Add parallel Print Page Options

13 Er zijn mensen onder u die zeggen: ‘Vandaag of morgen gaan we naar die en die stad om zaken te doen. Wij zullen er een jaar blijven en goed winst maken.’ 14 Hoe weet u wat er morgen met u zal gebeuren? Uw leven lijkt op een damp, die er nu is en straks weer verdwijnt. 15 U kunt beter zeggen: ‘Als de Here het wil, zullen wij leven en dit of dat doen.’ 16 Maar de manier waarop u nu praat, getuigt van zelfingenomenheid. Dat is niet goed. 17 Als u weet dat u iets moet doen maar het nalaat, zondigt u.

Wees geduldig en houd moed

De rijke mensen onder u kunnen beter in huilen uitbarsten en jammeren over de ellende die hun te wachten staat. Uw rijkdom is weggerot en uw mooie kleren zijn door de mot aangevreten. Uw zilver en goud zijn door roest aangetast. Die roest zal tegen u getuigen tegenover God en u zult erdoor worden verteerd als door een vuur. U blijft rijkdom verzamelen, terwijl de dag van het grote oordeel nabij is. Luister naar het geschreeuw van de landarbeiders die u niet hebt gegeven wat zij verdienden. De oppermachtige Here heeft hun geschreeuw ook gehoord. U hebt op aarde veel plezier gehad. U hebt in grote weelde geleefd en uzelf vetgemest, zoals een dier wordt vetgemest voor de slacht. U hebt goede mensen die zich niet tegen u konden verdedigen, veroordeeld en gedood.

13 Jullie verbeelden je veel te veel. Want jullie zeggen ook: "Vandaag of morgen gaan we op reis naar die-en-die stad. Daar blijven we dan een jaar om zaken te doen en veel geld te verdienen." 14 Maar jullie weten niet eens hoe je leven er morgen uit zal zien! Want een mens lijkt op een mistwolk: een poosje is hij er, en dan is hij weer verdwenen. 15 Jullie zouden beter kunnen zeggen: "Als de Heer het wil en als wij nog leven, gaan we dit of dat doen." 16 Maar nu zitten jullie op te scheppen en verbeelden jullie je heel wat. Dat is verkeerd.

17 Als iemand weet wat hij voor goeds zou moeten doen, maar het toch niet doet, is hij ongehoorzaam aan God.

Waarschuwing voor de rijke mensen

Zeg, rijke mensen, huil en jammer over alle ellende die jullie gaat overkomen. Jullie geld is niets meer waard. Jullie kleren worden door de motten opgegeten. Jullie goud en zilver roesten. Die roest is het bewijs dat jullie verkeerd bezig zijn. Het veroordeelt jullie. Want jullie hebben schatten opgepot, en dat terwijl het eind van de tijd in zicht is. Jullie hebben de arbeiders die op jullie akkers hebben gewerkt, niet betaald. Luister: dat schreeuwt om rechtvaardigheid! En de arbeiders die voor jullie de oogst hebben binnengehaald, roepen tot de Almachtige God omdat jullie hen er niet voor betaald hebben. Jullie hebben op aarde een lekker leventje gehad. Jullie hebben gedaan waar jullie zin in hadden. Zo hebben jullie je geweten langzaam doodgemaakt, net zoals je een kalf langzaam vetmest vóór je het slacht. Jullie hebben onschuldige mensen veroordeeld en zelfs vermoord, zonder dat ze zich tegen jullie konden verdedigen.

Boasting About Tomorrow

13 Now listen,(A) you who say, “Today or tomorrow we will go to this or that city, spend a year there, carry on business and make money.”(B) 14 Why, you do not even know what will happen tomorrow. What is your life? You are a mist that appears for a little while and then vanishes.(C) 15 Instead, you ought to say, “If it is the Lord’s will,(D) we will live and do this or that.” 16 As it is, you boast in your arrogant schemes. All such boasting is evil.(E) 17 If anyone, then, knows the good they ought to do and doesn’t do it, it is sin for them.(F)

Warning to Rich Oppressors

Now listen,(G) you rich people,(H) weep and wail(I) because of the misery that is coming on you. Your wealth has rotted, and moths have eaten your clothes.(J) Your gold and silver are corroded. Their corrosion will testify against you and eat your flesh like fire. You have hoarded wealth in the last days.(K) Look! The wages you failed to pay the workers(L) who mowed your fields are crying out against you. The cries(M) of the harvesters have reached the ears of the Lord Almighty.(N) You have lived on earth in luxury and self-indulgence. You have fattened yourselves(O) in the day of slaughter.[a](P) You have condemned and murdered(Q) the innocent one,(R) who was not opposing you.

Footnotes

  1. James 5:5 Or yourselves as in a day of feasting