Add parallel Print Page Options

18 De mensen die slechte dingen doen, trekken zich niets van God aan. Daarvoor zullen ze door God gestraft worden. Want ze zijn niet gehoorzaam aan Gods waarheid. Ze verbergen die waarheid zelfs voor andere mensen. 19 Ze hadden God wel kúnnen kennen. Want Hij heeft hun laten zien wat ze van Hem moeten weten. 20 Want Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zijn te zien in de natuur. Dat is altijd al zo geweest, vanaf het moment dat de aarde werd gemaakt. Maar ze wíllen God niet kennen. Daarom hebben ze geen excuus dat ze God niet dienen.

21 Ze hadden God dus kunnen kennen door naar de natuur te kijken. Maar tóch hebben ze Hem niet de eer gegeven waar Hij recht op heeft. Ze zijn Hem niet dankbaar geweest. Ze hebben voor alles liever hun eigen verklaring gezocht. Zo is het donker geworden in hun onverstandige hart. 22 Ze vinden zichzelf wel heel wijs en verstandig, maar ze zijn juist dwaas.

Read full chapter