Add parallel Print Page Options

Het onzichtbare leger

1,2 Op een dag kwamen enkele jonge profeten bij Elisa en zeiden tegen hem: ‘Zoals u ziet, is ons woonhuis te klein. Zegt u nu eens als onze meester, kunnen wij niet bij de Jordaan een nieuw onderkomen neerzetten? Er is daar genoeg hout voorradig.’ ‘Goed,’ stemde hij toe, ‘begin er maar mee.’ ‘Heer, wilt u alstublieft met ons meegaan?’ stelde een van hen voor. ‘Dat is goed,’ zei hij. Bij de Jordaan aangekomen, begonnen zij bomen om te hakken. Maar terwijl een van hen uithaalde voor een flinke slag, vloog het blad van de bijl van de steel en viel in de rivier. ‘Och heer,’ schreeuwde hij, ‘wat nu, ik had die bijl geleend!’ ‘Waar is hij gevallen?’ vroeg Elisa. De jongeman wees de plek aan, waarna Elisa een stok sneed en die in het water gooide. Zodra de stok erin lag, kwam het blad van de bijl bovendrijven. ‘Pak hem maar,’ zei Elisa en de jongeman deed dat.

De koning van Syrië voerde oorlog tegen Israël. Hij beraadslaagde met zijn officieren en zei tegen hen: ‘Wij trekken onze troepen daar en daar samen.’ Zo gauw hij dit te horen kreeg, waarschuwde Elisa de koning van Israël met de woorden: ‘Ga niet naar die en die plaats, want de Syriërs hebben hun troepen daar verzameld.’ 10 De koning stuurde daarom zijn mannen naar de plaats die Elisa had genoemd en legerde daar zijn troepen zodat de Syriërs niets konden beginnen. Dit gebeurde een aantal malen. 11 De koning van Syrië stond voor een raadsel. Hij riep zijn officieren bijeen en bulderde: ‘Wie van jullie is de verrader? Wie heeft de koning van Israël over mijn plannen ingelicht?’ 12 ‘Wij hebben het niet gedaan, heer,’ antwoordde een van zijn officieren. ‘De profeet Elisa doet dit. Hij is zelfs in staat de koning van Israël te vertellen wat u in de beslotenheid van uw slaapkamer zegt.’ 13 ‘Probeer te weten te komen waar hij zich bevindt, dan zullen wij troepen sturen om hem gevangen te nemen,’ riep de koning uit. Enige tijd later ontving hij het bericht dat Elisa in Dotan was.

14 Op een nacht stuurde de Syrische koning een grote troepenmacht met vele strijdwagens en paarden om de stad Dotan te omsingelen. 15 Toen de dienaar van de profeet de volgende morgen opstond en naar buiten liep, zag hij overal rond de stad soldaten, paarden en strijdwagens.

‘Meester, kijk daar eens! Wat moeten wij doen?’ riep hij naar Elisa. 16 ‘Wees maar niet bang,’ stelde Elisa hem gerust. ‘Ons leger is groter dan dat van hen.’ 17 Toen bad Elisa: ‘Here, open de ogen van mijn dienaar en laat het hem zien.’ En de Here opende de ogen van de jongeman, zodat hij kon zien hoe de berghellingen wemelden van de strijdwagens en paarden van vuur rondom Elisa. 18 Terwijl het Syrische leger steeds dichterbij kwam, bad Elisa: ‘Here, maak hen alstublieft blind.’ En de Here deed dat. 19 Elisa verliet de stad en zei tegen de Syrische soldaten: ‘U hebt de verkeerde weg gekozen. Dit is niet de stad die u zoekt. Volg mij maar, dan zal ik u naar de man brengen die u zoekt.’ Hij leidde hen naar Samaria. 20 Daar aangekomen, bad Elisa: ‘Here, open nu hun ogen en laat hen weer zien.’ De Here deed dat en zij ontdekten dat zij in Samaria waren, de hoofdstad van Israël. 21 Toen de koning van Israël hen zag, schreeuwde hij Elisa toe: ‘Moet ik hen neerslaan, heer? Zal ik hen doden?’ 22 ‘Natuurlijk niet,’ zei Elisa tegen hem, ‘u doodt toch ook geen mensen die gevangen zijn? Geef hun dus te eten en te drinken en laat hen dan weer vertrekken.’ 23 Daarom maakte de koning een feestelijke maaltijd voor hen klaar en stuurde hen daarna terug naar hun koning. Na deze gebeurtenis deden de Syrische legerbenden geen invallen meer in het land Israël.

24 Wat later mobiliseerde koning Benhadad van Syrië echter zijn leger en omsingelde Samaria. 25 Daardoor ontstond een erge hongersnood in de stad, zodat na een lange periode van belegering een ezelskop voor achthonderdtachtig gram zilver werd verkocht en een derde liter duivenmest vijfenvijftig gram zilver opbracht.

26-30 Op een dag, toen de koning van Israël een wandeling over de stadsmuur maakte, riep een vrouw hem toe: ‘Koning, help!’ ‘Als de Here u niet helpt, wat kan ik dan voor u doen?’ zei hij. ‘Ik kan u geen brood of wijn geven. Ik heb zelf ook niets. Maar wat is er eigenlijk aan de hand?’ Zij antwoordde: ‘Deze vrouw stelde kortgeleden voor mijn zoon op te eten en de dag daarna haar eigen zoon. Daarom hebben wij mijn zoon gekookt en hem opgegeten, maar toen ik de volgende dag zei: “Dood nu uw zoon, dan kunnen wij hem opeten,” had ze hem verborgen.’ Toen de koning dit hoorde, scheurde hij zijn kleren. De mensen die toekeken, zagen door de scheur die hij erin maakte, dat hij daaronder een rouwgewaad op zijn blote lichaam droeg. 31 ‘De Here mag mij doden, als ik Elisa niet vandaag nog laat onthoofden,’ zwoer de koning. 32 Elisa woonde in zijn huis een bijeenkomst van de leiders van Israël bij, toen een boodschapper van de koning hem kwam vertellen dat hij bij de koning moest komen. Maar nog voordat de boodschapper verscheen, zei Elisa tegen de leiders: ‘Deze moordenaar heeft een man gestuurd om mij te onthoofden. Als hij er aankomt, sluit dan de deur en laat hem buiten staan, want zijn meester zal zich al snel bij hem voegen.’ 33 Nog terwijl Elisa dit zei, kwam de boodschapper er aan, gevolgd door de koning. ‘De Here heeft deze ramp over ons gebracht,’ brieste de koning. ‘Waarom zou ik van Hem nog hulp verwachten?’

An Axhead Floats

The company(A) of the prophets said to Elisha, “Look, the place where we meet with you is too small for us. Let us go to the Jordan, where each of us can get a pole; and let us build a place there for us to meet.”

And he said, “Go.”

Then one of them said, “Won’t you please come with your servants?”

“I will,” Elisha replied. And he went with them.

They went to the Jordan and began to cut down trees. As one of them was cutting down a tree, the iron axhead fell into the water. “Oh no, my lord!” he cried out. “It was borrowed!”

The man of God asked, “Where did it fall?” When he showed him the place, Elisha cut a stick and threw(B) it there, and made the iron float. “Lift it out,” he said. Then the man reached out his hand and took it.

Elisha Traps Blinded Arameans

Now the king of Aram was at war with Israel. After conferring with his officers, he said, “I will set up my camp in such and such a place.”

The man of God sent word to the king(C) of Israel: “Beware of passing that place, because the Arameans are going down there.” 10 So the king of Israel checked on the place indicated by the man of God. Time and again Elisha warned(D) the king, so that he was on his guard in such places.

11 This enraged the king of Aram. He summoned his officers and demanded of them, “Tell me! Which of us is on the side of the king of Israel?”

12 “None of us, my lord the king(E),” said one of his officers, “but Elisha, the prophet who is in Israel, tells the king of Israel the very words you speak in your bedroom.”

13 “Go, find out where he is,” the king ordered, “so I can send men and capture him.” The report came back: “He is in Dothan.”(F) 14 Then he sent(G) horses and chariots and a strong force there. They went by night and surrounded the city.

15 When the servant of the man of God got up and went out early the next morning, an army with horses and chariots had surrounded the city. “Oh no, my lord! What shall we do?” the servant asked.

16 “Don’t be afraid,”(H) the prophet answered. “Those who are with us are more(I) than those who are with them.”

17 And Elisha prayed, “Open his eyes, Lord, so that he may see.” Then the Lord opened the servant’s eyes, and he looked and saw the hills full of horses and chariots(J) of fire all around Elisha.

18 As the enemy came down toward him, Elisha prayed to the Lord, “Strike this army with blindness.”(K) So he struck them with blindness, as Elisha had asked.

19 Elisha told them, “This is not the road and this is not the city. Follow me, and I will lead you to the man you are looking for.” And he led them to Samaria.

20 After they entered the city, Elisha said, “Lord, open the eyes of these men so they can see.” Then the Lord opened their eyes and they looked, and there they were, inside Samaria.

21 When the king of Israel saw them, he asked Elisha, “Shall I kill them, my father?(L) Shall I kill them?”

22 “Do not kill them,” he answered. “Would you kill those you have captured(M) with your own sword or bow? Set food and water before them so that they may eat and drink and then go back to their master.” 23 So he prepared a great feast for them, and after they had finished eating and drinking, he sent them away, and they returned to their master. So the bands(N) from Aram stopped raiding Israel’s territory.

Famine in Besieged Samaria

24 Some time later, Ben-Hadad(O) king of Aram mobilized his entire army and marched up and laid siege(P) to Samaria. 25 There was a great famine(Q) in the city; the siege lasted so long that a donkey’s head sold for eighty shekels[a] of silver, and a quarter of a cab[b] of seed pods[c](R) for five shekels.[d]

26 As the king of Israel was passing by on the wall, a woman cried to him, “Help me, my lord the king!”

27 The king replied, “If the Lord does not help you, where can I get help for you? From the threshing floor? From the winepress?” 28 Then he asked her, “What’s the matter?”

She answered, “This woman said to me, ‘Give up your son so we may eat him today, and tomorrow we’ll eat my son.’ 29 So we cooked my son and ate(S) him. The next day I said to her, ‘Give up your son so we may eat him,’ but she had hidden him.”

30 When the king heard the woman’s words, he tore(T) his robes. As he went along the wall, the people looked, and they saw that, under his robes, he had sackcloth(U) on his body. 31 He said, “May God deal with me, be it ever so severely, if the head of Elisha son of Shaphat remains on his shoulders today!”

32 Now Elisha was sitting in his house, and the elders(V) were sitting with him. The king sent a messenger ahead, but before he arrived, Elisha said to the elders, “Don’t you see how this murderer(W) is sending someone to cut off my head?(X) Look, when the messenger comes, shut the door and hold it shut against him. Is not the sound of his master’s footsteps behind him?” 33 While he was still talking to them, the messenger came down to him.

The king said, “This disaster is from the Lord. Why should I wait(Y) for the Lord any longer?”

Footnotes

  1. 2 Kings 6:25 That is, about 2 pounds or about 920 grams
  2. 2 Kings 6:25 That is, probably about 1/4 pound or about 100 grams
  3. 2 Kings 6:25 Or of doves’ dung
  4. 2 Kings 6:25 That is, about 2 ounces or about 58 grams