Add parallel Print Page Options

De Ammonieten door Saul verslagen

11 Rond die tijd trok de Ammoniet Nachas met zijn leger naar de Israëlitische stad Jabes in Gilead en sloot de stad in. De inwoners van Jabes vroegen echter om vrede. ‘Als u ons met rust laat, zullen wij voortaan uw dienaars zijn,’ drongen zij aan. ‘Goed, maar op één voorwaarde,’ antwoordde Nachas. ‘Ik zal bij ieder van u het rechteroog uitsteken als een vernedering voor heel Israël!’ ‘Geef ons zeven dagen de tijd om anderen te hulp te roepen,’ vroegen de leiders van Jabes. ‘Als geen van onze broeders wil komen om ons te bevrijden, zullen wij uw eis inwilligen.’ Toen de boodschappers in Sauls woonplaats Gibea aankwamen en daar het slechte nieuws vertelden, barstte de hele bevolking in tranen uit en begon luid te jammeren.

Saul was op het land aan het ploegen en toen hij bij zijn terugkeer in de stad iedereen in tranen zag, vroeg hij: ‘Wat is er aan de hand?’ Men vertelde hem het nieuws over Jabes. Onmiddellijk kwam de Geest van God met kracht over Saul en hij werd woedend. Hij nam twee runderen, sneed hen in stukken en stuurde boodschappers met die stukken door heel Israël. ‘Dit zal gebeuren met de runderen van iedereen die weigert Saul en Samuël in de strijd te volgen!’ liet hij bekend maken. Iedereen werd vervuld met ontzag voor de Here en men kwam als één man naar Saul toe. In Bezek telde Saul zijn troepen en kwam tot een totaal van driehonderdduizend Israëlieten en nog eens dertigduizend mannen uit Juda.

Daarop stuurde hij de boodschappers terug naar Jabes met het bericht: ‘Morgen, op het heetst van de dag, zult u worden bevrijd!’ Er ging een golf van vreugde door de belegerde stad, toen dat nieuws bekend werd! 10 Tegen Nachas zeiden de mannen van Jabes: ‘Wij geven ons over. Morgen komen wij naar buiten en dan kunt u met ons doen wat u wilt.’ 11 Maar de volgende morgen bereikte Saul in alle vroegte de stad. Hij had zijn leger in drie groepen verdeeld en deed een verrassingsaanval op de Ammonieten. Het bloedbad dat volgde, duurde de hele ochtend. Het overblijfsel van hun leger was zo doeltreffend uiteengeslagen dat er geen twee mannen meer bij elkaar waren.

12 Toen riepen de mensen tegen Samuël: ‘Waar zijn die mensen die zeiden dat Saul niet onze koning moest worden? Breng ze hier, dan zullen wij ze doden!’ 13 Maar Saul zei: ‘Vandaag wordt er niemand gedood, want dit is de dag waarop de Here Israël heeft gered!’ 14 Toen zei Samuël tegen de mensen: ‘Kom, laten we naar Gilgal gaan en het koningschap van Saul opnieuw bevestigen.’ 15 Zo gingen zij naar Gilgal waar Saul in een plechtige ceremonie voor de Here tot koning werd gekroond. Daarna werden vredeoffers aan de Here gebracht en was er grote vreugde bij Saul en het hele volk Israël.

Saul redt de stad Jabes

11 Koning Nahas van de Ammonieten viel op een dag met zijn leger Jabes in Gilead aan. Hij omsingelde de stad. De bewoners vroegen koning Nahas om een verbond met hen te sluiten. Ze zeiden: "Sluit een verbond met ons. Dan zullen we u dienen." Maar Nahas antwoordde: "Ik zal met jullie alleen een verbond sluiten op deze voorwaarde: dat ik bij jullie allemaal het rechteroog uitsteek. Zo zal ik heel Israël te schande zetten." De leiders van Jabes zeiden tegen hem: "Geef ons zeven dagen de tijd. Dan zullen we boodschappers door het hele gebied van Israël sturen. Als niemand ons komt redden, zullen we ons aan u overgeven."

De boodschappers kwamen ook in Gibea, waar Saul woonde. Toen ze de mensen daar het bericht vertelden, begon iedereen te huilen. Op dat moment kwam Saul net terug van het werk op het veld. Hij liep achter zijn ossen aan. Hij vroeg: "Waarom is iedereen aan het huilen?" Ze vertelden hem wat de mannen van Jabes hadden gezegd. Toen Saul dat hoorde, werd hij vol van de Geest van God. Hij werd woedend. Hij hakte de twee ossen die de ploeg trokken in stukken. Daarna stuurde hij de boodschappers met die stukken door heel Israël met de boodschap: "Als jullie niet meegaan met Saul en Samuel, zal met jullie ossen hetzelfde gebeuren!" Daar werden de mensen zó bang van, dat ze er als één man op af gingen. Saul verzamelde het hele volk bij Bezek. Er waren 30.000 mannen van de stam van Juda en 300.000 mannen van de andere stammen. Ze zeiden tegen de boodschappers: "Zeg tegen de mannen van Jabes in Gilead: 'Morgen als de zon heet wordt, worden jullie gered.' " Toen zij met dit bericht in Jabes kwamen, waren de bewoners daar erg blij over. 10 En ze zeiden tegen koning Nahas: "Morgen zullen we ons aan u overgeven. Dan kunt u met ons doen wat u wil."

11 De volgende morgen verdeelde Saul het volk in drie groepen. Die drongen vroeg in de ochtend het legerkamp van de Ammonieten binnen en versloegen hen, nog vóór het heetst van de dag. De Ammonieten die overgebleven waren, werden helemaal uit elkaar gejaagd. Er bleven er geen twee bij elkaar.

12 Toen zei het volk tegen Samuel: "Wie hadden er gezegd: 'Moet die Saul onze koning zijn?' Kom hier met die mannen, dan zullen we hen doden." 13 Maar Saul zei: "Vandaag wordt er niemand gedood, want vandaag heeft de Heer Israël gered." 14 Samuel zei tegen het volk: "Kom mee naar Gilgal. We zullen het koningschap van Saul vernieuwen." 15 Toen ging het hele volk mee naar Gilgal. En daar, bij de Heer, maakte Samuel Saul tot koning. Ze offerden dank-offers aan de Heer. Zo vierde Saul daar met het hele volk feest.

Saul Rescues the City of Jabesh

11 Nahash[a](A) the Ammonite went up and besieged Jabesh Gilead.(B) And all the men of Jabesh said to him, “Make a treaty(C) with us, and we will be subject to you.”

But Nahash the Ammonite replied, “I will make a treaty with you only on the condition(D) that I gouge(E) out the right eye of every one of you and so bring disgrace(F) on all Israel.”

The elders(G) of Jabesh said to him, “Give us seven days so we can send messengers throughout Israel; if no one comes to rescue(H) us, we will surrender(I) to you.”

When the messengers came to Gibeah(J) of Saul and reported these terms to the people, they all wept(K) aloud. Just then Saul was returning from the fields, behind his oxen, and he asked, “What is wrong with everyone? Why are they weeping?” Then they repeated to him what the men of Jabesh had said.

When Saul heard their words, the Spirit(L) of God came powerfully upon him, and he burned with anger. He took a pair of oxen,(M) cut them into pieces, and sent the pieces by messengers throughout Israel,(N) proclaiming, “This is what will be done to the oxen of anyone(O) who does not follow Saul and Samuel.” Then the terror of the Lord fell on the people, and they came out together as one.(P) When Saul mustered(Q) them at Bezek,(R) the men of Israel numbered three hundred thousand and those of Judah thirty thousand.

They told the messengers who had come, “Say to the men of Jabesh Gilead, ‘By the time the sun is hot tomorrow, you will be rescued.’” When the messengers went and reported this to the men of Jabesh, they were elated. 10 They said to the Ammonites, “Tomorrow we will surrender(S) to you, and you can do to us whatever you like.”

11 The next day Saul separated his men into three divisions;(T) during the last watch of the night they broke into the camp of the Ammonites(U) and slaughtered them until the heat of the day. Those who survived were scattered, so that no two of them were left together.

Saul Confirmed as King

12 The people then said to Samuel, “Who(V) was it that asked, ‘Shall Saul reign over us?’ Turn these men over to us so that we may put them to death.”

13 But Saul said, “No one will be put to death today,(W) for this day the Lord has rescued(X) Israel.”

14 Then Samuel said to the people, “Come, let us go to Gilgal(Y) and there renew the kingship.(Z) 15 So all the people went to Gilgal(AA) and made Saul king(AB) in the presence of the Lord. There they sacrificed fellowship offerings before the Lord, and Saul and all the Israelites held a great celebration.

Footnotes

  1. 1 Samuel 11:1 Masoretic Text; Dead Sea Scrolls gifts. Now Nahash king of the Ammonites oppressed the Gadites and Reubenites severely. He gouged out all their right eyes and struck terror and dread in Israel. Not a man remained among the Israelites beyond the Jordan whose right eye was not gouged out by Nahash king of the Ammonites, except that seven thousand men fled from the Ammonites and entered Jabesh Gilead. About a month later, Nahash