Add parallel Print Page Options

Derde klaaglied – Jeremia's angst en verdriet in de gevangenis

Ik heb gezien wat het betekent als God straft.
Hij heeft het donker om mij heen gemaakt, zonder één enkel lichtpuntje.[a]
De Heer is immers tegen mij, elke dag opnieuw.
Ik ben vel over been, er zit geen vlees meer op mijn botten.
Hij bedreigt mij van alle kanten. Dag en nacht zit ik in de ellende.
Het is zó donker om mij heen, dat het lijkt alsof ik al dood en begraven ben.
Ik zie geen uitweg meer. Hij heeft me in de boeien gezet.
Ik schreeuw tot Hem om hulp, maar Hij luistert niet naar mij.
Ik kan geen kant meer op, want Hij verspert mij de weg.
10 Hij loert op mij als een beer, besluipt mij als een leeuw.

11 Ik kan niet aan Hem ontsnappen. Ik ben volkomen machteloos.
12 Hij spant zijn boog en richt zijn pijl op mij.
13 Zijn pijlen hebben mij doorboord.
14 Mijn volk zingt alle dagen spotliedjes over mij.
15 De Heer geeft me bittere kruiden te eten en bittere gal te drinken.
16 Hij laat me mijn tanden stukbijten op kiezelstenen en drukt mijn gezicht in het stof.
17 Ik weet niet meer wat geluk is. Al het goede ben ik vergeten.
18 Ik heb geen kracht meer. Alleen de Heer kan mij nog helpen.
19 Heer, denk alstublieft aan mijn ellende, aan mijn eenzaamheid!
20 Steeds als ik zo denk, word ik heel verdrietig.

21 Daarom probeer ik steeds weer te bedenken:
22 "Dankzij Gods eindeloze goedheid zijn we niet allemaal gestorven.
23 Elke morgen is Hij opnieuw goed voor ons! U bent zo trouw!"
24 Ik zeg bij mijzelf: "Ik ben van de Heer. Daarom zal Hij mij redden."
25 De Heer is goed voor de mensen die op Hem vertrouwen.
26 Het is goed om rustig te vertrouwen dat de Heer redt.
27 Het is goed voor een mens, als hij het in zijn jeugd moeilijk heeft.
28 Accepteer het rustig, want de Heer doet dat omdat het goed voor ons is.
29 Protesteer niet, maar blijf nederig. Misschien is er nog hoop.
30 Verdraag het dat je wordt geslagen, verdraag alle ellende.
31 Want de Heer laat ons niet voor altijd in de steek.
32 Eerst maakt Hij ons bedroefd.
Maar daarna is Hij weer goed voor ons, omdat Hij zoveel van ons houdt.

33 De Heer maakt ons niet verdrietig omdat Hij dat fijn vindt.
34 Over de hele wereld worden gevangenen vertrapt.
35 Overal is de rechtspraak oneerlijk.
36 Overal worden rechtszaken verdraaid. Maar de Heer ziet het!
37 Maar niemand kan iets doen, als de Heer het niet toestaat.
38 De Allerhoogste God bepaalt wat er gebeurt, kwaad of goed.
39 Waarom jammert een mens dan? Laat hij liever jammeren over zijn eigen ongehoorzaamheid!
40 Laten we zelf eens goed kijken hoe we leven.
Laten we weer gaan leven zoals de Heer het wil!
41 Laten we niet alleen onze handen, maar ook ons hart uitstrekken naar God in de hemel.
42 Laten we tegen Hem zeggen: 'We zijn U ongehoorzaam geweest.
We zijn koppig geweest en ongehoorzaam aan U. Daarom heeft U ons gestraft.
43 U bent woedend geworden en heeft ons onze verdiende straf gegeven.
U heeft ons zonder medelijden gedood.
44 U verbergt Zich voor ons en luistert niet meer naar onze gebeden.
45 U heeft ervoor gezorgd dat we helemaal niemand meer zijn.
Iedereen veracht ons.
46 Al onze vijanden bedreigen ons.'

47 Overal is angst en paniek, dood en vernietiging.
48 Mijn tranen stromen als beken, van verdriet over de verwoesting van Jeruzalem.
49 Dag en nacht staan mijn ogen vol tranen,
50 totdat de Heer mijn verdriet vanuit zijn hemel ziet.
51 Mijn ogen doen pijn van het huilen over mijn stad.
52 Mijn vijanden hebben mij opgejaagd als een vogel. Maar waarom?
53 Ze hebben me in een put gegooid en er een grote steen op gelegd.
54 Ik dacht dat ik er zou verdrinken, dat het mijn einde zou zijn.
55 Ik roep tot U, Heer, diep vanuit de put.

56 U hoort mij wel! Doe niet alsof U mij niet hoort roepen!
57 U bent bij mij als ik U om hulp roep. U zegt: 'Wees niet bang!'
58 U zal voor me opkomen, Heer. U zal mij redden.
59 U ziet hoe slecht ze me behandelen. Kom alstublieft voor mij op!
60 U ziet dat ze me haten. U weet dat ze me kwaad willen doen.
61 U hoort wat ze allemaal over mij zeggen.
62 U hoort welke plannen ze tegen mij smeden.
63 Zie toch wat ze doen: de hele dag lachen ze om me.
64 Heer, straf hen voor wat ze doen!
65 Maak hen doof voor uw waarschuwingen! Vervloek hen!
66 Straf hen en vernietig hen!

Read full chapter

Footnotes

  1. Klaagliederen 3:2 Lees Jeremia 37 en 38.

God heeft door zijn Zoon tegen de mensen gesproken

God heeft vroeger vaak en op veel verschillende manieren tegen onze voorouders gesproken. Dat deed Hij door de profeten. Maar nu, aan het eind van de tijd, heeft Hij tegen óns gesproken door zijn Zoon. Door zijn Zoon heeft Hij de wereld gemaakt. En Hij heeft Hem ook alles gegeven wat bestaat. De Zoon is de 'afbeelding' van God Zelf. In Hem zien we wie God is. In Hem zien we de macht en majesteit van God en het karakter van God. De Zoon zorgt ervoor dat alle dingen bestaan. Want alle dingen bestaan door zijn woord dat één en al kracht is.

Gods Zoon is belangrijker dan de engelen

Eerst heeft de Zoon ervoor gezorgd dat de mensen vergeving konden krijgen voor al hun ongehoorzaamheid aan God. Daarna is Hij naar de hemel gegaan. Daar zit Hij nu naast God op de troon. Hij heeft een veel machtiger plaats gekregen dan de engelen. Dat is omdat Hij veel belangrijker is dan zij. Want tegen geen één engel heeft God ooit gezegd: "Jij bent mijn Zoon. Vanaf vandaag ben Ik jouw Vader." Maar wel tegen de Zoon. Tegen geen één engel heeft Hij ooit gezegd: "Ik zal jouw Vader zijn, en jij zal mijn Zoon zijn." En opnieuw zegt God, op het moment dat Hij zijn eerstgeboren Zoon in de wereld brengt: "Al Gods engelen moeten Hem aanbidden." Van de engelen zegt Hij: "Zijn engelen zijn als de wind. Zijn dienaren zijn als vuurvlammen." Maar van de Zoon zegt Hij: "God, U bent voor eeuwig Koning en U heerst volmaakt rechtvaardig. U houdt van rechtvaardigheid en haat onrechtvaardigheid. Daarom heeft God aan U méér blijdschap gegeven dan aan de anderen om U heen."

10 En God zegt ook: "Heer, U heeft in het begin de hemel en de aarde gemaakt. 11 De hemel en de aarde zullen verdwijnen, maar U blijft voor altijd. Hemel en aarde zullen verslijten als een kledingstuk. 12 U zal ze oprollen als een mantel en ze vervangen door een andere. Maar U blijft dezelfde en aan uw leven komt geen einde."

13 En tegen geen één engel heeft God ooit gezegd: "Ga naast Mij zitten, totdat Ik al je vijanden helemaal verslagen heb." Maar wel tegen de Zoon. 14 De engelen zijn alleen maar dienende geesten. Ze moeten de mensen dienen die al het goede van God zullen krijgen dat God heeft beloofd. (lees verder)

Read full chapter

Psalm 102

Het gebed van iemand die bijna dood gaat van ellende en bij de Heer zijn hart uitstort.

Heer, luister naar mijn gebed.
Ik roep U om hulp!
Laat me niet alleen nu ik in nood ben.
Luister naar mij nu ik U om hulp roep.
Antwoord mij snel!
Want mijn leven verdwijnt als een rookwolk.
Ik voel me opgebrand als hout in de haard.
Mijn hart is dor en droog als gras.
Ik vergeet zelfs om te eten.
Door al mijn verdriet ben ik vel over been geworden.
Ik voel me zo ongelukkig als een pelikaan in de woestijn.
Ik voel me zo alleen als een uil in een ruïne.
Ik kan niet meer slapen.
Ik voel me als een eenzame vogel die alleen op het dak zit.

Mijn vijanden lachen me de hele dag uit.
Ze gebruiken mijn naam als vloek.
10 Mijn brood smaakt me niet: het is alsof ik stof eet.
Mijn tranen stromen in mijn drinkbeker.
11 Want U bent boos op mij.
U heeft me opgetild en weggesmeten.
12 Mijn leven is niet meer dan een schaduw in de avondzon.
Ik voel me zo dor als verdroogd gras.

13 Maar Heer, U heerst voor eeuwig.
U blijft eeuwig bestaan.
14 Op een dag zult U komen uit medelijden met de stad Jeruzalem.
En die dag is nu gekomen.
15 We houden van elke steen van de stad.
We hebben medelijden met haar puinhopen.
16 De volken zullen ontzag voor U hebben.
Alle koningen van de aarde zullen diep ontzag hebben
voor uw hemelse macht en majesteit.
17 Want de Heer zal Jeruzalem weer opbouwen.
Hij zal in zijn volle macht en majesteit komen.
18 Hij zal luisteren naar het gebed van een volk
dat niets meer heeft.
19 Schrijf dit op voor de mensen die ná ons zullen leven.
Dan zullen ook zij de Heer prijzen.
20 Want Hij heeft ons gezien vanuit zijn heilige hemel.
Hij heeft omlaag gekeken naar de aarde.
21 Hij heeft het gezucht van de gevangenen[a] gehoord.
Hij heeft de mensen bevrijd die op de rand van de dood stonden.
22 Daarom zullen de mensen elkaar over de Heer vertellen
en Hem prijzen in Jeruzalem,
23 waar de volken en de koninkrijken
allemaal bij elkaar zullen komen om samen de Heer te aanbidden.

24 U heeft mij mijn kracht ontnomen,
mijn leven korter gemaakt.
25 Mijn God, laat me nog niet sterven.
Mijn leven is pas op de helft!
U leeft Zelf voor eeuwig.
26 U heeft in het begin de aarde neergezet.
Ook de hemel is door U gemaakt.
27 Zij zullen verdwijnen, maar U blijft.
Ze zullen verslijten als een kledingstuk.
U zal ze verwisselen zoals iemand een andere mantel aantrekt.
Ze zullen verdwijnen.
28 Maar U blijft dezelfde.
Aan uw leven komt geen einde.

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalmen 102:21 Bedoeld worden de mensen die door de koning van Babel waren meegenomen naar zijn land. Daar moesten ze voortaan wonen en werken.

21 Zoals door kolen of hout op het vuur de vlammen weer oplaaien,
zo laait door een ruzieachtig mens de ruzie op.

22 Roddelpraatjes slaan wonden.
Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart.

Read full chapter