Add parallel Print Page Options

Feesten

16 ‘Vier Pesach, het Paasfeest, altijd in de maand Abib, de eerste maand, want dat was de maand waarin de Here, uw God, u ʼs nachts uit Egypte leidde. Voor de Here, uw God, zult u dan schapen en runderen offeren op de plaats die Hij Zelf zal aanwijzen en waaraan Hij zijn naam zal verbinden. Eet het offer met ongezuurd brood. Eet gedurende zeven dagen ongezuurd brood als herinnering aan het brood dat u in slechte omstandigheden at toen u uit Egypte werd bevrijd. Het herinnert u er altijd aan dat u Egypte zó haastig verliet dat het brood geen tijd had om te rijzen. Zo zult u uw hele leven deze bevrijding uit Egypte herdenken. Zeven dagen lang mag geen spoor van zuurdeeg in uw huis te vinden zijn en niets van het paaslam mag tot de volgende morgen blijven liggen. U mag het pesachoffer niet thuis slachten, maar dat moet gebeuren op de plaats die de Here zal kiezen als zijn heiligdom. Offer het daar elk jaar op die avond bij het ondergaan van de zon, de tijd waarop u uit Egypte vertrok. Kook dan het lam, eet het op en ga pas de volgende morgen naar huis terug. De volgende zes dagen mag u geen gezuurd brood eten. Op de zevende dag moet u een feestelijke bijeenkomst houden ter ere van de Here, uw God. U mag die dag niet werken.

Zeven weken na het begin van de oogst 10 zal een ander feest worden gevierd ter ere van de Here, uw God: het Wekenfeest. Breng Hem dan een vrijwillig offer dat in verhouding staat tot de zegen die de Here u heeft gegeven. 11 Het is dan tijd om met uw gezin en huishouden blij te zijn voor de Here. Vergeet niet de plaatselijke Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen in uw blijdschap te laten delen. Nodig hen uit u te vergezellen naar het feest in het heiligdom van de Here. 12 Onthoud dat uzelf slaven bent geweest in Egypte, dus vergeet niet dit gebod na te leven.

13 Wanneer aan het eind van het oogstseizoen het koren is gedorst en de wijndruiven zijn geperst, moet u gedurende zeven dagen het Loofhuttenfeest vieren. 14 Samen met uw gezin en uw bedienden zult u dan een blij feest vieren. Vergeet niet de Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen uit uw omgeving bij dit feest te betrekken. 15 Dit feest zal bij het heiligdom worden gehouden op de plaats die de Here daarvoor zal aanwijzen. Het is een tijd van grote dankbaarheid aan de Here, omdat Hij u heeft gezegend met een goede oogst en vele andere dingen, daarom zal dit een tijd van grote blijdschap zijn.

16 Iedere man in Israël moet driemaal per jaar voor de Here in het heiligdom verschijnen bij de volgende feesten: het Feest van de Ongezuurde Broden, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Hij mag niet met lege handen naar het heiligdom komen. 17 Hij moet geven wat hij zich kan veroorloven, naarmate de Here hem heeft gezegend. 18 Stel rechters en ambtenaren aan voor alle steden die de Here, uw God, u geeft. Zij zullen in alle delen van het land voor de rechtspraak zorgen. 19 Verdraai het recht nooit in het voordeel van een rijke en neem geen geschenken aan. Want geschenken verblinden de ogen van de meest wijze mannen en beïnvloeden hun beslissingen. 20 U moet zich helemaal inzetten voor de rechtvaardigheid. Dat is de enige manier waarop u in het land dat de Here, uw God, u geeft, kunt blijven leven.

21,22 Onder geen beding mag u een gewijde paal of gewijde steen naast het altaar van de Here, uw God, plaatsen. Want de Here haat dat!’

Rechtspraak vanuit het heiligdom

17 ‘Offer nooit een ziek of gebrekkig rund of schaap aan de Here, uw God. Hij heeft een afkeer van zoʼn geschenk!

2,3 Als iemand in een van de dorpen of steden van uw land het verbond met God verbreekt door andere goden, de zon, de maan of de sterren te aanbidden—wat Ik streng verboden heb— controleer dit dan eerst zorgvuldig. Als er geen twijfel bestaat over de waarheid ervan, zal die man of vrouw buiten de stad worden gebracht en door steniging worden gedood. Maar breng nooit iemand ter dood als er maar één getuige tegen hem is, het moeten er minstens twee of drie zijn. De getuigen zullen de eerste stenen gooien, waarna alle mensen zullen meehelpen het vonnis te voltrekken. Op die manier zult u al het kwaad uit uw midden verwijderen.

Als u een zaak wordt voorgelegd, die te moeilijk voor u is—bijvoorbeeld als iemand schuldig is aan moord wanneer niet genoeg bewijs tegen hem bestaat of als inbreuk is gepleegd op iemands rechten—dan moet u met die zaak naar het heiligdom van de Here, uw God, gaan, naar de priesters en Levieten. De dienstdoende rechter zal over die zaak een uitspraak doen.

10 U moet handelen volgens de rechtspraak die vanuit het heiligdom wordt vastgesteld. Het vonnis moet nauwkeurig worden uitgevoerd. 11 En de straf die op deze wijze is bepaald, moet volledig worden uitgevoerd. 12 Als de beklaagde de beslissing van de priester of rechter, die door God in dit ambt is aangesteld, niet wil aanvaarden, krijgt hij de doodstraf. Zulke zondaars moeten uit Israël worden verbannen. 13 Als iedereen hoort wat er gebeurt met degene die Gods uitspraak durft tegen te spreken, zal men er wel voor oppassen nog eens een gerechtelijke uitspraak te betwisten.

14 Wanneer u aankomt in het land dat de Here, uw God, u zal geven en u het hebt veroverd en u bent van mening dat u een koning zou moeten hebben, net als de volken rondom u, 15 zorg er dan voor dat u diegene tot koning uitroept die de Here, uw God, zal uitkiezen. Hij moet een Israëliet zijn, geen buitenlander. 16 Let erop dat hij geen omvangrijke paardenstallen bouwt noch zijn dienaren naar Egypte stuurt om daar paarden te halen, want de Here heeft tegen u gezegd: “Ga nooit meer terug naar Egypte.” 17 Ook mag hij niet te veel vrouwen hebben, anders zou zijn hart zich van de Here kunnen afkeren. Hij mag ook niet buitensporig rijk zijn. 18 Als hij gekroond is en als koning op de troon zit, moet hij uit het boek dat de Levieten bewaren, een kopie maken van al deze wetten. 19 Hij moet die kopie altijd bij zich hebben en er elke dag in lezen, zijn leven lang. Dan zal hij leren ontzag te hebben voor de Here, zijn God, door al zijn geboden te gehoorzamen en alle daarin gegeven voorschriften uit te voeren. 20 Het regelmatig lezen in Gods wetten zal ervoor zorgen dat hij zich niet boven zijn onderdanen gaat verheffen. Ook zal dat hem ervan weerhouden af te dwalen van Gods wetten, zodat hij en zijn zonen een lange en goede regeringsperiode zullen hebben.’

Waarschuwing tegen heidense godsdiensten

18 ‘Denk eraan dat de priesters en de andere leden van de stam Levi geen grondgebied krijgen zoals de andere stammen. Daarom moeten zij leven van de offers die het volk naar het altaar van de Here brengt. Zij hebben geen erfelijk bezit nodig, want de Here is hun erfdeel! Dat heeft Hij hun beloofd. De schouder, de wangen en de maag van elk rund en elk schaap, dat als offer wordt gebracht, moeten aan de priesters worden gegeven. Bovendien ontvangen de priesters hun aandeel van de oogst die u de Here als dankoffer brengt, het eerste koren, de nieuwe wijn, de olijfolie en de eerste wol van het schaapscheren. Want de Here, uw God, heeft de stam Levi uit alle stammen gekozen om de Here van generatie op generatie te dienen. 6,7 Iedere Leviet, waar hij ook leeft in Israël, heeft het recht naar het heiligdom te gaan op de tijd die hij zelf kiest en daar te dienen in de naam van de Here, net als zijn broeders, de Levieten, die daar geregeld hun werk doen. Zijn deel van de offers zal hem als een recht worden gegeven, niet alleen als hij het nodig heeft.

Wanneer u in het beloofde land aankomt, moet u ervoor oppassen dat u niets overneemt van de vreselijke gewoonten van de volken die daar nu leven. 10 Laat niemand van u zijn kind aanbieden als brandoffer aan de heidense goden of zich bezighouden met toverij. Hij mag geen boze geesten om hulp vragen, noch een waarzegger zijn. 11 Hij mag geen slangen bezweren, medium of tovenaar zijn of de geesten van de doden oproepen. 12 De Here heeft een diepe afkeer van ieder die dit soort dingen doet. Daarom zal de Here, uw God, de volken die zich met deze zaken bezighouden, uit het land verdrijven. 13 U moet een zuiver leven leiden voor de Here, uw God. 14 De volken waarvan u het land in bezit zult nemen, houden zich allemaal bezig met zaken als toverij en waarzeggerij. Maar de Here, uw God, zal niet toestaan dat u dat ook doet.

15 De Here zal een profeet in uw midden laten opstaan, iemand zoals ik. U moet naar hem luisteren. 16 U hebt God zelf daarom gesmeekt bij de berg Horeb. Daar aan de voet van de berg smeekte u dat u nooit meer zou hoeven luisteren naar de stem van God of het vuur op de berg zou hoeven zien, omdat u anders bang was om te sterven. 17 “Goed,” zei de Here tegen mij, “Ik zal doen wat zij Mij hebben gevraagd. 18 Uit het midden van uw broeders zal een profeet opstaan zoals u. Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen en hij zal zeggen wat Ik hem opdraag. 19 Ik zal rekenschap vragen van degene die niet gelooft wat hij namens Mij zegt.

20 Maar iedere profeet die zegt dat hij namens Mij spreekt, maar dat niet doet of die zegt een boodschap van andere goden te brengen, moet sterven.” 21 Als u zich afvraagt: “Hoe kunnen wij er achter komen of die boodschap nu wel of niet van de Here afkomstig is?”, 22 is dit het antwoord: als zijn profetie niet uitkomt, heeft de Here hem zijn boodschap niet gegeven, hij heeft hem zelf verzonnen. Van zo iemand hoeft u zich niets aan te trekken.’

De drie grote feesten

16 Denk erom dat jullie in de maand Abib het Paasfeest voor jullie Heer God vieren. Want in de maand Abib heeft de Heer God jullie 's nachts uit Egypte meegenomen. Dan moeten jullie als paasoffer voor jullie Heer God schapen, geiten en koeien slachten in de plaats die de Heer zal uitkiezen om te wonen. Jullie mogen daar geen gegist brood bij eten. Jullie moeten zeven dagen lang ongegist brood eten. Dat brood herinnert jullie aan de ellende in Egypte en aan jullie haastige vertrek uit dat land. Zo moeten jullie je leven lang de dag van jullie vertrek uit Egypte vieren. Zeven dagen lang mag er in het hele land bij niemand van jullie gist te vinden zijn. Slacht op de eerste avond van het feest een dier. Zorg dat er van het vlees niets overblijft tot volgende ochtend.

Jullie mogen het paaslam niet slachten in de steden die de Heer God jullie gaat geven. Jullie moeten het slachten in de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen om te wonen. Slacht het 's avonds, als de zon ondergaat. Want dat was het moment dat jullie uit Egypte vertrokken. Kook het vlees en eet het in de plaats die de Heer God zal uitkiezen. De volgende dag mogen jullie naar huis terug reizen. Eet zes dagen lang ongegist brood. Houd op de zevende dag een feestelijke bijeenkomst voor jullie Heer God. Op die dag mag niemand werken.

Vanaf dit feest moeten jullie zeven weken tellen. Begin met tellen op de dag dat jullie beginnen met het oogsten van het graan. 10 Na die zeven weken moeten jullie het Wekenfeest vieren voor jullie Heer God. 11 Geef vrijwillig een deel van de oogst aan jullie Heer God en vier feest voor Hem, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten, de weeskinderen en de weduwen uit die in jullie steden wonen. Vier dit feest in de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen om te wonen. 12 Zo zullen jullie niet vergeten dat jullie slaven zijn geweest in Egypte. Houd je precies aan deze regels.

13 Als jullie het graan hebben geoogst en de druiven hebben geperst, moeten jullie zeven dagen lang het Loofhuttenfeest vieren.[a] 14 Vier feest, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten, de vreemdelingen, de weeskinderen en de weduwen uit die bij jullie in de stad wonen. 15 Vier zeven dagen lang feest voor jullie Heer God, in de plaats die de Heer zal uitkiezen. Jullie moeten feestvieren, want de Heer God zal jullie hele oogst en al het werk dat jullie doen, zegenen.

16 Dus drie keer per jaar moeten alle mannen bij de Heer komen in de plaats die de Heer God zal uitkiezen: op het Feest van de Ongegiste Broden, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Maar jullie mogen nooit met lege handen bij de Heer komen. 17 Iedereen moet iets meebrengen van de goede dingen die de Heer God hem heeft gegeven.

De rechters en leiders

18 Elke stam moet rechters en leiders aanwijzen in alle steden die jullie Heer God aan jullie gaat geven. Zij moeten eerlijk en rechtvaardig rechtspreken over het volk. 19 Ze mogen daarin niet oneerlijk zijn. Ze mogen niemand voortrekken. Ook mogen ze zich niet laten omkopen. Want omkoperij maakt wijze mensen oneerlijk. Dan verdraaien ze de woorden van onschuldige mensen. 20 Doe je uiterste best om rechtvaardig te zijn. Dan zal het goed met jullie gaan en zullen jullie het land bezitten dat de Heer jullie gaat geven.

21 Zet geen heilige palen naast het altaar dat jullie voor je Heer God gaan bouwen. 22 Zet ook geen godenbeelden neer. Want jullie Heer God haat die. (lees verder)

De rechters en leiders (vervolg)

17 Slacht voor jullie Heer God nooit een dier dat niet helemaal gezond is. Want jullie Heer God vindt dat verschrikkelijk.

Stel dat in één van de steden die de Heer jullie gaat geven, iemand wordt ontdekt die ongehoorzaam is aan jullie Heer God. Hij houdt zich niet meer aan het verbond. Hij is andere goden gaan aanbidden en dienen, ook al heeft de Heer dat verboden. Of hij aanbidt bijvoorbeeld de zon, de maan of de sterren. Als jullie zoiets horen, moeten jullie goed nagaan of het waar is. Als blijkt dat zoiets verschrikkelijks inderdaad in Israël gebeurt, moeten jullie de man of vrouw die dit heeft gedaan, naar de poort brengen.[b] Daar moeten jullie hem met stenen doodgooien. Als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over wat er gebeurd is, moet die man of vrouw worden gedood. Maar als er maar één getuige is, mag hij niet worden gedood. De mensen die zeggen dat de persoon schuldig is, moeten zelf als eerste een steen gooien. Daarna de andere mensen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

Stel dat een rechtszaak voor jullie te moeilijk is. Bijvoorbeeld als er iemand is gedood, of als er een ruzie is, of als er iemand gewond is geraakt (want dat zijn redenen om naar een rechter te gaan). Ga dan naar de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen Vraag daar aan de Levitische priesters en de rechter om raad. Dan zullen zij erover beslissen. 10 Jullie moeten je houden aan de beslissing die zij nemen. Jullie moeten precies doen wat zij jullie hebben gezegd. 11 Jullie mogen niets aan hun beslissing veranderen. 12 Als iemand het waagt om niet te doen wat de priester of de rechter over die zaak heeft besloten, moet hij worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen. 13 Dan zal het hele volk dit horen en diep ontzag hebben en niet meer eigenwijs zijn.

Regels voor het aanwijzen van een koning

14 Straks hebben jullie het land veroverd en wonen jullie in het land dat de Heer jullie geeft. Misschien willen jullie dan een koning hebben, net als de volken om jullie heen. 15 Laat dan de man die de Heer jullie aanwijst, koning over jullie worden. Hij moet iemand van jullie eigen volk zijn, een Israëliet. Dus geen buitenlander, die geen Israëliet is. 16 Maar jullie koning mag niet veel paarden verzamelen (voor het leger).[c] En hij mag geen mensen naar Egypte sturen om meer paarden te krijgen. Want de Heer heeft tegen jullie gezegd: 'Jullie mogen nooit meer naar Egypte teruggaan.' 17 Ook mag hij niet veel vrouwen nemen, want dan zou hij misschien verleid worden om God te verlaten. [d] Ook mag hij niet te veel goud en zilver verzamelen.[e] 18 Als hij koning is geworden, moet hij voor zichzelf een kopie laten maken van deze wet die de Levitische priesters hebben. 19 Hij moet die kopie altijd bij zich hebben en er zijn hele leven in lezen. Zo zal hij leren om diep ontzag te hebben voor zijn Heer God. En zo zal hij zich aan alle wetten en leefregels houden die er in staan. 20 Dan zal hij niet trots worden en zal hij niet gaan denken dat die wetten voor hem niet gelden. En hij zal niet ongehoorzaam worden aan deze wet. Dan zullen hij en zijn zonen lang over Israël regeren.

Inkomsten van priesters en Levieten

18 De Levitische priesters, en de hele stam van Levi, zullen geen eigen gebied en geen eigen stuk grond hebben, zoals de rest van Israël. Ze zullen leven van de offers die aan de Heer gegeven worden. Daarom zullen ze geen eigen gebied hebben, zoals de andere stammen. In plaats daarvan hebben ze de Heer, zoals Hij hun heeft beloofd.

De priesters hebben recht op een deel van de offers. Als jullie een dier komen offeren, zijn de schouder, de wangen en de maag voor de priester. Ook moeten jullie het eerste deel van jullie oogst van het graan, de wijn en de olijf-olie aan de priester geven. Ook de eerste wol van jullie schapen. Want jullie Heer God heeft de stam van Levi uit al jullie stammen uitgekozen om Hem altijd te dienen.

Stel dat een Leviet in één van de steden van Israël woont en graag naar de plaats wil gaan die de Heer zal uitkiezen. Hij wil, net als de Levieten daar, zijn Heer God gaan dienen in het heiligdom. Dan krijgt hij dezelfde hoeveelheden van de offers als de andere Levieten. Het maakt niet uit hoeveel geld hij zelf heeft doordat hij de erfenis van zijn vader heeft moeten verkopen.

Waarzeggerij en profetie

Als jullie in het land zijn gekomen dat de Heer God aan jullie gaat geven, moeten jullie niet dezelfde verschrikkelijke dingen gaan doen als de volken die daar nu wonen. 10 Niemand van jullie mag zijn zoon of dochter als brand-offer offeren. Jullie mogen op geen enkele manier aan waarzeggerij doen. Niet met een wichelroede, niet door voortekens uit te leggen en niet door toverij. 11 Jullie mogen ook geen geesten oproepen, met geesten praten of de geesten van gestorven mensen om raad vragen. 12 Want de Heer vindt het verschrikkelijk als jullie dat doen. De volken die nu in het land wonen, doen deze verschrikkelijke dingen wel. Juist daarom jaagt de Heer God hen voor jullie weg. 13 Maar júllie moeten helemaal rein zijn voor de Heer God.

14 De volken die jullie nu gaan wegjagen, luisteren naar waarzeggers en tovenaars. Maar de Heer God wil niet dat júllie dat doen. 15 Hij zal jullie in plaats daarvan een profeet geven, iemand van jullie eigen volk, een Israëliet zoals ik. Naar hém moeten jullie luisteren. 16 Want daar hebben jullie op de berg Horeb om gevraagd op de dag dat jullie daar bij jullie Heer God moesten komen. Toen zeiden jullie: 'We willen niet langer de stem van de Heer God horen en dit grote vuur niet langer zien. Want we zijn bang dat we erdoor worden gedood.' 17 Toen zei de Heer tegen mij: 'Het is goed wat ze hebben gezegd. 18 Ik zal hun een profeet geven, iemand uit hun eigen volk, een Israëliet zoals jij. Ik zal hem vertellen wat hij tegen hen zeggen moet. 19 Als de mensen niet luisteren naar wat de profeet namens Mij moet zeggen, zal Ik hen daarvoor straffen. 20 Maar als een profeet eigenwijs wordt en beweert dat hij namens Mij spreekt terwijl Ik hem die dingen niet gezegd heb, zal Ik hem doden. Ook als hij namens andere goden spreekt zal Ik hem doden.'

21 Jullie vragen je misschien af hoe jullie kunnen weten of hij de woorden van God spreekt of niet. 22 Stel dat een profeet zegt dat hij namens de Heer spreekt, maar er gebeurt niet wat hij heeft gezegd, dan had de Heer hem die boodschap niet gegeven. De profeet is eigenwijs geworden en heeft zomaar iets gezegd. Jullie hoeven je van hem niets aan te trekken.

Footnotes

  1. Deuteronomium 16:13 Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Israëlieten vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd. Lees Leviticus 23:33-36.
  2. Deuteronomium 17:5 In de poort verzamelden zich de wijze mannen van een plaats. Daar behandelden ze de rechtszaken.
  3. Deuteronomium 17:16 God wilde niet dat de koning op de sterkte van zijn leger zou vertrouwen, maar dat hij op Hem zou vertrouwen.
  4. Deuteronomium 17:17 Koningen trouwden vaak met dochters van verschillende buitenlandse koningen, om zo de kans op oorlog met die koningen te verkleinen. Maar God wilde niet dat de koning op zijn verbonden zou vertrouwen voor zijn veiligheid, maar dat hij op Hem zou vertrouwen. Bovendien brachten die buitenlandse vrouwen hun eigen goden mee het land in, wat de koning gemakkelijk op het verkeerde pad kon brengen.
  5. Deuteronomium 17:17 God wilde niet wil dat de koning zou vertrouwen op zijn geld waarmee hij bijvoorbeeld een leger kan huren, maar dat hij op Hem zou vertrouwen.

Jezus over de eindtijd

13 Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Kijk eens, Meester! Wat een grote stenen en wat een prachtige gebouwen!’ Jezus antwoordde: ‘Die grote gebouwen? Zij zullen met de grond gelijk worden gemaakt, er zal geen steen op de andere blijven.’

Hij ging tegenover de tempel op de helling van de Olijfberg zitten. Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas kwamen met zʼn vieren bij Hem en vroegen: ‘Wanneer zal gebeuren wat U daarnet over de tempel hebt gezegd? En hoe kunnen wij weten dat het zover is?’ ‘Ik waarschuw jullie,’ zei Jezus. ‘Laat je door niemand van de wijs brengen. Want er zullen verscheidene mensen komen die zeggen dat zij de Christus zijn. En zij zullen veel mensen misleiden. Laat je niet in de war brengen door oorlogen en berichten over oorlog. Het staat vast dat die zullen komen, maar je mag er niet uit opmaken dat het einde er dan al is. Want over de hele wereld zullen de volken tegen elkaar worden opgehitst om oorlog te voeren. Er zullen aardbevingen en hongersnoden zijn. Nu hier, dan weer daar. Maar dat is allemaal nog slechts het begin van de ellende. En wat jullie zelf betreft, wees op je hoede! Omdat jullie bij Mij horen, zul je voor de rechtbank worden gesleept. In de synagogen zul je harde klappen krijgen. Jullie zullen zelfs voor bestuurders en koningen moeten verschijnen. Dat zijn allemaal kansen om over Mij te vertellen. 10 Want voordat het einde komt, moeten eerst alle volken van de wereld het goede nieuws van God horen. 11 Maar als je voor de rechtbank wordt gebracht, maak je dan geen zorgen over wat je moet zeggen. Zeg wat je op dat moment wordt ingegeven. Je hoeft zelf niet te spreken. De Heilige Geest zal het doen.

12 Er zullen mensen zijn die hun broer de dood injagen door hem te verraden. Vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen. En kinderen zullen tegen hun ouders in opstand komen en hen vermoorden. 13 Iedereen zal jullie haten, omdat je bij Mij hoort. Maar wie Mij trouw blijft tot het allerlaatst, zal gered worden. 14 Wanneer je “de ontzettende gruwel” ziet staan waar hij niet hoort—wie dit leest, moet dit proberen te begrijpen—en je bent in Judea, vlucht dan naar de bergen. 15 Als je op dat moment op het platte dak van je huis zit, ga dan niet naar binnen om nog iets mee te nemen. Vlucht! 16 Als je op het veld bent, ga niet naar huis om wat kleren te halen. Vlucht! 17 Het zal een afschuwelijke tijd worden voor vrouwen die in verwachting zijn of een baby hebben. 18 Bid dat het niet in de winter gebeurt. 19 Want er zal een verdrukking zijn zoals er nog nooit geweest is sinds God de wereld maakte en zoals er ook nooit weer zal komen. 20 En als God die tijd niet had verkort, zou geen mens het er levend afbrengen. Maar ter wille van de mensen die Hij heeft uitgekozen, heeft Hij besloten die tijd te verkorten.

Read full chapter

Jezus vertelt wat er in de toekomst gaat gebeuren

13 Jezus vertrok uit de tempel. Eén van zijn leerlingen zei tegen Hem: "Kijk eens Meester, wat zijn het toch prachtige gebouwen!" Jezus zei tegen hem: "Kijk nog maar eens goed naar die grote gebouwen. Er zal geen steen van op de andere blijven staan. Alles zal tot de grond worden afgebroken."

Ze gingen op de helling van de Olijfberg zitten, tegenover de tempel. Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas namen Hem apart en vroegen: "Wanneer zal dat gebeuren? En waaraan zullen we het kunnen zien dat het zover is?"

Jezus antwoordde: "Let goed op dat jullie je door niemand laten bedriegen! Want heel veel mensen zullen beweren dat ze Mij zijn. Ze zullen zeggen: 'Ik ben de Messias.' En heel veel mensen zullen dat geloven. Ook zullen jullie horen over oorlogen en over berichten van oorlogen. Word daar niet ongerust over. Die dingen moeten gebeuren. Maar het is nog niet het einde. Want allerlei landen en volken zullen met elkaar oorlog voeren. En er zullen op allerlei plaatsen aardbevingen en hongersnoden zijn. Maar dat is pas het begin van het einde.

Maar jullie moeten goed op jezelf passen. De mensen zullen jullie gevangen nemen en voor de rechter brengen. En in de synagogen zullen jullie mishandeld worden. Omdat jullie in Mij geloven, zullen bestuurders van provincies en landen over jullie rechtspreken. En jullie zullen aan hen over Mij vertellen. 10 Want eerst moet aan alle volken het goede nieuws worden verteld. 11 En als de mensen jullie gevangen nemen, maak je dan niet van tevoren zorgen over wat je moet zeggen. Want op het juiste moment zullen jullie weten wat jullie moeten zeggen. En dát zullen jullie zeggen. Want het zullen niet jullie eigen woorden zijn, maar woorden die de Heilige Geest jullie geeft.

12 En een man zal zijn broer gevangen laten nemen en ter dood laten brengen. En een vader zal dat met zijn zoon doen. En kinderen zullen zich tegen hun ouders verzetten en hen doden. 13 En iedereen zal jullie haten omdat jullie in Mij geloven. Maar iedereen die volhoudt tot het einde, zal worden gered.

14 Er zal iets afschuwelijks staan op een plek waar het niet hoort, namelijk in de tempel. De profeet Daniël heeft daar al over gesproken[a] – Let goed op als je dit leest en denk er over na! – De bewoners van Judea moeten dan naar de bergen vluchten. 15 Als je op het dak van je huis bent, ga dan niet naar beneden om iets uit je huis mee te nemen. Je moet onmiddellijk vluchten. 16 En als je op het veld bent, ga dan niet eerst naar huis om kleren op te halen. Je moet onmiddellijk vluchten. 17 Het zal een vreselijke tijd zijn voor de vrouwen die in die tijd in verwachting zijn of net een baby hebben gekregen! 18 Bid dat het geen winter zal zijn als jullie moeten vluchten. 19 Want het zal een vreselijke tijd worden. Zo'n verschrikkelijke tijd is er nog nooit eerder geweest en zal er ook nooit meer komen. 20 En als de Heer die tijd niet korter zou maken, zou geen mens worden gered. Maar God zal die tijd korter maken om de mensen die in Hem geloven te helpen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Markus 13:14 De Romeinse keizer Titus verovert Jeruzalem in 70 na het jaar nul en verwoest de tempel. Dat is een eerste vervulling van deze woorden. Maar er komt een tweede vervulling, wanneer er in een later gebouwde tempel een afgodsbeeld wordt neergezet, aan het eind van de tijd. Daarover is te lezen in Openbaring 13. Lees ook Daniël 9:27, Daniël 11:31 en Daniël 12:11.