Add parallel Print Page Options

Job antwoordt Bildad (vervolg)

10 Ik heb een hekel aan het leven gekregen.
Ik wil net zo lang klagen als ik zelf wil.
Ik wil laten horen hoe verdrietig ik ben.
Ik zal tegen God zeggen: "Veroordeel mij niet zomaar!
Laat me weten waarom U zo boos op mij bent!"
Heeft U er zelf iets aan om het mij zo moeilijk te maken?
U heeft mij zelf gemaakt.
Waarom laat U mij dan nu in de steek?
Maar U bent wél goed voor de mensen die zich niets van U aantrekken!
Heeft U dan mensenogen?
Kijkt U naar de mensen zoals mensen dat doen?
Leeft U soms net zo kort als wij?
Telt uw leven niet méér jaren dan dat van een mens?
Waarom zoekt U dan naar wat ik verkeerd heb gedaan?
Waarom zoekt U iets waarin ik U ongehoorzaam ben geweest?
Want dat doet U, terwijl U weet dat ik niet schuldig ben.
En U weet ook dat niemand mij kan helpen aan U te ontkomen.

U heeft mij met uw eigen handen gemaakt.
Maar diezelfde handen doen mij nu zoveel pijn!
U vernietigt me!
Bedenk toch dat U mij als klei hebt gevormd.
Ik ben van het stof gemaakt en zal ook weer stof worden.
10 Net zoals melk wordt uitgegoten en tot kaas wordt gevormd,
zo heeft U mij gevormd van het stof.
11 U heeft huid en vlees om mij heen gelegd.
U gaf mij botten en spieren.
12 U schonk mij het leven en was goed en vriendelijk voor mij.
Zorgzaam waakte U over mijn leven.
13 Maar nu blijkt wat U met me van plan was.
Ik weet nu wat uw bedoeling met mij was.
14 U wilde kijken of ik U ongehoorzaam zou zijn.
En dan wilde U mij daarvoor straffen.
15 Als ik iets verkeerds doe, overkomt mij een ramp.
En als ik onschuldig ben, durf ik nog steeds niet op te kijken.
Ik sta vreselijk te schande.
Zie alstublieft hoe vreselijk ik er aan toe ben!
16 Mijn ellende wordt steeds groter.
U jaagt op mij als een leeuw die op jacht is.
U valt me aan en laat zien hoe machtig U bent.
17 U vindt steeds nieuwe dingen om me te beschuldigen.
U wordt steeds bozer op mij.
U valt mij met steeds nieuwe legers aan!

18 Maar waarom heeft U me dan geboren laten worden?
Was ik maar gestorven, nog voordat iemand mij zag!
19 Dan zou het zijn alsof ik er nooit was geweest.
Ik zou direct na mijn geboorte zijn begraven.
20 Mijn leven is toch al zo kort!
Laat me die paar jaar toch met rust!
Dan kan ik tenminste nog even een beetje genieten
21 voordat ik naar het donkere land van de dood ga,
het land van diepe duisternis waaruit ik nooit meer terug zal komen,
22 een aardedonker land waar alleen diepe duisternis en chaos heersen
en waar het licht bestaat uit duisternis.

Job betreurt zijn geboortedag

10 ‘Ik ben het leven moe. Laat mij maar rustig klagen en mijn bitterheid en bedroefdheid onder woorden brengen.
Ik zal tegen God zeggen:
“Veroordeel mij niet zomaar, vertel mij tenminste waarom U het doet!
Heeft U er wat aan dat U mij veracht en onder druk zet, een mens dat U Zelf hebt gemaakt, terwijl U tegelijkertijd vreugde en voorspoed geeft aan de goddelozen?
4-7 Hebt U menselijke ogen en ziet U zoals stervelingen zien? Bent U net zo onrechtvaardig als mensen kunnen zijn? Is uw leven even kort als het onze? Waarom speurt U naar mijn fouten, terwijl U weet dat ik onschuldig ben? Doet U dat omdat U weet dat toch niemand mij uit uw hand kan redden?
U hebt mij gemaakt, maar toch vernietigt U mij.
Ach, denk er toch alstublieft aan dat ik maar van stof ben gemaakt, wilt U mij al zo snel weer in stof veranderen?
10 Als melk hebt U mij uitgegoten, als kaas hebt U mij laten stremmen.
11 U gaf mij een huid en vlees en doorweefde mij met beenderen en spieren.
12 U gaf mij het leven, was goed en vriendelijk voor mij en uw goede zorgen hebben mij bewaard.
13,14 Toen U mij maakte, was U al van plan mij te straffen, als ik zou zondigen.
15 Als ik schuldig ben, wee mij! En als ik onschuldig ben, dan loop ik met mijn hoofd gebogen, want ik schaam mij en ben overspoeld door verdriet.
16 Als ik met opgeheven hoofd zou rondlopen, springt U als een leeuw op mij en toont uw geweldige overmacht.
17 Telkens weer getuigt U tegen mij, treft U mij met een steeds groter wordende toorn, steeds vijandiger stelt u zich tegen mij op.
18 Maar waarom liet U mij dan toch geboren worden? Waarom liet U mij bij mijn geboorte niet sterven?
19 Dan zou ik niets geweten hebben van dit ellendige bestaan! Ik zou direct vanuit de baarmoeder naar het graf zijn gebracht.
20,21 Ziet U niet hoe weinig tijd ik nog heb? Och, laat mij toch met rust, zodat ik nog een korte tijd van vreugde heb, voordat ik naar het land van duisternis en de schaduwen van de dood ga om nooit meer terug te keren,
22 een land dat zo donker is als de diepste duisternis van de nacht, een land van de schaduw van de dood, waar verwarring heerst en waar het helderste licht nog zo donker is als de nacht.” ’