Add parallel Print Page Options

Een loflied voor God

12 Op die dag zult u zeggen: ‘Ik loof U, Here! Uw toorn was op mij, maar nu troost U mij.

Kijk, God is gekomen om mij te redden! Ik zal vertrouwen en niet bang zijn, want de Here is mijn kracht en mijn lied, Hij is mijn heil. Wat is het een vreugde om te drinken uit zijn fontein van heil!’

Op die wonderbaarlijke dag zult u zeggen: ‘De Here zij gedankt! Geprezen zij zijn Naam! Vertel de wereld over zijn liefdevolle daden. Want Hij is machtig! Zing voor de Here, want Hij heeft wonderbaarlijke dingen gedaan. Maak zijn glorie over de hele wereld bekend. Laten alle inwoners van Jeruzalem met vreugde juichen, want groot en machtig is de Heilige van Israël, die onder u woont.’

De dagen van Babel zijn geteld

13 Dit is de profetie die God aan Jesaja, de zoon van Amoz, over Babel gaf.

Laat de vlaggen en de vaandels wapperen als de vijand tot de aanval overgaat. Roep naar hen, Israël, en geef een teken wanneer zij optrekken tegen Babel om de paleizen van de rijken en de machthebbers te vernietigen. Ik, de Here, heb mijn heilige legers bevel gegeven, Ik heb mijn helden opgeroepen mijn vonnis te voltrekken, ze juichen over mijn overwinning.

Luister eens naar het rumoer in de bergen! Luister naar het geluid van het marcherende leger! Het is het lawaai en de roep van vele volken. Vanuit verre landen heeft de Here van de hemelse legers hen daar gebracht. Zij zijn de wapens die zijn hand tegen u, o Babel, hanteert. Zij dragen zijn toorn met zich mee en zullen uw hele land met de grond gelijk maken. Jammer, want de tijd van de Here is nu gekomen, de tijd dat de Almachtige u verwoest. Uw armen zijn verlamd door angst. De moedigste harten smelten en zijn bang. De angst grijpt u met pijnlijke scheuten, zoals de weeën een zwangere vrouw overvallen. U kijkt elkaar radeloos aan, de schrik staat op uw gezicht te lezen. Want kijk, de dag van de Here is in aantocht, de vreselijke dag van zijn verbolgenheid en vurige toorn. Het land zal worden vernietigd, evenals alle zondaars. 10 De hemelen boven hen zullen donker zijn. De sterren, de zon en de maan zullen geen licht geven. 11 En Ik zal de wereld straffen voor haar kwaad, alle inwoners voor hun zonden. Ik zal de arrogantie van de trotse man en de hooghartigheid van de rijke neerslaan. 12 Mensen zullen schaars zijn als goud, zeldzamer dan het goud van Ofir. 13 Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. 14 De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput zijn. Zij trekken terug naar hun eigen land als een hert dat wordt achtervolgd door honden. Zij dwalen rond als schapen die alleen zijn gelaten door hun herder. 15 Wie niet vlucht, zal neergestoken worden. 16 Hun kinderen zullen voor hun ogen worden verpletterd, hun huizen geplunderd, hun vrouwen verkracht. 17 Want Ik zal de Meden tegen Babel opzetten en geen enkel bedrag in zilver of goud zal hen kunnen afkopen. 18 De aanvallende legers zullen geen medelijden hebben met de jonge mensen van Babel, met babyʼs of met kinderen. 19 Zo zal Babel, het luisterrijkste van alle koninkrijken, de bloem van de Chaldese cultuur, net zo volledig worden verwoest als Sodom en Gomorra, toen de Here vuur uit de hemel stuurde. 20 Babel zal voor eeuwig worden vernietigd. Generatie na generatie zal voorbij gaan, maar het land zal nooit meer worden bewoond. De nomaden zullen er zelfs geen kamp opslaan. En de herders zullen hun schapen er niet laten overnachten. 21 Wilde woestijndieren zullen het bewonen en huilende beesten zullen zich in de vervallen huizen ophouden. Er zullen struisvogels leven en geesten zullen er komen om te dansen. 22 Hyenaʼs en jakhalzen zullen in de paleizen rondlopen. De dagen van Babel zijn geteld, de dag van de verwoesting is nabij.

God ontfermt Zich over de Israëlieten

14 Maar de Here zal Zich over de Israëlieten ontfermen, zij zijn nog steeds het volk dat Hij heeft uitgekozen. Hij zal hen terugbrengen en zij zullen zich weer in het land Israël vestigen. Mensen van vele nationaliteiten zullen zich bij hen voegen en hun bondgenoten zijn. De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren, Israël zal over zijn vijanden heersen!

Op die prachtige dag dat de Here zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens, zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: ‘Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon! Want de Here heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht. U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging.’

Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde! Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten. 10 Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’ 11 Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken! 12 U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon. 13 Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden. 14 Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’ 15 Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen. 16 Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden? 17 Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’ 18 De koningen van de volken liggen eervol in hun graven, 19 maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven. 20 Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning. 21 Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

22 ‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten. 23 Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen in de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging,’ zegt de Here van de hemelse legers. 24 Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen, want dit is zijn plan. 25 ‘Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn. 26 Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht die over de hele wereld reikt.’ 27 De Here, de God van de hemelse legers, heeft gesproken, wie kan zijn plannen veranderen? Als Hij zijn hand opheft, wie zal Hem dan tegenhouden?

28 Dit is de boodschap die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf.

29 Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort die u zal vernietigen! 30 Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien. 31 Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want uit het noorden nadert een rookkolom: een leger in gesloten gelederen. 32 Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven.

Danklied voor God

12 Jesaja zegt: In die tijd zullen de mensen zeggen:

"Ik prijs U, Heer!
Want U was erg boos op mij, maar nu niet meer.
Nu troost U mij.
U bent mijn Redder.
Ik zal op U vertrouwen en niet meer bang zijn.
Want U bent mijn kracht en mijn lied.
U heeft mij gered."

Dan zal de Heer jullie bron van blijdschap zijn. En in die tijd zullen jullie zeggen:

"Dank de Heer! Aanbid Hem!
Vertel de volken wat Hij allemaal heeft gedaan.
Vertel dat Hij de machtige God is.
Zing voor de Heer, want Hij heeft geweldige dingen gedaan!
De hele wereld moet het weten.
Juich en jubel, bewoners van Sion,
want de geweldige en Heilige God van Israël woont bij jullie!"

Gods woorden over Babel

13 De Heer liet aan Jesaja zien wat er met Babel zal gebeuren.[a] Hij moest van de Heer tegen de mensen zeggen:

De Heer zegt: "Zet een vlag neer op een hoge heuvel, als teken voor de strijd. Roep de mensen samen. Steek je hand op als teken voor de aanval. Laat hen de paleispoorten van Babel binnenvallen. Ik heb mijn bevelen gegeven aan het volk dat Ik heb uitgekozen. Ik heb mijn helden de opdracht gegeven Babel voor Mij te straffen. Ze juichen van blijdschap over mijn kracht."

In de bergen klinkt het gedreun van een groot leger. Het is het lawaai van volken die zich hebben verzameld. De Heer van de hemelse legers verzamelt zijn legers. Ze komen uit een ver land, van het einde van de aarde. Ze zijn het wapen dat de Heer zal gebruiken om dat hele land (Babylonië) mee te straffen. Huil! Want de dag van Gods straf komt eraan! De Almachtige God komt met een verwoestende kracht die alles vernietigt. De mensen zullen verlamd zijn van angst. Ze zullen alle moed verliezen. Ja, ze zullen buikpijn hebben van angst. Radeloos zullen ze elkaar aankijken. De vlammen zullen hun uitslaan van angst.[b]

De dag van Gods straf staat voor de deur. Een verschrikkelijke dag waarop de woede van de Heer zichtbaar wordt. Hij zal het land verwoesten. De mensen die Hem niet gehoorzaamden, zullen worden vernietigd. 10 De sterren zullen geen licht meer geven. Bij zonsopkomst zal de zon zwart zijn. De maan zal niet meer schijnen. 11 De Heer zegt: "Ik ga de wereld straffen voor zijn slechtheid. Ik ga de mensen die zich niets van Mij aantrekken, vernietigen. Ik zal een einde maken aan de trots van die eigenwijze mensen. De machtige, wrede heersers zullen voor Mij moeten buigen. 12 Ik vernietig hen. Ik maak de mensen zo zeldzaam als goud, zo zeldzaam als zuiver goud uit Ofir. 13 De hemel zal schudden en de aarde zal beven als Ik mijn woede over de wereld uitstort. 14 De mensen zullen als opgejaagde herten en als schapen zonder herder op de vlucht slaan. Iedereen zal vluchten naar zijn eigen volk en zijn eigen land. 15 Iedereen die ontdekt wordt, wordt neergestoken. Iedereen die wordt gegrepen, wordt gedood. 16 Ze zullen zien hoe hun kinderen worden gedood, hun huizen leeggeroofd en hun vrouwen verkracht.

17 Let op, Ik stuur de Meden op Babel af. Ze geven niets om zilver. Goud interesseert hen niet. Ze laten zich met geen enkel bedrag omkopen tot vrede. 18 Hun bogen schieten jonge mannen neer. Ze hebben met niemand medelijden. Zelfs baby's en kinderen worden gedood. 19 En Babylonië, het mooiste van alle koninkrijken, het land waar alle Babyloniërs trots op waren, zal verwoest worden. Het zal net zo worden als Sodom en Gomorra toen die door God ondersteboven waren gekeerd. 20 Nooit zal er nog iemand wonen. Geen Arabier zal er zijn tent opzetten. Geen herder zal er met zijn kudde rondtrekken. 21 Er zullen alleen jakhalzen wonen. In de huizen zullen uilen wonen. Er zullen struisvogels lopen en duivelse geesten rondspringen. 22 In de burchten en prachtig versierde paleizen zullen allerlei wilde dieren wonen. Binnenkort gaat dit gebeuren. De dagen van Babel zijn geteld."

Het einde van de koning van Babel

14 Jesaja zegt: Want de Heer zal medelijden hebben met het volk Israël. Opnieuw zal Hij Israël uitkiezen. Opnieuw zal Hij het volk in zijn eigen land laten wonen. Dan zullen de vreemdelingen zich bij hen aansluiten. Ze zullen bij Israël willen horen. De volken zullen de Israëlieten komen halen en Israël naar zijn eigen plaats brengen. Ze zullen de slaven worden van de Israëlieten, in het land dat Israël van de Heer heeft gekregen. Zo zullen de volken die eerst de Israëlieten gevangen hadden genomen, nu zelf gevangenen zijn. Zo zullen de Israëlieten heersen over de volken die eerst over hen heersten. In die tijd zal de Heer een einde maken aan jullie verdriet en jullie slavernij. En dan zullen jullie een spotlied maken op de koning van Babel:

"Het is afgelopen met de onderdrukker!
Het is afgelopen met die gouden stad!
De Heer heeft de macht gebroken
van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Hij heeft de macht gebroken
van de koningen die zonder ophouden en zonder medelijden de landen veroverden,
zonder dat iemand hen kon tegenhouden.
Maar nu heeft de hele aarde rust.
Iedereen juicht en is blij.
Zelfs de cipressen zijn blij met de vrede,
samen met de cederbomen van de Libanon.
Ze zeggen: 'Sinds jij bent neergeslagen,
komt niemand ons meer omhakken.'
Het dodenrijk is in rep en roer om je te ontvangen, koning van Babel!
De geesten van mensen die allang dood zijn,
worden voor jou wakker gemaakt.
De geesten van gestorven koningen staan op van hun troon.
10 Ze heten je welkom met de woorden: 'Jij bent nu net als wij je kracht kwijt.
Je bent nu één van ons.
11 Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen.
Voortaan zijn wormen je matras en larven je deken.'
12 Morgenster, zoon van het ochtendlicht, wat ben je diep gevallen!
Jij die over de volken heerste, bent neergeslagen.
13 En je dacht nog wel: 'Ik zal opstijgen naar de hemel,
en hoog boven de sterren[c] van God mijn troon neerzetten.
Ik zal op mijn troon zitten op de berg
waar de engelen voor de troon van God samenkomen,
ver in het noorden.
14 Ik zal hoog boven de wolken op mijn troon zitten.
Ik zal net zo machtig zijn als de Allerhoogste God.'
15 Maar wat is er van je geworden?
Je bent in het dodenrijk neergestort,
in het diepst van de aarde!
16 Wie jou nu zien, kijken verbaasd naar je.
Ze denken: 'Is dit nu de man voor wie de hele wereld bang was?
Is dit de man voor wie de koningen beefden?
17 Die de wereld veranderde in een wildernis?
Die alle steden verwoestte?
Die nooit een gevangene naar huis terug liet gaan?'
18 De koningen van de aarde worden allemaal in een schitterend graf begraven.
19 Maar jij bent ver van je graf neergegooid,
weggesmeten als een rotte tak,
in een kuil bedolven onder lijken van gedode krijgers,
vertrapt als een dood dier.
20 Je bent niet begraven bij de koningen,
omdat je je eigen land hebt verwoest
en je eigen volk hebt gedood.
Over je kinderen, jij schurk, zal niet eens worden gesproken.
21 Maak een slachtbank klaar om ze te doden,
om ze te straffen voor de slechtheid van hun vader.
Nooit mogen zij de kans krijgen om de aarde te veroveren
en de wereld vol te bouwen met hun steden."

22 "Zo zal Ik Babel straffen," zegt de Heer van de hemelse legers. "Ik zal Babel met wortel en tak uitrukken. Niemand zal overblijven, helemaal niemand. De naam zal worden vergeten. 23 Ik zal er een moerasland van maken, met alleen nog watervogels. Ik zal het land leeg vegen met mijn alles-verwoestende bezem, zegt de Heer van de hemelse legers.

24 Ik zweer dat Ik zal doen wat Ik van plan was. Zoals Ik het heb besloten, zo zal het ook gebeuren, zegt de Heer van de hemelse legers. 25 Ik zal Assurs macht in mijn land vernietigen. Ik zal Assur vertrappen op mijn bergen. Dan zal het juk dat Assur op de schouders van mijn volk had gelegd, worden weggehaald. Mijn volk zal niet langer door Assur onderdrukt worden."[d]

26 Dit is wat de Heer heeft besloten over dat hele volk. Dit is wat de Heer zal doen met alle volken. 27 Want de Heer van de hemelse legers heeft het besloten. Wie kan Hem nog van gedachten laten veranderen? Dit is wat Hij gaat doen. Wie kan Hem nog tegenhouden?

Gods woorden over de Filistijnen

28 Jesaja zegt: In het jaar dat koning Achaz van Juda stierf, moest ik van de Heer zeggen:

29 "Filistea, juich maar niet over Achaz' dood! Want koning Achaz, de stok waarmee Ik jullie sloeg, is wel vernietigd, maar zijn zoon is nog gevaarlijker.[e] De koning was een slang, maar zijn zoon is een adder, en uit de adder wordt een draak geboren! 30 De allerarmste mensen van mijn volk zullen veilig wonen en te eten hebben. Maar júllie, Filistijnen, zullen sterven van de honger! En de mensen die de hongersnood overleven, zullen door hem worden gedood. 31 Huil, wijze mannen in de stadspoorten! Schreeuw, bewoners van de stad! Beef van angst, Filistea! Want uit het noorden komt in een enorme stofwolk een groot leger aan. Dat hele leger rukt vast aaneen gesloten tegen jullie op.

32 Wat voor antwoord zullen de boodschappers krijgen die jullie hebben gestuurd? Dit: de Heer zorgt dat Jeruzalem stevig blijft staan. De arme mensen van zijn volk zullen veilig zijn binnen de muren."

Footnotes

  1. Jesaja 13:1 Sommige delen hiervan zijn al werkelijkheid geworden. Maar ook is er een 'tweede laag' aanwezig van dingen die nog steeds moeten gebeuren. Hoofdstuk 13 vers 19 tot 21 en hoofdstuk 14 vers 2 en 3 zijn bijvoorbeeld nog niet gebeurd. Daar wordt met 'Babylonië' niet werkelijk het vroegere land Babylonië bedoeld, maar een machtig land aan het eind van de tijd. Lees Openbaring 16:19 en Openbaring 18.
  2. Jesaja 13:8 Dit is te lezen in Daniël 5:1, 5, 25-30. De stad Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië. Maar vanaf vers 9 lijkt het te gaan over het eind van de tijd.
  3. Jesaja 14:13 Met 'sterren' worden in de bijbel vaak engelen bedoeld.
  4. Jesaja 14:25 Assur bestond inmiddels al niet meer, want het was veroverd door Babylonië. Waarschijnlijk wordt ermee bedoeld dat God een einde zal maken aan de gevangenschap van de bevolking van het koninkrijk Israël en dat de bevolking op een dag terug zal komen naar Israël.
  5. Jesaja 14:29 Koning Hizkia van Juda verwoestte de dorpen en steden van de Filistijnen. De 'draak' die daarna komt, zou dan koning Hizkia's zoon Manasse kunnen zijn, die veel slechte dingen deed. Lees 2 Koningen 18:8 en 2 Koningen 21:1 en 12. Maar hier kan ook een 'tweede laag' bedoeld zijn, die gaat over het eind van de tijd. Want God zegt dat Jeruzalem stevig zal blijven staan, terwijl Jeruzalem in Jesaja's tijd helemaal verwoest werd. Vergelijk met de strijd in Openbaring 20:7-10.

Songs of Praise

12 In that day(A) you will say:

“I will praise(B) you, Lord.
    Although you were angry with me,
your anger has turned away(C)
    and you have comforted(D) me.
Surely God is my salvation;(E)
    I will trust(F) and not be afraid.
The Lord, the Lord himself,(G) is my strength(H) and my defense[a];
    he has become my salvation.(I)
With joy you will draw water(J)
    from the wells(K) of salvation.

In that day(L) you will say:

“Give praise to the Lord, proclaim his name;(M)
    make known among the nations(N) what he has done,
    and proclaim that his name is exalted.(O)
Sing(P) to the Lord, for he has done glorious things;(Q)
    let this be known to all the world.
Shout aloud and sing for joy,(R) people of Zion,
    for great(S) is the Holy One of Israel(T) among you.(U)

A Prophecy Against Babylon

13 A prophecy(V) against Babylon(W) that Isaiah son of Amoz(X) saw:(Y)

Raise a banner(Z) on a bare hilltop,
    shout to them;
beckon to them
    to enter the gates(AA) of the nobles.
I have commanded those I prepared for battle;
    I have summoned my warriors(AB) to carry out my wrath(AC)
    those who rejoice(AD) in my triumph.

Listen, a noise on the mountains,
    like that of a great multitude!(AE)
Listen, an uproar(AF) among the kingdoms,
    like nations massing together!
The Lord Almighty(AG) is mustering(AH)
    an army for war.
They come from faraway lands,
    from the ends of the heavens(AI)
the Lord and the weapons(AJ) of his wrath(AK)
    to destroy(AL) the whole country.

Wail,(AM) for the day(AN) of the Lord is near;
    it will come like destruction(AO) from the Almighty.[b](AP)
Because of this, all hands will go limp,(AQ)
    every heart will melt with fear.(AR)
Terror(AS) will seize them,
    pain and anguish will grip(AT) them;
    they will writhe like a woman in labor.(AU)
They will look aghast at each other,
    their faces aflame.(AV)

See, the day(AW) of the Lord is coming
    —a cruel(AX) day, with wrath(AY) and fierce anger(AZ)
to make the land desolate
    and destroy the sinners within it.
10 The stars of heaven and their constellations
    will not show their light.(BA)
The rising sun(BB) will be darkened(BC)
    and the moon will not give its light.(BD)
11 I will punish(BE) the world for its evil,
    the wicked(BF) for their sins.
I will put an end to the arrogance of the haughty(BG)
    and will humble(BH) the pride of the ruthless.(BI)
12 I will make people(BJ) scarcer than pure gold,
    more rare than the gold of Ophir.(BK)
13 Therefore I will make the heavens tremble;(BL)
    and the earth will shake(BM) from its place
at the wrath(BN) of the Lord Almighty,
    in the day of his burning anger.(BO)

14 Like a hunted(BP) gazelle,
    like sheep without a shepherd,(BQ)
they will all return to their own people,
    they will flee(BR) to their native land.(BS)
15 Whoever is captured will be thrust through;
    all who are caught will fall(BT) by the sword.(BU)
16 Their infants(BV) will be dashed to pieces before their eyes;
    their houses will be looted and their wives violated.(BW)

17 See, I will stir up(BX) against them the Medes,(BY)
    who do not care for silver
    and have no delight in gold.(BZ)
18 Their bows(CA) will strike down the young men;(CB)
    they will have no mercy(CC) on infants,
    nor will they look with compassion on children.(CD)
19 Babylon,(CE) the jewel of kingdoms,(CF)
    the pride and glory(CG) of the Babylonians,[c]
will be overthrown(CH) by God
    like Sodom and Gomorrah.(CI)
20 She will never be inhabited(CJ)
    or lived in through all generations;
there no nomads(CK) will pitch their tents,
    there no shepherds will rest their flocks.
21 But desert creatures(CL) will lie there,
    jackals(CM) will fill her houses;
there the owls(CN) will dwell,
    and there the wild goats(CO) will leap about.
22 Hyenas(CP) will inhabit her strongholds,(CQ)
    jackals(CR) her luxurious palaces.
Her time is at hand,(CS)
    and her days will not be prolonged.(CT)

14 The Lord will have compassion(CU) on Jacob;
    once again he will choose(CV) Israel
    and will settle them in their own land.(CW)
Foreigners(CX) will join them
    and unite with the descendants of Jacob.
Nations will take them
    and bring(CY) them to their own place.
And Israel will take possession of the nations(CZ)
    and make them male and female servants in the Lord’s land.
They will make captives(DA) of their captors
    and rule over their oppressors.(DB)

On the day the Lord gives you relief(DC) from your suffering and turmoil(DD) and from the harsh labor forced on you,(DE) you will take up this taunt(DF) against the king of Babylon:(DG)

How the oppressor(DH) has come to an end!
    How his fury[d] has ended!
The Lord has broken the rod(DI) of the wicked,(DJ)
    the scepter(DK) of the rulers,
which in anger struck down peoples(DL)
    with unceasing blows,
and in fury subdued(DM) nations
    with relentless aggression.(DN)
All the lands are at rest and at peace;(DO)
    they break into singing.(DP)
Even the junipers(DQ) and the cedars of Lebanon
    gloat over you and say,
“Now that you have been laid low,
    no one comes to cut us down.”(DR)

The realm of the dead(DS) below is all astir
    to meet you at your coming;
it rouses the spirits of the departed(DT) to greet you—
    all those who were leaders(DU) in the world;
it makes them rise from their thrones—
    all those who were kings over the nations.(DV)
10 They will all respond,
    they will say to you,
“You also have become weak, as we are;
    you have become like us.”(DW)
11 All your pomp has been brought down to the grave,(DX)
    along with the noise of your harps;(DY)
maggots are spread out beneath you
    and worms(DZ) cover you.(EA)

12 How you have fallen(EB) from heaven,
    morning star,(EC) son of the dawn!
You have been cast down to the earth,
    you who once laid low the nations!(ED)
13 You said in your heart,
    “I will ascend(EE) to the heavens;
I will raise my throne(EF)
    above the stars of God;
I will sit enthroned on the mount of assembly,(EG)
    on the utmost heights(EH) of Mount Zaphon.[e]
14 I will ascend above the tops of the clouds;(EI)
    I will make myself like the Most High.”(EJ)
15 But you are brought down(EK) to the realm of the dead,(EL)
    to the depths(EM) of the pit.(EN)

16 Those who see you stare at you,
    they ponder your fate:(EO)
“Is this the man who shook(EP) the earth
    and made kingdoms tremble,
17 the man who made the world a wilderness,(EQ)
    who overthrew(ER) its cities
    and would not let his captives go home?”(ES)

18 All the kings of the nations lie in state,
    each in his own tomb.(ET)
19 But you are cast out(EU) of your tomb
    like a rejected branch;
you are covered with the slain,(EV)
    with those pierced by the sword,(EW)
    those who descend to the stones of the pit.(EX)
Like a corpse trampled underfoot,
20     you will not join them in burial,(EY)
for you have destroyed your land
    and killed your people.

Let the offspring(EZ) of the wicked(FA)
    never be mentioned(FB) again.
21 Prepare a place to slaughter his children(FC)
    for the sins of their ancestors;(FD)
they are not to rise to inherit the land
    and cover the earth with their cities.

22 “I will rise up(FE) against them,”
    declares the Lord Almighty.
“I will wipe out Babylon’s name(FF) and survivors,
    her offspring and descendants,(FG)
declares the Lord.
23 “I will turn her into a place for owls(FH)
    and into swampland;
I will sweep her with the broom of destruction,(FI)
    declares the Lord Almighty.(FJ)

24 The Lord Almighty has sworn,(FK)

“Surely, as I have planned,(FL) so it will be,
    and as I have purposed, so it will happen.(FM)
25 I will crush the Assyrian(FN) in my land;
    on my mountains I will trample him down.
His yoke(FO) will be taken from my people,
    and his burden removed from their shoulders.(FP)

26 This is the plan(FQ) determined for the whole world;
    this is the hand(FR) stretched out over all nations.
27 For the Lord Almighty has purposed,(FS) and who can thwart him?
    His hand(FT) is stretched out, and who can turn it back?(FU)

A Prophecy Against the Philistines

28 This prophecy(FV) came in the year(FW) King Ahaz(FX) died:

29 Do not rejoice, all you Philistines,(FY)
    that the rod that struck you is broken;
from the root of that snake will spring up a viper,(FZ)
    its fruit will be a darting, venomous serpent.(GA)
30 The poorest of the poor will find pasture,
    and the needy(GB) will lie down in safety.(GC)
But your root I will destroy by famine;(GD)
    it will slay(GE) your survivors.(GF)

31 Wail,(GG) you gate!(GH) Howl, you city!
    Melt away, all you Philistines!(GI)
A cloud of smoke comes from the north,(GJ)
    and there is not a straggler in its ranks.(GK)
32 What answer shall be given
    to the envoys(GL) of that nation?
“The Lord has established Zion,(GM)
    and in her his afflicted people will find refuge.(GN)

Footnotes

  1. Isaiah 12:2 Or song
  2. Isaiah 13:6 Hebrew Shaddai
  3. Isaiah 13:19 Or Chaldeans
  4. Isaiah 14:4 Dead Sea Scrolls, Septuagint and Syriac; the meaning of the word in the Masoretic Text is uncertain.
  5. Isaiah 14:13 Or of the north; Zaphon was the most sacred mountain of the Canaanites.

Slotwoord

13 Dit wordt mijn derde bezoek aan u. Als twee of drie mensen ergens van kunnen getuigen, staat iets vast. De vorige keer dat ik bij u was, gaf ik al een waarschuwing aan hen die hadden gezondigd. En nu waarschuw ik hen nog eens en ook alle anderen, dat ik deze keer niemand zal sparen. Ik zal u duidelijk bewijzen dat Christus door mij spreekt. Hij is niet zwak, maar zal onder u zijn kracht tonen. Als een zwak mens stierf Hij aan het kruis, maar door de kracht van God leeft Hij nu. Wij zijn net zo zwak als Hij, maar wij leven met Hem en zullen in ons optreden tegen u sterk zijn, door de kracht van God. Onderzoek uzelf om na te gaan of u wel gehoorzame volgelingen van Christus bent. Weet u of Jezus Christus in u woont? Mocht dat niet zo zijn, dan staat u er helemaal buiten.

Ik hoop dat het u duidelijk is dat wij niet buitengesloten worden. Wij bidden God dat u niets kwaads zult doen, niet om ons de schande te besparen, maar omdat ik graag wil dat u een goed leven leidt, ook al worden wijzelf minderwaardig geacht. Ik kan niet tegen, maar alleen voor de waarheid strijden. Het maakt ons blij als u sterk bent, ook al zijn wij dan zwak. Het is mijn vurige gebed dat het met u helemaal in orde zal komen.

10 Dit schrijf ik allemaal in de hoop dat ik, als ik bij u kom, niet hard zal hoeven optreden. Want het gezag dat de Here mij gegeven heeft, is om op te bouwen en niet om af te breken. 11 Ik wil mijn brief met deze woorden besluiten. Wees blij. Laat alles in orde komen. Houd mijn woorden in gedachten. Leef in vrede en harmonie met elkaar en de God van liefde en vrede zal bij u zijn.

12 Groet elkaar met de heilige kus. Alle gelovigen hier groeten u. 13 Mijn wens voor u is dat de genade van onze Here Jezus Christus, de liefde van God en de innige band die de Heilige Geest geeft, met u zullen zijn.

Read full chapter

Slot

13 Ik kom nu voor de derde keer naar jullie toe, en dus is het waar wat ik zeg. Want het is net als in de rechtspraak: als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over iets wat er gebeurd is, dan is het waar. Toen ik voor de tweede keer bij jullie was, heb ik de mensen gewaarschuwd die nog steeds ongehoorzaam waren aan God. Ook de anderen heb ik gewaarschuwd. En nu ik nog niet bij jullie ben, waarschuw ik hen opnieuw. Als ik terugkom, zal ik hen bestraffen als dat nodig is. Jullie zoeken nu eenmaal het bewijs dat Christus door mij spreekt. Ik zal jullie laten zien dat Hij niet zwak maar sterk is in de manier waarop Hij met jullie omgaat. Eerst werd Hij als een zwak mens gekruisigd. Maar nu leeft Hij door de kracht van God. Zo zijn ook wij als mens zwak in Hem. Maar voor jullie leven we met Hem uit de kracht van God.

Ga bij jezelf eens na of jullie wel vanuit je geloof leven. Weten jullie wel zeker dat Christus in jullie is? Als Hij niet werkelijk in jullie is, worden jullie afgekeurd. Maar ik hoop dat jullie zullen zien dat wij niet afgekeurd zijn. Ja, we bidden God dat jullie Hem nooit ongehoorzaam zullen zijn. Niet omdat dan zal blijken dat wíj eerlijk en betrouwbaar zijn. Maar omdat júllie dan zullen doorgaan met het goede te doen, zelfs als het er op zou lijken dat wijzelf afgekeurd zijn. We kunnen niet tégen de waarheid strijden, maar alleen vóór de waarheid. Want wij zijn blij als jullie sterk zijn, ook als wij zelf zwak zijn. Ik wil zó graag dat jullie helemaal vol van Christus zullen zijn.

10 Daarom schrijf ik jullie deze dingen voordat ik kom. Dan hoef ik niet streng tegen jullie te zijn als ik straks bij jullie ben. Want de Heer heeft mij gezag gegeven om jullie geloof op te bouwen. (Ik wil het beslist niet afbreken!)

11 Tenslotte, broeders en zusters: wees blij! Zorg dat alles waarover ik geschreven heb in orde komt. Laat je bemoedigen in jullie geloof. Wees één met elkaar en maak geen ruzie. Dan zal de God van liefde en vrede bij jullie zijn. 12 Groet elkaar met een heilige kus. Jullie moeten de groeten hebben van alle gelovigen.

13 Ik bid dat de Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn. Ook dat jullie vol zullen zijn van de liefde van God en dat de Heilige Geest jullie in alles zal helpen.

Read full chapter

Final Warnings

13 This will be my third visit to you.(A) “Every matter must be established by the testimony of two or three witnesses.”[a](B) I already gave you a warning when I was with you the second time. I now repeat it while absent:(C) On my return I will not spare(D) those who sinned earlier(E) or any of the others, since you are demanding proof that Christ is speaking through me.(F) He is not weak in dealing with you, but is powerful among you. For to be sure, he was crucified in weakness,(G) yet he lives by God’s power.(H) Likewise, we are weak(I) in him, yet by God’s power we will live with him(J) in our dealing with you.

Examine yourselves(K) to see whether you are in the faith; test yourselves.(L) Do you not realize that Christ Jesus is in you(M)—unless, of course, you fail the test? And I trust that you will discover that we have not failed the test. Now we pray to God that you will not do anything wrong—not so that people will see that we have stood the test but so that you will do what is right even though we may seem to have failed. For we cannot do anything against the truth, but only for the truth. We are glad whenever we are weak(N) but you are strong;(O) and our prayer is that you may be fully restored.(P) 10 This is why I write these things when I am absent, that when I come I may not have to be harsh(Q) in my use of authority—the authority the Lord gave me for building you up, not for tearing you down.(R)

Final Greetings

11 Finally, brothers and sisters,(S) rejoice! Strive for full restoration, encourage one another, be of one mind, live in peace.(T) And the God of love(U) and peace(V) will be with you.

12 Greet one another with a holy kiss.(W) 13 All God’s people here send their greetings.(X)

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Corinthians 13:1 Deut. 19:15

57 Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Vernietig niet.’ Een waardevol lied, dat hij schreef nadat hij voor Saul vluchtte in de grot.

Wees mij nabij, o God,
en geef mij uw genade,
mijn ziel vindt alleen maar bescherming bij U.
Ik schuil in de schaduw van uw vleugels,
tot het gevaar is geweken.
Ik roep tot God, de Allerhoogste,
die mij bevrijden zal.
Hij zal mij hulp sturen vanuit de hemel
en mij verlossen.
Hij zal de man die mij naar het leven staat,
tot een mikpunt van spot maken.
God zal de waarheid aan het licht brengen
en zijn goedheid en liefde tonen.
Ik voel mij als voor de leeuwen gegooid,
ik ben omringd door mensen
die mijn bloed willen zien.
Hun tanden zien er uit als speren en scherpe pijlen.
Hun tong is een scherp zwaard.
Laat uw grootheid zien tot boven de hemelen, o God,
toon de hele aarde uw geweldige majesteit.
Zij hebben een val voor mij gezet
om mij levend te vangen.
Zij hebben een kuil voor mij gegraven,
maar zijn er zelf in gevallen.
O mijn God, U stelt mij gerust,
mijn hart is weer tot rust gekomen.
Ik zal liederen en psalmen voor U zingen.
Word wakker, mijn ziel!
Word wakker, harp en citer!
Samen zullen wij de nieuwe dag tegemoettreden.
10 Here, ik zal U de lof en eer brengen onder alle volken.
De hele wereld zal mijn lofpsalmen horen tot uw eer.
11 Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk,
verder dan de hemel reiken zij.
Uw trouw is niet te vatten,
die reikt verder dan de wolken.

Read full chapter

Psalm 57

Voor de leider van het koor. Op de wijs van: 'Dood mij niet'. Een prachtig lied van David, dat hij maakte toen hij voor Saul vluchtte en zich in een grot verborg.[a]

Heb alstublieft medelijden met mij,
God, heb medelijden en red mij!
Want ik kom bij U bescherming zoeken.
Ik wil onder uw vleugels schuilen tot het gevaar voorbij is.

Ik roep tot de Allerhoogste God.
Ik roep tot de God die alles voor me doet wat nodig is.
Hij zal me vanuit de hemel te hulp komen en mij redden.
Hij zal mijn vijanden vernietigen.
Hij laat me zien dat Hij vriendelijk is en trouw.
Het is alsof ik midden tussen de leeuwen lig.
Ze willen me verscheuren.
Hun tanden zijn zo scherp als speren en pijlen.
Hun tong is zo scherp als een zwaard.
God, laat tot in de hoogste hemel zien hoe machtig U bent!
Laat over heel de aarde zien hoe geweldig U bent!

Ze hadden voor mij een val opgezet.
Ze hadden me bijna gevangen.
Ze hadden een valkuil voor me gegraven.
Maar ze zijn er zelf in gevallen!
Nu ben ik veilig, God, ik ben gerust.
Ik zal dankliederen voor U zingen.
Ik wil muziek maken op de harp en de citer.
Ik zeg tegen mezelf: "Word wakker en zing!"
Ik zal 's morgens vroeg wakker worden om U te prijzen.
10 Ik wil U met mijn liederen prijzen, Heer.
Ik zal liederen over U zingen, voor alle volken.
11 Want zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde.
Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken.

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalmen 57:1 Dit kan gaan over de keer dat David voor koning Saul was gevlucht naar de grot van Adullam. Lees 1 Samuel 22:1 en 2. David verborg zich meerdere keren met zijn mannen in grotten.

Psalm 57[a](A)

For the director of music. To the tune of “Do Not Destroy.” Of David. A miktam.[b] When he had fled from Saul into the cave.(B)

Have mercy on me, my God, have mercy on me,
    for in you I take refuge.(C)
I will take refuge in the shadow of your wings(D)
    until the disaster has passed.(E)

I cry out to God Most High,
    to God, who vindicates me.(F)
He sends from heaven and saves me,(G)
    rebuking those who hotly pursue me—[c](H)
    God sends forth his love and his faithfulness.(I)

I am in the midst of lions;(J)
    I am forced to dwell among ravenous beasts—
men whose teeth are spears and arrows,
    whose tongues are sharp swords.(K)

Be exalted, O God, above the heavens;
    let your glory be over all the earth.(L)

They spread a net for my feet(M)
    I was bowed down(N) in distress.
They dug a pit(O) in my path—
    but they have fallen into it themselves.(P)

My heart, O God, is steadfast,
    my heart is steadfast;(Q)
    I will sing and make music.
Awake, my soul!
    Awake, harp and lyre!(R)
    I will awaken the dawn.

I will praise you, Lord, among the nations;
    I will sing of you among the peoples.
10 For great is your love, reaching to the heavens;
    your faithfulness reaches to the skies.(S)

11 Be exalted, O God, above the heavens;(T)
    let your glory be over all the earth.(U)

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalm 57:1 In Hebrew texts 57:1-11 is numbered 57:2-12.
  2. Psalm 57:1 Title: Probably a literary or musical term
  3. Psalm 57:3 The Hebrew has Selah (a word of uncertain meaning) here and at the end of verse 6.

Praat niet tegen een dwaas, want hij heeft geen enkele waardering voor de wijsheid van uw woorden.
10 Houd u aan de morele grenzen die al van oudsher gelden en blijf van de bezittingen van wezen af.
11 Want God, hun Verlosser, is sterk, Hij zal hen tegen u in bescherming nemen.

Read full chapter

Doe geen moeite iets verstandigs tegen een dwaas te zeggen.
Hij waardeert je wijsheid toch niet.

10 Verleg niet de grenzen van de akkers die lang geleden door je voorouders zijn vastgesteld.[a]
Neem weeskinderen hun akkers niet af.
11 Want ze hebben een machtige Verdediger.
Hij zal voor hen opkomen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Spreuken 23:10 Bij de verdeling van het land Kanaän had elke familie een eigen stuk grond toegewezen gekregen. De grenzen daarvan mochten nooit meer veranderd worden. Lees Deuteronomium 19:14.

Saying 10

Do not speak to fools,
    for they will scorn your prudent words.(A)

Saying 11

10 Do not move an ancient boundary stone(B)
    or encroach on the fields of the fatherless,
11 for their Defender(C) is strong;(D)
    he will take up their case against you.(E)

Read full chapter