Add parallel Print Page Options

Namenlijst van de mannen die met Ezra teruggingen naar Jeruzalem

Dit zijn de namen van de familiehoofden die in de tijd van koning Artasasta met mij uit Babel vertrokken.

Uit de familie van Pinehas: Gersom.

Uit de familie van Itamar: Daniël.

Uit de familie van David: Hattus.

Uit de familie van Paros, de zoon van Sechanja: Zacharja. Met hem stonden nog 150 andere mannen van zijn familie in de namenlijsten opgeschreven.

Uit de familie van Pahat-Moab: Eljoënai, de zoon van Zeraja, met 200 mannen.

Uit de familie van Zattu: Sechanja, de zoon van Jahaziël, met 300 mannen.

Uit de familie van Adin: Ebed, de zoon van Jonatan, met 50 mannen.

Uit de familie van Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, met 70 mannen.

Uit de familie van Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, met 80 mannen.

Uit de familie van Joab: Obadja, de zoon van Jehiël, met 218 mannen.

10 Uit de familie van Bani: Selomit, de zoon van Josifja, met 160 mannen.

11 Uit de familie van Bebai: Zacharia, de zoon van Bebai, met 28 mannen.

12 Uit de familie van Azgad: Johanan, de zoon van Katan, met 110 mannen.

13 Uit de familie van Adonikam: Elifelet, Jehiël, en Semaja. Maar zij gingen pas later. Zij kwamen met 60 mannen.

14 Uit de familie van Bigvai: Utai en Zabbud, met 70 mannen.

Ezra verzamelt Levieten

15 We verzamelden ons bij de rivier die naar Ahava stroomt. Daar bleven we drie dagen. Toen ontdekte ik dat er wel priesters waren, maar helemaal geen Levieten.[a] 16 Daarom liet ik de familiehoofden Eliëzer, Ariël, Semaja, Elnatan, Jarib, Elnatan, Natan, Zacharja en Mesullam komen, samen met de wetgeleerden Jojarib en Elnatan. 17 Ik stuurde hen naar Iddo, het hoofd van de Levieten in de plaats Kasifja. Ze moesten hem en de tempelknechten vragen of ze ons mensen voor de tempel van onze God wilden sturen. 18 En omdat God met ons was, stuurde hij ons een verstandige Leviet uit de familie van Mali, die een zoon was van Levi, die een zoon was van Jakob. Dat was Serebja. Hij kwam samen met zijn zonen en broers, in totaal 18 mannen. 19 Verder kwamen Hasabja en Jesaja, uit de familie van Merari, met hun broers en zonen: 20 mannen. 20 Verder stuurde hij ons 220 tempelknechten, met name opgenoemd (Koning David had vroeger bepaald dat de Levieten bij hun werk moesten worden geholpen door tempelknechten).

21 Daar bij de rivier de Ahava zei ik tegen iedereen dat ze niet moesten eten. Zo moesten ze zich klaarmaken voor onze God. Ook wilde ik dat ze onze God zouden smeken om een goede reis voor ons, onze kinderen en onze spullen. 22 Want ik had de koning niet willen vragen om een leger dat ons onderweg tegen vijanden zou beschermen. We hadden tegen de koning gezegd: "Onze God beschermt iedereen die van Hem houdt, maar Hij straft de mensen die Hem niet gehoorzamen." 23 Daarom aten we niet en smeekten we onze God om ons een veilige reis te geven. En Hij deed wat wij Hem gebeden hadden.

De geschenken voor de tempel

24 Daarna koos ik twaalf priesters uit: Serebja, Hasabja en nog tien anderen. 25 Ik woog voor hen het zilver en het goud af. Ook de voorwerpen die de koning, zijn raadgevers en de Judeeërs in het land voor de tempel van onze God hadden gegeven. 26 Ik gaf hun: 650 talenten (23.400 kilo) zilver, voorwerpen van zilver die samen 100 talenten (3600 kilo) wogen, 100 talenten (3600 kilo) goud, 27 20 gouden bekers die samen een waarde van 1000 Perzische goudstukken hadden, en twee voorwerpen van prachtig glanzend koper, zo kostbaar als goud. 28 En ik zei tegen hen: "Net zoals het jullie taak is om de Heer te dienen, zo zullen ook deze voorwerpen en het goud en zilver de Heer dienen. Het is een vrijwillig gegeven geschenk voor de Heer, de God van jullie voorouders. 29 Bewaar het, totdat jullie het in Jeruzalem kunnen afgeven aan de leiders van de priesters en de Levieten. Dan kunnen zij het opbergen in de schatkamers van de tempel van de Heer. Bewaak het goed." 30 De twaalf priesters en de Levieten namen het zilver en goud en de voorwerpen aan. Ze brachten het naar Jeruzalem, naar de tempel van onze God.

De aankomst in Jeruzalem

31 Op de twaalfde dag van de eerste maand vertrokken we van de rivier de Ahava naar Jeruzalem. Onze God was met ons. Hij beschermde ons tegen vijanden en rovers. 32 Zo kwamen we in Jeruzalem. Daar rustten we drie dagen uit van de reis. 33 Op de vierde dag brachten we het zilver, het goud en de voorwerpen naar de tempel van onze God. Daar werd alles opnieuw gewogen om het gewicht te controleren. Dit gebeurde onder toezicht van de priester Meremot de zoon van Uria, Eleazar de zoon van Pinehas, en twee Levieten, namelijk Jozabad de zoon van Jozua, en Noadja de zoon van Binnuï. 34 Er werd precies opgeschreven hoeveel alles woog en hoeveel er van alles was.

35 Toen brachten de mensen die uit Babel teruggekomen waren brand-offers aan de God van Israël: twaalf stieren voor het hele volk van Israël, 96 mannetjes-schapen, 77 lammetjes en twaalf mannetjes-geiten. Daarmee vroegen ze om vergeving voor de ongehoorzaamheid van Israël. Alles werd als brand-offer aan de Heer geofferd. 36 Ook gaven ze de brieven af die de koning had geschreven aan de bestuurders van het hele gebied ten zuiden van de Rivier. In die brieven stond alles wat de koning had bevolen. Iedereen deed wat er in de brieven stond. Zo hielpen ze mee met de herbouw van de tempel van de Heer.

Footnotes

  1. Ezra 8:15 Priesters en Levieten waren allemaal uit de familie van Levi. Maar alleen mannen uit de familie van Aäron mochten priester worden. De andere mannen van de stam van Levi moesten de priesters bij hun werk in de tempel helpen. Zij werden Levieten genoemd.

歸回之人

亞達薛西王年間,與我一起從巴比倫上到耶路撒冷之人的族長和家譜如下: 非尼哈的子孫有革順;以他瑪的子孫有但以理;大衛的子孫有哈突; 巴錄的後裔、示迦尼的子孫有撒迦利亞及一百五十名同族譜的男子; 巴哈·摩押的子孫有西拉希雅的兒子以利約乃及二百名男子; 薩土[a]的子孫有雅哈悉的兒子示迦尼及三百名男子; 亞丁的子孫有約拿單的兒子以別及五十名男子; 以攔的子孫有亞他利雅的兒子耶篩亞及七十名男子; 示法提雅的子孫有米迦勒的兒子西巴第雅及八十名男子; 約押的子孫有耶歇的兒子俄巴底亞及二百一十八名男子; 10 巴尼[b]的後裔、約細斐的子孫有示羅密及一百六十名男子; 11 比拜的後裔有比拜的兒子撒迦利亞及二十八名男子; 12 押甲的後裔有哈加坦的兒子約哈難及一百一十名男子; 13 稍後歸回的亞多尼干的子孫有以利法列、耶利、示瑪雅及六十名男子; 14 比革瓦伊的子孫有烏太、撒布及七十名男子。

以斯拉為聖殿召集利未人

15 我把他們召集在流向亞哈瓦的河邊,我們在那裡紮營三天。我察看民眾和祭司,發現他們當中沒有利未人。 16 於是,我派人叫來首領以利以謝、亞列、示瑪雅、以利拿單、雅立、以利拿單、拿單、撒迦利亞、米書蘭及兩位教師約雅立和以利拿單。 17 我派他們去見迦西斐雅的首領易多,請他們告訴易多及其做殿役的親族帶一些人來我們上帝的殿裡事奉。 18 我們的上帝施恩幫助我們,他們給我們帶來一位能幹的人示利比及其弟兄和兒子共十八人。示利比是以色列的兒子利未的後裔抹利的子孫。 19 他們還帶來哈沙比雅和米拉利的子孫耶篩亞,以及哈沙比雅的弟兄和兒子共二十人。 20 此外還有二百二十名殿役,他們都是被點名指派的。從前大衛和眾官員曾指派殿役服侍利未人。

以斯拉帶領百姓禁食

21 然後,我在亞哈瓦河邊宣佈禁食,為要在我們的上帝面前謙卑下來,祈求祂保護我們、我們的兒女及財物一路平安。 22 我羞於求王派步兵和騎兵沿途幫助我們禦敵,因為我們曾經告訴王:「我們的上帝會施恩幫助尋求祂的人,但會向背棄祂的人發烈怒。」 23 因此,我們為這事禁食、尋求我們的上帝,祂應允了我們。

獻給聖殿的禮物

24 我選出十二位祭司長:示利比、哈沙比雅和他們的十個弟兄。 25 王及其謀士和將領,以及所有在場的以色列人獻給我們上帝殿的金銀和器皿,我都秤了交給他們。 26 我交給他們的有二十二噸銀子、三點四噸銀器、三點四噸金子、 27 共重八公斤半的二十個金碗和兩件貴重如金子的上等精銅器皿。 28 我對他們說:「你們和這些器皿是獻給耶和華的,金銀是自願獻給你們祖先的上帝耶和華的禮物。 29 你們要好好保管,護送到耶路撒冷耶和華殿的庫房裡,要在祭司長、利未人和以色列的各族長面前過秤。」 30 於是,祭司和利未人接過這些稱過的金銀和器皿,要帶去耶路撒冷我們上帝的殿裡。

返回耶路撒冷

31 一月十二日,我們從亞哈瓦河邊出發上耶路撒冷。我們的上帝施恩幫助我們,救我們脫離仇敵和路上埋伏之人的攻擊。 32 到耶路撒冷後,我們休息了三天。 33 第四天,我們在我們上帝的殿裡把金銀和器皿過秤,交給烏利亞的兒子米利末祭司。在場的還有非尼哈的兒子以利亞撒,利未人耶書亞的兒子約撒拔和賓內的兒子挪亞底。 34 每樣東西都被數過、稱過,其重量都被記錄下來。

35 從流亡之地歸回的人又獻燔祭給以色列的上帝,為全體以色列人獻上十二頭公牛、九十六隻公綿羊和七十七隻綿羊羔,並獻上十二隻公山羊作贖罪祭。這些都是獻給耶和華的燔祭。 36 他們將王的諭旨交給王的總督和幼發拉底河西的省長,眾官員都為民眾和上帝殿的工作提供幫助。

Footnotes

  1. 8·5 薩土」七十士譯本有此名字,希伯來文則無。
  2. 8·10 巴尼」七十士譯本有此名字,希伯來文則無。