de macht komen, verbergen de mensen zich uit angst, maar wanneer die goddelozen omkomen, gaat het de rechtvaardigen weer goed.

29 Een man die ondanks veelvuldige waarschuwingen weigert zijn leven te beteren, komt onverwacht ten val.
Wanneer de rechtvaardigen aan de macht komen, voelt het volk zich tevreden, maar onder het bewind van een goddeloze wordt het volk verdrukt.
Een vader is blij met een verstandige zoon, maar een hoerenloper jaagt zijn geld erdoor.
Een koning houdt zijn land gezond door rechtvaardig te regeren, maar een corrupte koning leidt zijn land naar de ondergang.
Iemand die zijn naaste stroop om de mond smeert, misleidt hem.
Een boosdoener zit gevangen in zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige leeft blij en zingt van vreugde.
Een rechtvaardige rechter spant zich in voor de armen, de goddeloze beseft echter niet dat hij de arme moet helpen.
Spotters zijn een schandvlek en een gevaar voor een stad, wijze mensen weten Gods toorn echter af te wenden.
Het is zinloos als een verstandig mens een dwaas voor de rechter sleept. Of hij nu vriendelijk is of kwaad, de dwaas is toch niet tot rede te brengen.
10 Bloeddorstige lieden hebben een hekel aan eerlijke mensen, maar oprechten trachten hun leven te redden.
11 Een dwaas schreeuwt van woede, een verstandig mens beheerst zich en komt tot rust.
12 Een leider die naar leugens luistert, heeft goddeloze dienaars.
13 De overeenkomst tussen een arm mens en een machthebber is dat beiden van God het licht in de ogen hebben gekregen.
14 Een koning die de rechten van de arme serieus neemt, is zeker van zijn macht.
15 Straf en berisping leiden tot wijsheid, maar een kind dat aan zichzelf wordt overgelaten, wordt een schande voor zijn ouders.
16 Groeit het aantal goddelozen, dan neemt ook de zonde toe, maar de rechtvaardigen zullen hen overleven.
17 Als u uw zoon bestraft, komt hij goed terecht, hij zal u reden tot blijdschap geven.
18 Als het volk Gods boodschap niet meer hoort, raakt het uit de koers. Gelukkig is hij die naar Gods wet leeft.
19 Een knecht luistert nauwelijks naar berisping. Hij hoort u wel, maar trekt zich er niets van aan.
20 Kent u iemand die onbezonnen spreekt? Zoʼn man is nog dommer dan een dwaas.
21 Als u te goed bent voor een knecht, denkt hij ten slotte dat hij dezelfde rechten heeft als uw zoon.
22 Iemand die snel kwaad wordt, lokt ruzie uit en een opvliegend mens zondigt maar al te gemakkelijk.
23 Hoogmoed komt voor de val, maar een nederig mens wordt gewaardeerd.
24 Wie met een dief de buit deelt, schaadt zichzelf. Hetzelfde geldt voor iemand die een vloek hoort en daar niets van zegt.
25 Angst voor mensen is een valstrik, maar wie op God vertrouwt, is onaantastbaar.
26 Veel mensen verwachten hun heil van hooggeplaatsten, maar de Here heeft het laatste woord.
27 Een oprecht mens verafschuwt een boosdoener, op zijn beurt heeft de boosdoener een afkeer van mensen die eerlijk leven.

Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)

27 Schep niet aldoor op over wat je morgen gaat doen.
Want je weet niet wat er zal gebeuren.

Laat een ander jou maar prijzen.
Het is beter dat een ander het doet, dan jouw eigen mond.

Een steen is zwaar en zand weegt veel,
maar de woede van een dwaas mens is nog veel zwaarder om over je heen te krijgen.

Boosheid is slecht voor je en woede overspoelt je,
maar van jaloersheid ga je helemáál kapot.

Het is beter om iemand openlijk te waarschuwen dat hij verkeerd doet,
dan je mond te houden omdat je van hem houdt.

Strenge woorden van een vriend doen wel pijn, maar zijn met goede bedoelingen gezegd.
Maar een vijand omhelst je zonder dat hij het meent.

Iemand die genoeg te eten heeft, laat lekkere dingen staan.
Maar iemand die honger heeft, eet zelfs dingen die niet lekker zijn.

Een man die ver van huis rondzwerft,
is als een vogel die rondzwerft ver buiten zijn nest.

De geur van parfum is heerlijk.
Net zo heerlijk zijn vriendschap en goede raad.

10 Laat je vriend en de vriend van je vader niet in de steek.
Maar ga niet naar je broer als je in moeilijkheden zit.
Je hebt meer aan een vriend dichtbij,
dan aan een broer ver weg.

11 Wees wijs, mijn zoon, dan zal ik blij over je zijn.
Want ik zal een goed antwoord hebben tegen de mensen die mij belachelijk maken.

12 Een verstandig mens ziet moeilijkheden aankomen en zorgt dat hij in veiligheid komt.
Maar slechte mensen gaan maar door en worden gestraft.

13 Pak de mantel af van iemand die borg is gaan staan voor een onbekende.
Geef die mantel als onderpand aan mensen die je niet kent.

14 Als je elke ochtend je buurman luidruchtig groet,
maak je hem kwaad zodat hij je tenslotte vervloekt.

15 Een druppelend lek op een dag dat het stortregent is net zo erg
als een vrouw die altijd ruzie zoekt.
16 Haar stilhouden is net zo moeilijk als de wind tegenhouden.
Het is net zo onmogelijk als de geur verbergen van parfum aan je hand.

17 Zoals ijzer met ijzer scherp wordt gemaakt,
zo scherpt de ene mens de andere.

18 De man die voor de vijgenboom zorgt, mag ook van de vijgen eten.
De man die goed voor zijn heer zorgt, mag daarvoor geprezen worden.

19 Kijk in de spiegel als je wil weten hoe je er uitziet.
Kijk in je hart als je wil weten hoe je werkelijk bent.

20 Het dodenrijk en de dood hebben nooit genoeg.
Net zo hebben de mensen nooit genoeg: wat hun ogen zien, willen ze hebben.

21 In de smelt-oven blijkt wat het zilver en het goud waard zijn.
Wat een mens waard is, blijkt uit wat anderen over hem zeggen.

22 Al leg je een dwaas mens in een vijzel
en stamp je hem, samen met de graankorrels,
de dwaasheid stamp je er niet uit.

23 Zorg ervoor dat het goed gaat met je vee.
Zorg dat je kudden altijd genoeg te eten hebben.
24 Want rijkdom blijft niet voor eeuwig.
Een koningskroon gaat toch ook niet aldoor over op de volgende zoon?
25 Laat je dieren grazen in het jonge gras,
haal hooi voor ze uit de bergen.
26 Want je schapen zorgen ervoor dat je wol hebt voor kleren.
Met je geiten kun je betalen voor een nieuwe akker.
27 Bovendien geven ze melk en vlees
voor je gezin en voor je slavinnen.

Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)

28 Slechte mensen slaan op de vlucht,
zonder dat er iemand is die hen achtervolgt.
Maar goede mensen zijn zo moedig als een leeuw.

Als de mensen in een land slecht zijn, is er steeds een nieuwe koning.
Maar als er wijze, verstandige mensen leven, heerst een koning lang.

Een arme man die andere arme mensen verdrukt,
is net zo erg als een stortregen die de hele oogst wegspoelt zodat er geen brood is.

Mensen die zich niet aan Gods wet houden, prijzen slechte mensen.
Maar mensen die zich wel aan Gods wet houden, bestrijden hen juist.

Slechte mensen begrijpen niets van rechtvaardigheid.
Maar mensen die van de Heer houden, weten er alles van.

Het is beter om arm te zijn maar rechtvaardig,
dan rijk en oneerlijk.

Een zoon die zich aan Gods wet houdt, is een verstandige zoon.
Maar een zoon die alleen met nietsnutten omgaat, zet zijn vader voor schut.

Iemand die rijk wordt door zijn geld uit te lenen tegen een veel te hoge rente,
verzamelt het uiteindelijk voor hen die arme mensen helpen.

Als iemand niet wil luisteren naar de wet van God,
wil de Heer niet luisteren naar zijn gebeden. Hij walgt ervan.

10 Iemand die eerlijke mensen op het slechte pad brengt,
zal in zijn eigen valkuil vallen.
Maar met rechtvaardige mensen zal het goed gaan.

11 Een rijk mens vindt zichzelf misschien wel heel erg wijs,
maar een arm mens met verstand heeft hem wel door.

12 Als goede mensen blij zijn met hun koning, gaat het goed met het land.
Maar als er veel slechte mensen zijn, verbergen de bewoners zich.

13 Als je nooit je fouten toegeeft, zal het niet goed met je gaan.
Maar als je ze hardop toegeeft en ze niet meer doet, zul je vergeving krijgen.

14 Het zal heerlijk voor je zijn als je altijd diep ontzag voor God hebt.
Maar als je koppig en ongehoorzaam aan Hem bent, loopt het slecht met je af.

15 Een koning die zich niets van God aantrekt en over een arm volk heerst,
is net zo gevaarlijk als een brullende leeuw of een hongerige beer.

16 Een koning die zijn volk uitbuit, heeft geen verstand.
Want alleen een koning die uitbuiting haat, zal lang regeren.

17 Iemand die achtervolgd wordt voor een moord,
vlucht de dood in de armen. Houd hem niet tegen.

18 Goede mensen zullen worden gered.
Maar met mensen die slechte dingen doen, loopt het slecht af.

19 Als je op je akker werkt, zul je brood hebben.
Maar als je lui bent, zul je armoede oogsten.

20 Voor een betrouwbaar mens zal God goed zijn.
Maar iemand die zo snel mogelijk rijk wil worden, zal worden gestraft.

21 Het is verkeerd om mensen voor te trekken.
Maar sommige mensen laten zich al omkopen met een stuk brood.

22 Mensen die hebzuchtig zijn, verlangen naar rijkdom.
Ze weten niet dat ze uiteindelijk arm zullen worden.

23 Als je iemand waarschuwt voor wat hij verkeerd doet, zal hij je achteraf dankbaar zijn.
Dat is hij niet als je hem alleen maar vleit met mooie woorden.

24 Iemand die van zijn ouders steelt en zegt dat dat niet erg is,
is net zo slecht als een moordenaar.

25 Trotse en eigenwijze mensen veroorzaken ruzies.
Maar met mensen die op de Heer vertrouwen, zal het altijd goed gaan.

26 Het is dwaas om op jezelf te vertrouwen.
Maar als je je door wijsheid laat leiden, zul je steeds worden gered.

27 Als je aan arme mensen geeft, zul je nooit tekort komen.
Maar als je doet alsof je het niet ziet als een ander in nood is, word je vervloekt.

28 Als slechte mensen aan de macht komen, verbergen de mensen zich.
Maar als de slechte machthebbers zijn gedood, vind je weer overal goede mensen.

Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)

29 Als iemand koppig blijft nadat hij al meerdere keren is gewaarschuwd,
loopt het slecht met hem af. Er blijft niets van hem over.

Als er goede mensen heersen, is het volk gelukkig.
Maar als het volk wordt geregeerd door een slecht mens, zuchten de mensen.

Als je van wijsheid houdt, maak je je ouders blij.
Maar als je ervan houdt om naar de hoeren te gaan, verspil je al je geld.

Als een koning rechtvaardig regeert, gaat het goed met zijn land.
Maar als hij zich tot oneerlijkheid laat omkopen, maakt hij zijn land kapot.

Als je andere mensen vleit,
loopt het uiteindelijk slecht met hen af.

Met een slecht mens loopt het slecht af.
Maar een goed mens is vrolijk en blij.

Goede mensen hebben oog voor de rechten van arme mensen.
Maar slechte mensen letten daar niet op.

Een slecht mens kan een hele stad in rep en roer brengen.
Maar iemand die wijs is, brengt mensen juist tot rust.

Het heeft voor een wijs mens geen zin een rechtszaak aan te gaan met een dwaas.
Want of hij nu kwaad op hem wordt of om hem lacht, er komt geen duidelijkheid.

10 Moordenaars haten rechtvaardige mensen.
Maar eerlijke mensen proberen hen juist te redden.

11 Dwaze mensen zeggen alles wat ze denken.
Maar wijze mensen houden hun gedachten voor zich.

12 Als een heerser naar leugens luistert,
worden al zijn dienaren onbetrouwbaar.

13 Onderdrukte mensen en mensen die onderdrukken hebben één ding gemeenschappelijk:
allebei hebben zij hun leven van de Heer gekregen.

14 Een koning die eerlijk rechtspreekt over arme mensen,
zal lang regeren.

15 Stokslagen en waarschuwingen maken iemand wijs.
Maar een kind dat nooit straf krijgt, is een schande voor zijn ouders.

16 Als er steeds meer slechte mensen komen, is er ook steeds meer misdaad.
Maar de goede mensen zullen zien hoe de slechte mensen ten val komen.

17 Voed je zoon op en geef hem straf als het nodig is.
Dan zul je je geen zorgen over hem hoeven te maken.
Je zal van hem genieten.

18 Als Gods wil niet langer bekend wordt gemaakt, gaat het volk steeds slechtere dingen doen.
Maar het gaat goed met mensen die zich aan Gods wet houden.

19 Een slaaf kun je niet met alleen woorden bestraffen.
Want ook al hoort hij wat je zegt, hij trekt zich er niets van aan.

20 Er is meer hoop voor een dwaas,
dan voor iemand die te snel iets zegt.

21 Als je je slaaf vanaf zijn jeugd verwent,
zal hij uiteindelijk als je zoon behandeld willen worden.

22 Driftige mensen veroorzaken ruzies.
Mensen die snel boos worden, doen veel verkeerde dingen.

23 Trotse mensen worden uiteindelijk vernederd.
Maar bescheiden mensen zullen worden geprezen.

24 Iemand die van een dief een deel van de buit krijgt, komt zelf in gevaar.
Want als hij opgeroepen wordt om te komen getuigen van wat er gebeurd is, komt hij niet.
Dan is hij net zo schuldig als de dief.[a]

25 Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf.
Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen.

26 Heel veel mensen proberen van de koning iets gedaan te krijgen.
Maar uiteindelijk gebeurt wat de Heer rechtvaardig vindt.

27 Een goed mens haat het als mensen zich niets van God aantrekken.
En de mensen die zich niets van God aantrekken, haten goede mensen.

Footnotes

  1. Spreuken 29:24 Vergelijk dit met Leviticus 5:1.

Het gezag van Paulus

10 Ik doe u, zo zacht en vriendelijk als Christus Zelf, een dringend verzoek. Een verzoek van mij, Paulus, die als ik bij u ben zo terughoudend ben, maar van veraf u duidelijk de waarheid zeg. Ik vraag u mij er niet toe te dwingen te laten zien hoe streng ik kan zijn. Ik zou het heel vervelend vinden als ik zo moest optreden tegen sommigen van u, die vinden dat ik op al te menselijke wijze optreed.

Nu is het waar dat ik maar een gewoon mens ben, maar ik ga niet op menselijke wijze te werk om de strijd te winnen. Ik strijd met Gods wapens, niet met menselijke, om elke tegenstand te breken. Met deze wapens zijn alle argumenten waarmee men zich tegen God verzet, te ontzenuwen, alle barrières tussen God en de mensen worden daardoor omvergehaald. Met deze wapens breek ik elke opstand van menselijk denken om die terug te brengen tot gehoorzaamheid aan Christus. Zodra blijkt dat u volledig gehoorzaamt, zal ik deze wapens blijven gebruiken tegen elke ongehoorzaamheid die nog de kop opsteekt.

U kijkt naar de buitenkant van de dingen. Als iemand meent Christus te kennen, laat hij dan beseffen dat dit zeker ook voor mij geldt. Het lijkt misschien dat ik teveel opgeef over mijn gezag over u—gezag om u te helpen trouwens en niet om u pijn te doen—ik zal het echter wel waarmaken. Ik zeg dit omdat u niet moet denken dat ik u bang wil maken met mijn brieven. 10 Als sommigen van u zeggen: ‘Zijn brieven zijn wel gewichtig en streng, maar zijn persoonlijk optreden is helemaal niet zo sterk en hij spreekt aarzelend,’ 11 dan kan ik u verzekeren dat ik, wanneer ik bij u ben, precies zo optreed als in mijn brieven!

12 Wij wagen het niet onszelf te vergelijken met die mannen die zichzelf aanbevelen. Hun probleem is dat zij zich alleen maar met elkaar vergelijken en hun waarde afmeten aan hun eigen denkbeelden. 13 Wij overschatten onszelf echter niet, zij wel. Waar het ons om gaat, is beoordeeld te worden naar de maatstaf waarmee God oordeelt en dat geldt ook voor ons optreden naar u toe. 14 Wij gaan beslist niet te ver als wij zeggen gezag over u te hebben. Want wij waren de eersten die u het goede nieuws over Christus hebben gebracht. 15 Wij willen niet de eer van andermans werk voor onszelf opeisen, maar wij hopen dat uw geloof zal groeien en dat wij een groot werk onder u mogen doen, natuurlijk voor zover dat overeenkomt met Gods plannen. 16 Daarna zullen wij het goede nieuws brengen op plaatsen die nog verder weg liggen dan Korinthe, waar nog niemand werkt. Dan zal niemand ons kunnen verwijten dat wij op het werk van een ander voortborduren.

17 Als iemand zich wil beroemen, laat hij zich dan op de Here beroemen. 18 Iemand die zichzelf aanprijst, is niet van waarde. Maar als iemand door de Here geroemd wordt, is dat een bewijs van zijn waarde.

Paulus legt uit dat hij een echte boodschapper van God is

10 Verder wil ik jullie iets vragen met het geduld en de vriendelijkheid van Christus. De mensen zeggen namelijk over mij dat ik verlegen ben als ik bij jullie ben, maar dat ik op een afstand een grote mond tegen jullie durf te hebben. Wat ik jullie wil vragen is dit: zorg ervoor dat ik, ook wanneer ik bij jullie kom, niet streng tegen jullie zal hoeven te zijn. Ik zal alleen streng zijn tegen de mensen die zeggen dat ik alleen maar op mijn eigen belang uit ben.

Want we zijn wel gewone mensen die in deze wereld leven, maar we gebruiken geen menselijke wapens. De wapens van onze strijd zijn geen menselijke wapens, maar geestelijke wapens. Het zijn sterke wapens van God, die elke geestelijke muur kunnen afbreken. Als mensen God niet willen gehoorzamen, kunnen we met die wapens elke redenering van hen uit de weg ruimen. Alles wat in de weg staat om God werkelijk te leren kennen, kunnen we als het ware gevangen nemen: alle verkeerde gedachten, redeneringen en ideeën. En daarna kunnen we die gehoorzaam maken aan Christus. We staan klaar om zo elke ongehoorzaamheid met deze wapens uit de weg te ruimen, totdat jullie Christus in alles gehoorzamen.

Jullie kijken alleen maar naar iemands buitenkant. Maar als iemand zeker weet dat hij bij Christus hoort, dan moet hij goed bedenken dat wij óók, net als hij, bij Christus horen. Ik zou nog veel meer kunnen opscheppen over het recht dat ik van de Heer heb gekregen om jullie geloof op te bouwen. (Ik wil het beslist niet afbreken!) En het zou nog steeds waar zijn wat ik zeg! Misschien lijkt het er op dat ik jullie met mijn brieven bang wil maken. 10 Sommige mensen zeggen: 'Zijn brieven zijn indrukwekkend en streng. Maar als je Paulus zelf ziet, stelt hij niet zoveel voor. Je hoeft je echt niets van hem aan te trekken.' 11 Maar ze hebben het mis. Ik wil dat ze weten dat ik van dichtbij precies hetzelfde ben als in mijn brieven!

12 We durven onszelf niet te vergelijken met die boodschappers van God die zichzelf zo geweldig vinden. Maar zij hebben niet door, dat ze zich afmeten aan zichzelf. En ze vergelijken zich met elkaar. Ze hebben niet door hoe dom dat is. 13 Maar wij zullen niet te veel over onszelf opscheppen. We zullen ons precies houden aan de grenzen van de taak die God ons heeft gegeven. Een deel van die taak was om ook naar jullie te gaan met het goede nieuws. 14 We dachten dat we jullie met het goede nieuws konden bereiken. En daarin hebben we ons niet vergist. Want we hébben jullie met het goede nieuws van Christus bereikt. 15 En daarmee gingen we niet buiten de grenzen van de taak die God ons had gegeven. Want nog niemand anders had het goede nieuws al eerder bij jullie gebracht. We scheppen dus niet op over werk wat eigenlijk door anderen is gedaan. Als we opscheppen, is dat over werk wat we zélf hebben gedaan. Als jullie geloof blijft groeien, vertrouwen we er op dat we jullie geloof steeds verder zullen kunnen opbouwen. Dat is dan nog steeds binnen de grenzen die God ons voor onze taak heeft gegeven. 16 Daarna kunnen we niet alleen bij jullie, maar ook nog verder weg het goede nieuws brengen. En dan scheppen we nog steeds niet op over werk wat anderen volgens hún opdracht van God daar al hebben gedaan voordat wij daar komen.

17 In de Boeken staat: "Als iemand wil opscheppen, laat hij dan opscheppen over wat de Heer heeft gedaan en niet over zichzelf." 18 Als iemand trots op zichzelf is, betekent dat niets. Het gaat erom dat de Heer trots op je moet kunnen zijn.