Add parallel Print Page Options

Daniël wordt adviseur van de koning

Drie jaar na de troonsbestijging van koning Jojakim van Juda voerde koning Nebukadnezar van Babel een aanval uit op Jeruzalem en de Here schonk hem de overwinning op Jojakim. Bij zijn terugkeer nam Nebukadnezar uit de tempel van God een deel van de heilige voorwerpen mee. Hij zette deze in de schatkamer van de tempel van zijn eigen god in Babylon. 3,4 Toen liet hij Aspenaz, het hoofd van de hofhouding, bij zich komen en gaf hem de opdracht enkele Israëlieten naar Babel te halen. Zij moesten van koninklijke en voorname afkomst zijn. Aspenaz moest hun les geven in de taal en de wetenschap van de Chaldeeën.

‘Zoek de sterkste, gezondste en mooiste jongens uit,’ zei de koning. ‘Zij moeten een grote belezenheid, een uitgebreide kennis en een scherp verstand bezitten. Kortom, het moeten jongens zijn, geschikt om in het paleis dienst te doen.’ De koning stelde een dieet op van het beste voedsel en de beste wijn uit de koninklijke keuken. Drie jaar lang moesten zij de opleiding volgen en daarna zouden zij bij hem in dienst komen.

Onder de uitgekozen jongemannen bevonden zich ook vier jongens uit Juda: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Aspenaz gaf hun echter Babylonische namen: Daniël werd Beltsazar genoemd, Hananja kreeg de naam Sadrach, Misaël noemde hij Mesach en Azarja werd Abednego.

Daniël nam zich voor niets te gebruiken van het eten en de wijn die zij van de koning kregen, want hij wilde zich aan de reinheidsvoorschriften houden. Hij vroeg Aspenaz of hij in plaats daarvan ander voedsel mocht eten. God zorgde ervoor dat deze man aan de wens van Daniël tegemoet kwam. 10 Hij zei echter wel: ‘Ik ben bang dat je mager en bleek zult worden in vergelijking met de andere jongens van jouw leeftijd. En als de koning, die zelf het dieet heeft vastgesteld dat ziet, krijg ik problemen.’

11 Daniël sprak erover met de kamerheer die door Aspenaz was aangesteld om voor hem en Hananja, Misaël en Azarja te zorgen.

12 Daniël stelde hem voor: ‘Neem dan tien dagen met ons de proef, door ons uitsluitend groenten en water te geven. 13 Na deze proefperiode moet u ons uiterlijk vergelijken met dat van de andere jongens die wel van het voedsel van de koninklijke tafel eten. Dan kunt u altijd nog besluiten of u ermee doorgaat of niet.’ 14 De kamerheer ging ermee akkoord het tien dagen te proberen. 15 En jawel, tien dagen later bleken Daniël en zijn drie vrienden er gezonder en beter uit te zien dan de jongemannen die hadden gegeten van het door de koning voorgeschreven voedsel! 16 Voortaan nam de kamerheer dus het voorgeschreven voedsel en de wijn weg en gaf hun uitsluitend groenten.

17 God gaf deze vier jongemannen het vermogen goed te kunnen leren. Al gauw beheersten zij alle literatuur en wetenschappen van hun tijd. Daniël kreeg bovendien de speciale gave dromen en visioenen te verklaren. 18,19 Na de opleidingsperiode van drie jaar bracht Aspenaz de jongemannen naar de koning. Met ieder van hen had koning Nebukadnezar een lang gesprek, maar niemand maakte meer indruk op hem dan Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Daarom nam hij ze als adviseurs in dienst. 20 Bij alle kwesties waarbij het aankwam op wijs inzicht en een goed oordeel, werden zij te hulp geroepen. De koning merkte dat het advies van deze jongemannen tienmaal beter was dan dat van alle geleerden en astrologen in zijn rijk. 21 Daniël bleef adviseur tot het eerste regeringsjaar van koning Kores.

De nachtmerrie van Nebukadnezar

In zijn tweede regeringsjaar kreeg Nebukadnezar een vreselijke nachtmerrie. Hevig verontrust werd hij wakker en kon de slaap niet meer vatten. Hij ontbood meteen alle geleerden, bezweerders, tovenaars en astrologen. Zij moesten hem zijn droom verklaren. Toen zij allemaal voor hem stonden, zei hij: ‘Ik heb een vreselijke nachtmerrie gehad. Dat maakt mij erg ongerust en daarom wil ik weten wat dat te betekenen heeft.’ Toen antwoordden de astrologen hem: ‘Majesteit, vertel ons uw droom, dan zullen wij u de betekenis ervan uitleggen.’ De koning zei echter: ‘Ik heb besloten dat u mij zowel de droom als zijn uitlegging moet vertellen! Als u dat niet kunt, zal ik u in stukken laten hakken en uw huizen met de grond gelijk laten maken. U krijgt echter prachtige geschenken en ik zal u met eerbewijzen overladen, als u mij zegt hoe mijn droom was en mij zijn betekenis vertelt. Vooruit, steek van wal!’ Maar zij herhaalden: ‘Hoe kunnen wij vertellen wat de betekenis van uw droom is, als u ons niet eerst uw droom vertelt?’ 8,9 De koning barstte uit: ‘Ik heb u wel door! U probeert tijd te winnen. U ziet dat ik vastbesloten ben u terecht te stellen, als u mij de droom niet kunt vertellen. En u hebt afgesproken mij iets op de mouw te spelden in de hoop dat ik de hele zaak na verloop van tijd vergeet! Maar als u mij mijn droom niet kunt vertellen, weet ik zeker dat u die ook niet kunt uitleggen.’ 10 De astrologen antwoordden hun vorst: ‘Geen mens ter wereld kan antwoord geven op de vraag die u stelt! Daarom heeft nog nooit een koning, hoe groot of machtig ook, zoiets aan een geleerde, tovenaar of astroloog gevraagd. 11 U wilt het onmogelijke. Niemand kan u uw droom vertellen, behalve de goden, maar die wonen niet onder de stervelingen.’

12 Toen de koning dit hoorde, werd hij razend en beval alle wijze mannen uit Babel terecht te stellen. 13 Overal werden wijzen opgepakt. Ook Daniël en zijn metgezellen liepen gevaar gearresteerd en gedood te worden. 14,15 Daniël bleef echter kalm en ging verstandig en met overleg te werk. Hij vroeg Arjoch, het hoofd van de koninklijke lijfwacht, die al voorbereidingen trof voor de executies: ‘Waarom is de koning zo kwaad? Wat is er toch aan de hand?’ Arjoch vertelde hem wat er was gebeurd. 16 Daniël ging naar de koning. ‘Geef mij alstublieft wat tijd,’ zei hij, ‘dan zal ik u uw droom uitleggen.’ 17 Daarop ging hij naar huis en vertelde zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja 18 dat zij de God van de hemel moesten smeken medelijden met hen te tonen door hun het geheim van de droom te vertellen. Dan zouden zij en de andere wijzen van Babel niet hoeven te sterven. 19 Die nacht vertelde God aan Daniël het geheim. 20 En Daniël loofde de God van de hemel en zei: ‘Geprezen zij God van eeuwigheid tot eeuwigheid! Want Hij bezit alle wijsheid en kracht. 21 Alle wereldgebeurtenissen liggen in zijn hand. Hij zet koningen af en stelt nieuwe koningen aan. Hij geeft de wijzen hun wijsheid en de geleerden hun inzicht. 22 Hij maakt ondoorgrondelijke en geheime dingen bekend. Hij ziet alle in het duister verborgen zaken, want Hij Zelf is het licht. 23 O God van mijn voorouders, U loof en prijs ik. Want U hebt mij wijsheid en kracht geschonken en op ons verzoek hebt U mij nu de droom van de koning en de uitleg daarvan bekendgemaakt.’

24 Daarna ging Daniël naar Arjoch, die van de koning de opdracht had gekregen de wijzen van Babel ter dood te brengen. Daniël zei: ‘Stel de wijzen niet terecht. Breng mij bij de koning, dan zal ik hem de uitleg van zijn droom geven.’

25 In allerijl bracht Arjoch hem naar de vorst en zei: ‘Majesteit, ik heb een krijgsgevangene uit Juda gevonden die u de uitleg kan geven!’ 26 De koning richtte zich tot Daniël (ook wel Beltsazar genoemd) en zei: ‘Is dat waar? Kunt u mij werkelijk vertellen wat ik heb gedroomd en wat dat betekent?’ 27 Daniël antwoordde: ‘Geen enkele wijze of bezweerder, geleerde of waarzegger kan u een dergelijk geheim vertellen. 28 Maar er is een God in de hemel die geheimen openbaart. Hij heeft u, koning Nebukadnezar, in uw droom bekendgemaakt wat in de toekomst zal gebeuren. Uw droom en de dingen die aan uw geestesoog voorbijtrokken, gingen als volgt. 29 Terwijl u op bed lag, dacht u na over toekomstige gebeurtenissen. Hij die geheimen openbaart, heeft u laten weten wat er te gebeuren staat. 30 Ik ben niet door bovenmenselijke wijsheid achter het geheim van uw droom gekomen, maar alleen omdat God het mij heeft laten zien. Ik moest u de uitleg van uw droom geven en u zo duidelijk maken wat u dwarszit. 31 Majesteit, u zag een reusachtig groot beeld van een mens. Er hing een oogverblindende glans omheen en het stond pal voor u. Het had een afschrikwekkend uiterlijk. 32 Het hoofd van het beeld was gemaakt van het zuiverste goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en dijen waren van koper, 33 zijn benen van ijzer en zijn voeten waren van een mengsel van ijzer en klei. 34 Terwijl u bleef toekijken, raakte zonder toedoen van mensenhanden een steen los van de berghelling. Hij rolde op het beeld af en verpletterde de voeten van ijzer en klei. Hij sloeg ze helemaal aan stukken en verpletterde ook de rest van het beeld. 35 Zo bleef een grote berg ijzer, klei, koper, zilver en goud over. De vermorzelde delen waren zo fijn als het kaf op een dorsvloer in de zomer. De wind blies alles weg, er bleef geen spoor van over. Maar de steen die het beeld had omvergeworpen, groeide uit tot een grote berg die de hele aarde bedekte.

36 Dit was uw droom en nu zal ik u de betekenis ervan uitleggen: 37 majesteit, u bent koning over vele koningen. Dit koningschap, met alle daaraan verbonden gezag en eer, heeft de God van de hemel u gegeven. 38 Hij laat u regeren over de mensen tot in de verste hoeken van de aarde. Ook de wilde dieren en de vogels staan onder uw gezag. U bent dat gouden hoofd. 39 Maar nadat aan uw koninkrijk een einde is gekomen, zal een andere wereldmacht opstaan. Dit rijk zal kleiner zijn dan het uwe. Na de val van dat koninkrijk, zal een derde grote macht, het koper, verrijzen om de wereld te regeren. 40 Daarna komt er een vierde koninkrijk, zo hard als ijzer. Een rijk met een ijzeren kracht dat alles verwoest en verbrijzelt. 41,42 En ten slotte de voeten en tenen die u hebt gezien, gemaakt van een mengsel van ijzer en pottenbakkersklei. Zij verbeelden het daarop volgende rijk, dat echter intern verdeeld zal zijn. Er zal iets van de hardheid van ijzer in zijn, maar andere delen zullen net zo broos zijn als gebakken klei. 43 Dit mengsel van ijzer en klei betekent dat deze rijken proberen machtiger te worden door zich met behulp van huwelijken met elkaar te vermengen. Maar zij zullen niet echt een eenheid worden, want ijzer en klei verbinden zich niet met elkaar. 44 Tijdens de regeringen van die koningen zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten dat nooit ten onder zal gaan. Niemand zal het ooit veroveren. Het zal die koninkrijken compleet verbrijzelen, maar zelf tot in eeuwigheid blijven bestaan. 45 Dit is dus de betekenis van de steen die zonder toedoen van mensenhanden losraakte van de berg. Deze steen verpulverde het ijzer, leem, koper, zilver en goud. Zo heeft de grote God u laten zien wat in de toekomst zal gebeuren. En deze uitlegging van uw droom is even waar en betrouwbaar als de droom zelf.’

46 Toen knielde koning Nebukadnezar voor Daniël en boog diep voor hem. Hij beval zijn onderdanen hem offers te brengen en wierook voor hem te branden. 47 ‘Werkelijk, Daniël,’ zei hij, ‘uw God is de God boven alle goden, de heerser over alle koningen. Hij openbaart geheimen en daardoor hebt u dit geheim kunnen bekendmaken.’ 48 Toen verleende hij Daniël hoge waardigheid. Hij gaf hem talloze kostbare geschenken en benoemde hem tot heerser over het hele gebied van Babel en maakte hem bovendien hoofd van alle wijze mannen uit Babel. 49 Op Daniëls verzoek stelde de koning Sadrach, Mesach en Abednego aan als zijn assistenten. Zij waren verantwoordelijk voor het bestuur van het gebied van Babel. Daniël bleef in functie aan het koninklijk hof.

Het gouden beeld en de brandende oven

Koning Nebukadnezar liet een gouden beeld maken van 27 meter hoog en 2,70 meter breed. Hij plaatste het in de vlakte Dura, in het gebied Babel. Daarna bracht de koning alle hooggeplaatsten in overheidsdienst bijeen om de inwijding van Nebukadnezars beeld bij te wonen. Nadat zij allemaal waren gearriveerd en hun plaats voor het monument hadden ingenomen, riep een heraut met krachtige stem: ‘Volken uit alle landen en van allerlei talen, dit is het bevel van de koning: straks zult u de muziek horen van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en van allerlei andere instrumenten. En zodra die muziek begint te spelen, moet u zich languit op de grond werpen en koning Nebukadnezars gouden beeld aanbidden. Ieder die niet neervalt om te aanbidden, zal ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid.’ Bij het horen van de eerste tonen wierp dus iedereen, ongeacht zijn volk, taal of godsdienst, zich op de grond en aanbad het beeld.

Maar enige hoge functionarissen gingen naar de koning en dienden een aanklacht in tegen enkele Judeeërs die weigerden het beeld te aanbidden! ‘Majesteit,’ zeiden zij, 10 ‘u hebt bevel gegeven dat iedereen zich op de grond moet laten vallen en het gouden beeld aanbidden, zodra de muziek begint te spelen. 11 Wie dat niet doet, zal in de brandende oven worden gegooid. 12 Maar nu zijn daar een paar Judese mannen, Sadrach, Mesach en Abednego, die u hebt belast met het bestuur over het gewest Babel. Deze mannen storen zich niet aan uw bevel en weigeren uw goden te vereren of het gouden beeld dat u hebt opgericht, te aanbidden.’ 13 Laaiend van woede beval Nebukadnezar Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Toen zij waren voorgeleid, zei hij: 14 ‘Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat u mijn goden niet wilt vereren en het gouden beeld niet wilt aanbidden? 15 Ik geef u nog één kans. Maar dan moet u zich bij het horen van de eerste tonen wel op de grond laten vallen en het beeld aanbidden. Doet u dat niet, dan zult u ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zou u dan uit mijn handen kunnen redden?’ 16 De drie mannen antwoordden: ‘Wij vinden het niet nodig uw vraag te beantwoorden. 17 Onze God, die wij vereren, is in staat ons te redden uit de brandende oven en uit uw macht, majesteit. 18 Maar ook als Hij dat niet doet, kunt u er zeker van zijn dat wij uw goden niet zullen vereren en uw gouden beeld niet zullen aanbidden!’

19 Nebukadnezar werd razend op Sadrach, Mesach en Abednego. Zijn gezicht vertrok van woede. Hij beval dat de oven zevenmaal heter dan gewoonlijk moest worden opgestookt. 20 Hij droeg een paar van de sterkste mannen uit zijn leger op Sadrach, Mesach en Abednego vast te binden en in de brandende oven te gooien. 21 Zij werden stevig geboeid en met kleren en al in de oven gesmeten. 22 Omdat de koning in zijn woede zoʼn abnormaal heet vuur in de oven wilde hebben, schoten de vlammen eruit en doodden de soldaten die hen erin gooiden! 23 Zo vielen de drie vastgebonden Judese mannen in de hoog oplaaiende vlammen. 24 Plotseling sprong koning Nebukadnezar geschrokken overeind. ‘Wat zie ik nu?’ riep hij tegen zijn raadsmannen. ‘Wij hadden toch dríe mannen in de oven gegooid?’ ‘Jazeker, majesteit,’ antwoordden zij, 25 ‘Maar kijk!’ schreeuwde Nebukadnezar. ‘Nu zie ik er víer vrij rondlopen tussen de vlammen en zij zijn ongedeerd! En de vierde ziet eruit als een engel.’ 26 Nebukadnezar liep zo dicht mogelijk naar de open deur van de brandende oven en riep: ‘Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de hoogste God, kom naar buiten! Kom hier!’ Het drietal stapte uit het vuur. 27 De stadhouders, gouverneurs, landvoogden en raadsheren verdrongen zich om hen heen en zagen dat zij geen letsel van het vuur hadden opgelopen. Hun hoofdhaar was niet verschroeid, hun mantels waren ongeschonden en er hing zelfs geen brandlucht om hen heen.

28 ‘Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego!’ zei Nebukadnezar. ‘Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren die op Hem vertrouwden, te bevrijden. Hij liet hen niet in de steek toen zij mijn bevel trotseerden en liever hun leven waagden dan een andere god dan hun eigen God te vereren of te aanbidden. 29 Daarom vaardig ik het bevel uit dat iedereen, van welk volk, taal of natie dan ook, die iets oneerbiedigs zegt over de God van Sadrach, Mesach en Abednego in stukken wordt gehouwen. En zijn huis zal met de grond worden gelijkgemaakt. Want geen andere god kan met zoveel machtsvertoon redden als deze God heeft gedaan.’ 30 Sadrach, Mesach en Abednego stonden vanaf dat moment in hoog aanzien bij de koning.

Jeruzalem wordt veroverd door koning Nebukadnezar van Babel

Toen Jojakim drie jaar koning van Juda was, kwam koning Nebukadnezar van Babel met zijn leger bij Jeruzalem aan.[a] Hij omsingelde en veroverde de stad. De Heer leverde koning Jojakim aan hem uit. Nebukadnezar nam hem mee naar Babel. Ook nam hij de voorwerpen uit de tempel van God mee naar Babel.[b] Daar borg hij ze op in de schatkamer van de tempel van zijn god.

Daniël en zijn vrienden aan het hof van de koning

De koning liet Aspenaz, het hoofd van zijn hofdienaren, bij zich komen. Hij gaf hem het bevel een aantal jongemannen die gevangen uit Israël waren meegenomen, naar het paleis te brengen. Het moesten zonen zijn van belangrijke families en prinsen uit de koninklijke familie. Ze moesten er knap uitzien en helemaal gezond zijn. Ze moesten intelligent zijn en een goede opleiding gehad hebben. Kortom: ze moesten geschikt zijn om voor de koning in het paleis te werken. Daar zouden ze les krijgen in de wetenschap en de taal van de Babyloniërs. De koning bepaalde wat en hoeveel ze elke dag zouden eten. Ze zouden mee-eten van de koninklijke maaltijden, en drinken van de wijn van de koning. Ze moesten drie jaar lang opgeleid worden. Daarna zouden ze bij de koning in dienst komen.

Vier van de jongemannen die uitgekozen werden, waren de Judeeërs Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Aspenaz gaf hun andere namen: Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja noemde hij Sadrach, Misaël noemde hij Mesach en Azarja noemde hij Abednego. Daniël besloot om niet mee te eten van de maaltijden van de koning of mee te drinken van de wijn van de koning. Want hij wilde niet onrein worden, maar zich houden aan Gods regels voor het eten. Daarom vroeg hij aan Aspenaz toestemming om er niet van mee te hoeven eten. God zorgde ervoor dat de man naar hem wilde luisteren. 10 Maar hij zei tegen Daniël: "Als je niet eet wat de koning bevolen heeft, ben ik bang dat de koning straks zal vinden dat je er minder goed uitziet dan de andere jongemannen die zijn uitgekozen. En daar zal hij míj de schuld van geven."

11 Nu was het zo, dat Aspenaz een hofdienaar had aangewezen om Daniël, Hananja, Misaël en Azarja te bewaken en te verzorgen. Dat was de Melzar.[c] Toen vroeg Daniël aan de Melzar: "Geef ons alstublieft een proeftijd van tien dagen. 12 Tien dagen lang zullen we alleen brood en groenten eten en water drinken. 13 Daarna vergelijkt u ons met de jongens die mee-eten met de maaltijden van de koning. Dan kunt u zien of wij er net zo goed uitzien als zij. Beslis dan wat we voortaan zullen eten." 14 De dienaar deed wat ze vroegen en gaf hun een proeftijd van tien dagen. 15 Na die tien dagen zag hij dat zij er gezonder en steviger uitzagen dan de andere jongemannen, die wel hadden gegeten van de maaltijden van de koning. 16 Voortaan haalde de Melzar het eten en de wijn die de koning hun liet brengen, weg, en gaf hun brood, groenten en water.

17 En God maakte deze vier jongens wijs en verstandig. Alles wat ze moesten leren, begrepen ze goed. Bovendien gaf God aan Daniël wijsheid om dromen uit te leggen.

18 Na de door de koning afgesproken tijd van drie jaar moesten de jongemannen bij de koning komen. Aspenaz bracht hen naar koning Nebukadnezar. 19 De koning sprak met hen, en geen één van de andere jongemannen was te vergelijken met Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Daarom kwamen zij in dienst van de koning. 20 Elke keer als de koning hen om raad vroeg, wisten ze hem wijs en knap te antwoorden. Ze waren tien keer beter dan de geleerden en tovenaars uit zijn hele koninkrijk.

21 Daniël bleef daar aan het hof tot Kores koning werd.[d]

De droom van koning Nebukadnezar

Toen Nebukadnezar twee jaar koning was, had hij een droom die hem heel onrustig maakte. Hij kon er niet meer van slapen. Daarom liet hij de geleerden, waarzeggers, tovenaars en wijzen roepen. Hij wilde dat ze hem zouden vertellen wat hij gedroomd had. Ze kwamen voor de koning staan. De koning vertelde hun: "Ik heb een droom gehad. Ik ben er helemaal onrustig van geworden en daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb." Ze antwoordden hem: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! Vertel ons uw droom, dan zullen we u uitleggen wat hij betekent." De koning antwoordde: "Ik heb besloten dat júllie mij moeten vertellen wat ik heb gedroomd. Daarna moeten jullie de droom uitleggen. Als jullie mij niet vertellen wat ik heb gedroomd en wat de droom betekent, zal ik jullie in stukken laten hakken en jullie huizen laten verwoesten. Maar als jullie mij vertellen wat ik heb gedroomd en wat het betekent, zal ik jullie een grote beloning geven. Ik zal jullie geschenken en grote eer geven. Vertel mij dus wat ik heb gedroomd en wat het betekent."

Toen antwoordden zij hem opnieuw: "Mijn heer de koning, vertel ons wat u heeft gedroomd. Dán zullen wij uitleggen wat de droom betekent." Maar de koning zei: "Ik zie wel dat jullie proberen tijd te winnen. Want jullie zien dat mijn besluit vaststaat. Als jullie mij niet mijn droom vertellen, zullen jullie allemaal dezelfde straf krijgen. Daarom bedriegen jullie mij. Jullie hebben met elkaar afgesproken daarmee tijd te winnen, totdat ik van gedachten verander. Maar júllie moeten mij de droom vertellen. Dan weet ik zeker dat jullie hem ook kunnen uitleggen." 10 Ze antwoordden: "Geen mens op aarde kan doen wat u heeft gevraagd, mijn heer de koning. Daarom heeft ook geen enkele koning, hoe groot en machtig hij ook was, ooit zoiets van een geleerde of tovenaar, waarzegger of wijze gevraagd. 11 Wat u vraagt is te moeilijk, mijn heer de koning. Niemand kan u dat vertellen. Alleen de goden kunnen het u vertellen, maar zij zijn niet bij de mensen." 12 Toen werd de koning woedend. Hij gaf het bevel alle wijze mannen van Babel te doden. 13 De wet werd bekend gemaakt en men begon de wijze mannen te doden. Ook Daniël en zijn vrienden werden gezocht en hun leven kwam in gevaar.

Daniël bidt om de droom van de koning

14 Arioch, de aanvoerder van de lijfwacht van de koning, had de opdracht gekregen om alle wijze mannen van Babel te doden. Daniël ging naar hem toe en dacht goed na wat hij moest zeggen. 15 Hij vroeg hem: "Waarom heeft de koning plotseling dit verschrikkelijke bevel gegeven?" Arioch vertelde hem wat er was gebeurd.

16 Toen ging Daniël naar de koning. Hij vroeg de koning of hij hem de tijd wilde geven om hem zijn droom uit te leggen. 17 Daarna ging hij naar huis en vertelde alles aan zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja. 18 Hij vroeg hun ook om te bidden of God medelijden met hen zou willen hebben en aan Daniël de droom en de betekenis ervan te vertellen. Want dan zouden Daniël en zijn vrienden en de rest van de wijze mannen niet gedood worden.

19 Toen droomde Daniël 's nachts de droom die de koning had gehad. En God vertelde hem ook wat hij betekende. 20 Daniël dankte de God van de hemel en zei: "Ik prijs onze Heer God! Hij is het waard om voor eeuwig geprezen te worden. Want Hij heeft alle wijsheid en alle macht. 21 Want Hij is het die de geschiedenis bepaalt. Hij onttroont koningen en stelt koningen aan. Hij geeft wijsheid aan wijze mensen en verstand aan verstandige mensen. 22 Hij laat dingen zien die tot dan toe verborgen waren. Hij weet wat er in het donker verborgen is, want bij Hem is alles licht. 23 God van mijn voorouders, ik prijs U omdat U mij wijsheid en kennis heeft gegeven. U heeft mij gegeven waar wij U om gebeden hadden. Want U heeft ons alles verteld over de droom van de koning."

Daniël vertelt de droom aan de koning

24 De volgende dag ging Daniël naar Arioch, aan wie de koning het bevel had gegeven alle wijze mannen van Babel te doden. Hij zei tegen hem: "Stop met het doden van de wijze mannen van Babel! Breng me naar de koning. Dan zal ik hem uitleggen wat hij heeft gedroomd." 25 Arioch bracht Daniël haastig naar de koning. Hij zei tegen de koning: "Bij de mensen die gevangen uit Juda meegenomen zijn, heb ik iemand gevonden die u kan uitleggen wat u heeft gedroomd." 26 De koning zei tegen Daniël (die Beltsazar werd genoemd): "Kun jij me inderdaad vertellen wat ik heb gedroomd, en het ook uitleggen?" 27 Daniël antwoordde hem: "Mijn heer de koning, wat u vraagt, is onmogelijk voor mensen. Geen wijze, tovenaar, geleerde of waarzegger zal u kunnen vertellen wat u heeft gedroomd. 28 Maar er is een God in de hemel die verborgen dingen bekend maakt. Hij laat u, koning Nebukadnezar, weten wat er in de verre toekomst gaat gebeuren. 29 Mijn heer de koning, u lag in uw bed na te denken over de toekomst. Toen gaf God u een droom. De toekomst is verborgen voor de mensen. Maar God heeft u laten weten wat er in de toekomst gaat gebeuren. 30 Ook aan mij heeft God die verborgen dingen verteld. Ik weet het niet omdat ik wijzer zou zijn dan elk ander mens, maar omdat God het mij heeft verteld. Hij wil dat u weet wat u gedroomd heeft en wat die droom betekent.

31 Mijn heer de koning, u zag plotseling in uw droom een enorm groot beeld. Het was heel hoog en zag er schitterend uit. Het stond vlak vóór u en zag er heel indrukwekkend uit. 32 Het hoofd van het beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en zijden waren van koper, 33 zijn heupen en bovenbenen waren van ijzer en zijn onderbenen en voeten van een mengsel van ijzer en klei. 34 Terwijl u keek, werd er een steen losgehakt, zonder dat een mens dat deed. De steen rolde naar beneden en raakte de voeten van het beeld. Hij verbrijzelde de voeten die van ijzer en klei waren. 35 Onmiddellijk viel het beeld helemaal uit elkaar: het ijzer, de klei, het koper, het zilver en het goud vielen helemaal tot stof uit elkaar. Het stof werd door de wind weggeblazen. Al gauw was er niets meer van te vinden. Maar de steen die het beeld had geraakt, werd groter en groter. Hij werd zo groot als een berg die de hele aarde vulde."

De betekenis van de droom

36 Daniël zei: "Dit is de droom. Nu zal ik u vertellen wat hij betekent. 37 Mijn heer de koning, u bent een zeer machtig koning. Want de God van de hemel heeft u het koningschap gegeven en u machtig, sterk en beroemd gemaakt. 38 U heerst over alle mensen, waar zij ook wonen, en over alle wilde dieren en de vogels. U bent dat gouden hoofd. 39 Maar na u zal er een ander koninkrijk ontstaan, dat minder glorieus is dan dat van u.[e] Daarna komt er nóg een rijk, een derde koninkrijk. Dat is het koninkrijk van koper. Het zal over de hele wereld heersen.[f] 40 Het vierde en laatste koninkrijk zal zo hard zijn als ijzer. IJzer kan alles verbrijzelen en verpletteren. Net als ijzer zal dit koninkrijk verbrijzelen en verpletteren.[g] 41 U zag de onderbenen met de tenen die voor een deel van klei en voor een deel van ijzer waren. Dat betekent dat dit laatste koninkrijk verdeeld zal zijn. Maar het zal zo sterk zijn als ijzer. Want u zag dat de benen en voeten van ijzer waren, vermengd met klei. 42 De tenen waren voor een deel van ijzer en voor een deel van klei. De delen van dat koninkrijk zullen voor een deel zo hard zijn als ijzer, maar ook zo zwak zijn als klei. 43 U zag dus dat ijzer vermengd was met klei. Het is een mengsel. Dat betekent dat de afstammelingen van het volk zich niet blijvend zullen mengen met het andere volk. Het mengsel kan niet echt één geheel worden. Net zoals ijzer niet één geheel wordt met klei.[h]

44 Maar in de tijd dat die koningen er zijn, zal de God van de hemel een koninkrijk stichten dat nooit vernietigd zal worden. Het zal nooit door een ander koninkrijk overwonnen worden. Het zal al die koninkrijken verpletteren en er een einde aan maken. Maar zelf zal dat koninkrijk voor eeuwig blijven bestaan.[i] 45 Daarom heeft u dit gezien. Dat koninkrijk zal ontstaan zonder dat een mens dat doet. Net zoals de steen in uw droom werd losgehakt zonder dat een mens dat deed, en het ijzer, het koper, de klei, het zilver en het goud verpletterde. De grote God heeft aan de koning laten weten wat er in de toekomst zal gebeuren. De droom zal werkelijkheid worden. En u kan er op vertrouwen dat dit de betekenis ervan is."

46 Toen knielde koning Nebukadnezar voor Daniël neer en eerde hem. Hij gaf het bevel om een vlees-offer, wierook-offer en wijn-offer te offeren voor Daniël. 47 En hij zei tegen Daniël: "Werkelijk, jouw God is de machtigste God van alle goden en de Heer van alle koningen. Hij is het die verborgen dingen bekend maakt. Daardoor heb je mij dit kunnen vertellen." 48 En de koning gaf Daniël veel kostbare geschenken. Ook maakte hij hem bestuurder van de hele provincie Babel, en hoofd van alle wijze mannen van Babel. 49 Maar Daniël vroeg aan de koning of zijn vrienden Sadrach, Mesach en Abednego in zijn plaats Babel mochten besturen. Zelf bleef hij aan het hof van de koning.

Het beeld van koning Nebukadnezar

Op een keer liet koning Nebukadnezar een gouden beeld maken van 60 el (27 m) hoog en 6 el (2,70 m) breed. Hij liet het neerzetten in het Dura-dal in de provincie Babel. Daarna liet hij alle bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en legeraanvoerders van alle provincies komen. Alle hoge ambtenaren moesten aanwezig zijn bij de inwijding van het beeld. Zo kwamen ze allemaal voor de inwijding van het beeld dat koning Nebukadnezar had laten neerzetten. Ze gingen allemaal vóór het beeld staan. En een dienaar riep luid: "Luister goed naar het volgende bevel, iedereen die hier verzameld is! Zodra de muziek begint te spelen, moeten jullie neerknielen en je diep buigen en het gouden beeld aanbidden dat koning Nebukadnezar heeft neergezet. Wie dat niet doet, zal onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid." Daarom boog iedereen zich diep zodra de muziek begon te spelen. Iedereen die daar was, van welk land dan ook, knielde neer, boog zich diep en aanbad het gouden beeld dat koning Nebukadnezar had neergezet.

Op dat moment kwamen er een paar Babyloniërs bij de koning. Ze beschuldigden de Judeeërs. Ze zeiden tegen koning Nebukadnezar: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! 10 U heeft het bevel gegeven dat, zodra de muziek begon te spelen, iedereen moest neerknielen en zich diep moest buigen om het gouden beeld te aanbidden. 11 Ook heeft u gezegd dat wie dat niet deed, in de brandende oven gegooid zou worden. 12 Mijn heer de koning, een aantal mannen heeft zich niets van u aangetrokken. Het zijn de mannen uit Juda die u heeft aangewezen tot bestuurders van de provincie Babel, namelijk Sadrach, Mesach en Abednego. Ze willen uw goden niet aanbidden. Ook het gouden beeld niet dat u heeft neergezet."

13 Koning Nebukadnezar werd woedend. Hij gaf het bevel om Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Ze werden bij de koning gebracht. 14 De koning zei tegen hen: "Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat jullie weigeren om mijn goden te aanbidden? En dat jullie niet willen neerknielen voor het beeld dat ik heb neergezet? 15 De muziek zal weer gaan spelen. Zorg ervoor dat jullie klaarstaan. Als jullie de muziek horen, zorg dan dat jullie neerknielen, je diep buigen en het beeld aanbidden dat ik heb gemaakt. Als jullie dat niet doen, zullen jullie onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zal jullie dan nog kunnen redden?" 16 Toen antwoordden Sadrach, Mesach en Abednego: "Mijn heer de koning, het is niet nodig dat wij ons tegenover u verdedigen. 17 Het is zó: de God die wij aanbidden is in staat om ons te redden. Hij zal ons uit de brandende oven en uit uw macht redden. 18 Maar ook als Hij dat niet doet, mijn heer de koning, zullen we uw goden niet aanbidden. En we zullen ook niet buigen voor het gouden beeld dat u heeft neergezet."

De mannen in de brandende oven

19+20 Toen werd Nebukadnezar razend. Ziedend van woede gaf hij het bevel dat Sadrach, Mesach en Abednego in het vuur moesten worden gegooid. Maar eerst liet hij het vuur nog zeven keer zo heet stoken als normaal. Toen gaf hij een paar sterke mannen uit zijn lijfwacht bevel de drie vast te binden en in het vuur te gooien. 21 Ze werden vastgebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en andere kleren nog aan. Zo werden ze in de brandende oven gegooid. 22 Dit werd onmiddellijk gedaan, op bevel van de koning. Doordat de koning de oven zo heet had laten opstoken, verbrandden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven hadden gebracht, door de hitte die van de oven afkwam. 23 Sadrach, Mesach en Abednego vielen vastgebonden in de oven.

24 Toen schrok koning Nebukadnezar hevig. Hij sprong overeind en vroeg aan zijn raadgevers: "We hebben toch dríe mannen in het vuur gegooid? En ze waren toch gebonden?" Zij antwoordden: "Jazeker, mijn heer de koning." 25 De koning riep: "Maar ik zie víer mannen vrij in het vuur rondwandelen! En het vuur doet hun niets! En die vierde man lijkt wel een zoon van de goden!" 26 Toen liep Nebukadnezar naar de deur van de oven en riep: "Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de Allerhoogste God! Kom eruit en kom hier!" Toen stapten Sadrach, Mesach en Abednego uit het vuur. 27 En de bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en aanvoerders van de koning dromden om hen heen. Ze zagen dat het vuur hun niets had gedaan. Ze hadden geen brandwonden en hun haar was niet verschroeid. Hun kleren waren nog heel en er hing zelfs geen brandlucht aan.

28 Toen zei Nebukadnezar: "Prijs de God van Sadrach, Mesach en Abednego! Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren te redden. Want ze vertrouwden op Hem. Ze waren ongehoorzaam aan mijn bevel. Ze waren bereid te sterven omdat ze alleen hun eigen God wilden aanbidden en geen enkele andere god. 29 Daarom geef ik vandaag het bevel dat iedereen die de God van Sadrach, Mesach en Abednego beledigt, in stukken gehakt zal worden. Het maakt niet uit van welk volk hij is. Ook zal zijn huis worden verwoest. Want geen één andere god kan zó mensen redden als deze God!"

30 Toen gaf de koning aan Sadrach, Mesach en Abednego als beloning een hoge positie in de provincie Babel.

Footnotes

  1. Daniël 1:1 Dat was in 605 vóór het jaar nul. De verovering van Jeruzalem was in feite maar een klein voorval in een grote oorlog tussen de machtige landen Egypte en Babylonië. Jeruzalem was al veroverd door Egypte en werd daarna veroverd door Babylonië. Het ging als het ware gewoon in andere handen over.
  2. Daniël 1:2 Lang daarvóór had God al gezegd dat dit zou gebeuren. Lees 2 Koningen 20:16-18.
  3. Daniël 1:11 Waarschijnlijk is 'melzar' geen naam, maar geeft het woord een bepaalde functie aan.
  4. Daniël 1:21 Koning Kores was koning van Medië en Perzië. Hij veroverde Babel. In het jaar dat hij in Babel de macht overnam, liet hij de Judeeërs die gevangen in Babel woonden, teruggaan naar hun land (lees Ezra 1:1-4).
  5. Daniël 2:39 Het rijk van Medië en Perzië.
  6. Daniël 2:39 Het rijk van de Grieken onder Alexander de Grote.
  7. Daniël 2:40 Het Romeinse rijk, dat later in tweeën werd gedeeld: een westelijk en een oostelijk rijk. Dat zijn de twee benen van het beeld.
  8. Daniël 2:43 Het gedeelte van vers 40 tot 43 is moeilijk te begrijpen. Maar het gaat voor de BasisBijbel te ver om te proberen dit allemaal uit te leggen. Vooral omdat er verschillende meningen bestaan over de juiste vertaling en de juiste betekenis.
  9. Daniël 2:44 Dit gaat over de heerschappij van Jezus. Zijn Koninkrijk zal uiteindelijk plotseling een einde maken aan alle menselijke koninkrijken. Zijn Koninkrijk zal nooit vernietigd worden.